Van Aladdin tot Zwaan kleef aan. Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties
(1997)–A.J. Dekker, J. van der Kooi, Theo Meder– Auteursrechtelijk beschermdAssepoesterNa de dood van de moeder van Assepoester hertrouwt haar vader met een vrouw die twee dochters heeft. Assepoester wordt door haar stiefmoeder en stiefzusjes slecht behandeld. Wanneer haar vader op reis gaat vraagt hij wat hij voor haar zal meenemen. Assepoester vraagt hem om een takje van een boom. Ze plant dat op het graf van haar moeder, waar het uitgroeit tot een boom. Telkens wanneer ze naar het graf van haar moeder gaat, komt er een wit vogeltje in de boom dat haar geeft waar ze om vraagt. Wanneer de koning een driedaags feest organiseert, gaan haar beide stiefzusters erheen. Haar stiefmoeder wil niet dat Assepoes- | |
[pagina 51]
| |
ter meegaat. Ze gooit een schaal linzen in de as: alleen als Assepoester binnen twee uur alle linzen eruit gehaald heeft, mag ze mee. Assepoester roept twee duiven te hulp, die het karwei klaren. De stiefmoeder gooit vervolgens twee schalen linzen in de as die ze binnen één uur eruit moet halen. Ze roept nu alle vogels uit de buurt te hulp, die de linzen er binnen een half uur uithalen. Haar stiefmoeder laat haar echter toch thuis omdat ze geen mooie kleren heeft en niet kan dansen. Assepoester gaat naar de boom op het graf van haar moeder waar het vogeltje haar van mooie kleren voorziet. Ze gaat naar het paleis en danst daar aan één stuk met de prins, die met niemand anders meer wil dansen. Aan het eind van het feest weet ze aan de prins te ontglippen, gaat naar het boompje op het graf en trekt daar haar oude kleren weer aan. De tweede dag herhaalt zich dit: na de dans met de prins ontsnapt Assepoester weer via de tuin van het paleis. De derde dag krijgt Assepoester nog mooiere kleren van het vogeltje in de boom en een paar zeer kleine gouden schoentjes. Wanneer zij na de dans weer wil ontsnappen, verliest ze onderweg haar linker schoen. De prins verklaart geen ander tot vrouw te willen dan wie dit gouden schoentje past. Het schoentje is te klein voor de beide stiefzusters van Assepoester. De oudste snijdt een stukje van haar teen af om haar voet erin te krijgen. Wanneer ze met de prins langs het boompje op het graf van Assepoesters moeder komt, verraden de twee duifjes dat de schoen niet past (‘Roekoe, roekoe, bloed in de schoen’). De jongste stiefzuster snijdt stiekem een stukje van haar hiel af, maar wordt op dezelfde manier ontmaskerd. De prins brengt haar weer terug naar huis en vraagt aan Assepoesters vader of hij niet nog een andere dochter heeft. Deze zegt alleen nog maar een dochter van zijn eerste vrouw te hebben, een wat armoedig meisje, Assepoester, die onmogelijk de gezochte bruid kan zijn. De prins wil haar toch zien, en haar voet blijkt dan precies in de schoen te passen. Op de trouwdag van Assepoester en haar prins pikken de twee duiven beide stiefzusters de ogen uit.
Het Assepoester-sprookje (at 510, ‘Cinderella and Cap o' Rushes’) is een van de bekendste sprookjes. De naam van de heldin is zelfs een zelfstandig begrip geworden waarmee doorgaans vrouwen worden aangeduid die door hun directe omgeving ten onrechte met geringschatting worden behandeld. De populariteit van het sprookje hangt samen met het universele karakter van de thematiek: de meeste mensen kennen wel het gevoel bij anderen achtergesteld en niet op de juiste wijze gewaardeerd te worden. Rehabilitatie vindt in werkelijkheid slechts bij uitzondering plaats, en het is dan ook begrijpelijk dat het sprookje waarin die rehabilitatie van de zwakke en vernederde op volmaakte wijze tot stand komt, veel mensen direct aanspreekt. De twee belangrijkste motieven van het Assepoester-sprookje zijn het meisje dat door haar (stief)moeder slecht wordt behandeld, maar bovennatuurlijke hulp ontvangt van haar gestorven moeder (of ook wel van een dier, boom of fee), en het verlies van de schoen van het meisje waardoor de prins naar haar op zoek gaat. Het sprookje is zeer vaak in de mondelinge overlevering aangetroffen. Er zijn tot nu toe ruim zevenhonderd versies van opgetekend, de meeste in Europa. Het sprookje is daarnaast ook bekend in het Midden-Oosten, in Midden- en Zuid-Amerika en in Azië, tot in China en Japan toe. De oudste versie van het sprookje is in China in de 9e | |
[pagina 52]
| |
Assepoester. Vier afbeeldingen uit het Sprookjeskwartet naar sprookjes van de gebroeders Grimm, van de firma Jumbo.
