Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder– Auteursrechtelijk beschermdDoornroosjeEen koning en een koningin willen al lange tijd een kind, maar ze krijgen er maar geen. Op een dag kruipt een kikker uit het water en voorspelt de koningin dat ze binnen een jaar een dochter zal krijgen. De dochter wordt geboren en de koning geeft een groot feest waarvoor hij ook de feeën uitnodigt. Maar omdat er dertien feeën zijn en hij maar twaalf gouden borden heeft, nodigt hij één fee niet uit. De twaalf feeën spreken op het feest ieder een wens uit als wondergeschenk zoals deugd, schoonheid en rijkdom. Nadat de elfde fee haar wens heeft uitgesproken, verschijnt plotseling de dertiende fee, die niet was uitgenodigd, ten tonele. Zij voorspelt dat het meisje zich op haar vijftiende verjaardag zal prikken aan een spinklos en daaraan zal sterven. De twaalfde fee kan deze wens niet ongedaan maken, maar wel verzachten: de koningsdochter zal door de prik in een honderdjarige slaap vallen. De koning laat alle spinklossen in het land verbranden om de wens van de fee niet in vervulling te laten gaan. Op de dag dat Doornroosje vijftien jaar wordt is ze alleen in het paleis en gaat ze alle kamers bekijken. Tenslotte komt ze bij een kamertje in een oude toren: daar zit een oude vrouw vlas te spinnen. Doornroosje is nieuwsgierig naar de draaiende spinklos, pakt hem vast en prikt zich ermee in haar vinger. Alles wat in het paleis leeft valt in slaap, en zelfs de wind gaat liggen. Rondom het paleis begint een doornenhaag te groeien die ondoordringbaar is en alles aan het zicht onttrekt. Omdat de mare de ronde doet dat Doornroosje zich daarachter bevindt, probeert zo nu en dan een prins zich een weg door de doornenhaag te banen, maar dat loopt telkens | |
[pagina 104]
| |
Uit een litho met taferelen uit de sprookjes van Perrault, firma Gangel te Metz, ca. 1850.
fataal af. Na honderd jaar doet een koningszoon weer een poging, en deze keer lukt het. Hij komt in het kamertje van Doornroosje en geeft haar een kus waardoor ze ontwaakt. Iedereen in het paleis wordt nu wakker en Doornroosje trouwt met haar prins.
Dit sprookje (‘Dornröschen’, nr. 50 in de Kinder- und Hausmärchen) hoorde Jacob Grimm van Marie Hassenpflug in Kassel. Het vertoonde in de opgetekende versie al sterke overeenkomst met het sprookje ‘La belle au bois dormant’ van Perrault (1697), maar in latere bewerkingen heeft Wilhelm Grimm nog meer trekjes uit de Perrault-versie overgenomen. Er zijn echter twee duidelijke verschillen: het motief van de voorspellende kikker aan het begin van het sprookje ontbreekt bij Perrault. Het komt al voor in Les contes nouveaux ou les fées à la mode (1698) van Madame d'Aulnoy. Verder is het slot anders: bij Perrault krijgen Doornroosje en de prins twee kinderen en trouwen ze pas nadat de vader van de prins is overleden en de prins koning wordt. Zijn moeder stamt uit een geslacht van reuzen en heeft de neiging om kinderen te eten. Dit leidt tot een reeks van verwikkelingen. Ze geeft tijdens de afwezigheid van de koning achtereenvolgens bevel om het dochtertje, het zoontje en Doornroosje te doden en als maaltijd op te dienen. Ze wordt misleid en vindt tenslotte zelf de dood. Een op die van Perrault lijkende versie treffen we al aan in de Pentamerone (1634-36) van Basile. Toch verschilt deze op enkele belangrijke punten met die van Perrault en Grimm. In de eerste plaats wordt Doornroosje niet door een spinklos gestoken, maar door een kafnaald van hennep die in haar vinger blijft zitten. Verder wordt zij in haar slaap door de prins bevrucht en wordt ze pas wakker nadat een van haar twee kinderen de kafnaald uit haar vinger zuigt. Dezelfde combinatie van motieven komt voor in de Franse middeleeuwse prozaroman Anciennes croniques d'Angleterre, faits et gestes du roy Perceforest et des Chevaliers du Franc Palais (1340). Waarschijnlijk heeft Perrault het motief van de bevruchting tijdens de slaap niet geschikt geacht voor zijn lezerspubliek. Dit gebeurt bij hem na het ontwaken van Doornroosje. Door de civilisering van het gedrag van de prins kwamen echter de motieven van de geboorte van de kinderen tijdens de slaap en het wegzuigen van de kafnaald uit de vinger van Doornroosje in de lucht te hangen. De kafnaald werd daarom vervangen door de spinklos. De sprookjes van Perrault en Grimm verschillen | |
[pagina 105]
| |
wat dit seksuele motief betreft dus duidelijk van hun voorgangers. Verschillende afzonderlijke motieven van het sprookje komen in oudere mythologische verhalen voor. De gebroeders Grimm zagen in het sprookje van Doornroosje een restant van het Oudgermaanse mythologische verhaal waarin de god Odin de walkure Sigfrida met een prik van een slaapdoorn in slaap brengt, waarna zij als de mens Brynhild door Sigurd weer tot leven wordt gewekt. Sigurd moet door een muur van vlammen heen om haar te bereiken. Jan de Vries is echter zeer sceptisch over een mogelijk verband tussen beide verhalen. Er is ook wel geopperd dat het sprookje van Doornroosje de neerslag zou zijn van een vegetatierite waarin het nieuwe jaar tot leven gewekt moet worden. Meer psychologische interpretaties van het sprookje zien hierin het rijpingsproces van een jong meisje uitgebeeld. Tijdens de puberteit (de honderdjarige slaap) schermt ze zich af (de doornenhaag) tegen het mannelijk geslacht en ontwikkelt ze zich tot vrouw. Men kan er ook meer in het algemeen het rijpingsproces van de menselijke ziel in zien, waarin tegenslagen zowel kunnen leiden tot desoriëntatie en inactiviteit als tot grotere kracht. De algemene bekendheid heeft het sprookje te danken aan de literaire traditie. Als mondeling verhaal is het relatief weinig (vooral in Europa en Amerika) opgetekend: in Nederland nooit, in Vlaanderen drie keer. Muzikaal werd de verhaalstof verwerkt door P. Tsjaikovski in zijn opera Doornroosje uit 1890. In 1959 werd de stof bewerkt door Walt Disney voor de avondvullende tekenfilm sleeping beauty, waaraan overigens onder andere ook het » Drakendoder-motief is toegevoegd. Op een andere manier geschiedde dit ook in de Suske-en-Wiske-strip De schone slaper van Willy Vandersteen, geïnspireerd op het Doornroosje-sprookje, maar verder vol tekstuele en visuele allusies op » Hans en Grietje, » Klein Duimpje en de reus, » Assepoester, » Blauwbaard, » Roodkapje, het Tinnen Soldaatje en » Repelsteeltje. ton dekker teksten: khm nr. 50; Perrault 1975, pp. 108-119. |
|