| |
[pagina 53]
| |
eeuw neergeschreven. Deze grote hoeveelheid sprookjes, die onderling tal van verschillen vertonen, vormen tezamen de zogenaamde Assepoester-cyclus. Een eerste omvangrijke studie van dit complex en tevens de eerste wetenschappelijke studie over een sprookjestype maakte Marian Roalfe Cox aan het eind van de 19e eeuw. Zij analyseerde op minutieuze wijze de 345 haar toen bekende optekeningen van het sprookje. Binnen de Assepoester-cyclus kunnen enkele aparte sprookjestypen onderscheiden worden. Tot het eerste type (at 510a, ‘Cinderella’) behoren de versie van de gebroeders Grimm (nr. 21, ‘Aschenputtel’), waarop de hierboven gegeven samenvatting betrekking heeft, en die van Perrault (‘Cendrillon ou la petite pantoufle de verre’), die haar glazen muiltjes laat dragen. Dit type komt voornamelijk in Europa voor. De vroegste Europese schriftelijke neerslag van dit sprookjestype vinden we in de Pentamerone (1634-36) van Basile. Ook binnen dit Europese type treffen we weer allerlei variaties aan. Zo speelt bij Perrault (1697) de moeder van Assepoester geen rol en daarmee ook niet het motief van de boom op haar graf en de vogels die haar helpen. Assepoester wordt in de Perraultversie door een goede fee geholpen. Voorts vergaat het de beide stiefzusters bij hem aanzienlijk beter dan bij de gebroeders Grimm: hun ogen worden niet door de vogels uitgepikt, en de Franse Assepoester zorgt er zelfs voor dat ook zij een goed huwelijk sluiten, met rijke mannen. De Italiaanse versie in de Pentamerone kent evenmin als die bij Perrault de sterke band tussen moeder en dochter, maar bevat wel het motief van de reis van de vader van Assepoester en de geschenken die deze voor zijn dochters meeneemt. Het tweede sprookjestype van de Assepoester-cyclus kent een grotere verspreiding. Het begint met het motief dat het door haar stiefmoeder verwaarloosde meisje door een behulpzame koe wordt bijgestaan. Dit wordt door haar beide stiefzusjes ontdekt waarna de stiefmoeder de koe doodt. In de ingewanden van de koe bevinden zich kostbaarheden waaruit een boom met kostbare vruchten groeit die alleen door Assepoester geplukt kunnen worden. Aansluitend volgt de episode waarin Assepoester naar het bal gaat enzovoort. Dit sprookje is behalve in Europa ook in het Midden-Oosten en Azië opgetekend. Het vormt een combinatie van de typen at 510a en at 511 en is door de gebroeders Grimm in hun Kinder- und Hausmärchen onder de titel » ‘Eenoogje, Tweeoogje, Drieoogje’ gepubliceerd (nr. 130). In het derde sprookjestype (at 510b, ‘The Dress of Gold, of Silver, and of Stars’) van de Assepoester-cyclus ontbreekt het stiefmoedermotief. Het sprookje begint met de dood van de moeder van de heldin en de wens van de vader om zijn dochter, het evenbeeld van haar moeder, te trouwen. Zij ontvlucht haar vader en krijgt een nederige positie aan het hof van een koning. Het tweede gedeelte van het sprookje komt overeen met dat van de vorige typen en maakt het tot onderdeel van de Assepoester-cyclus. Dit type is voornamelijk in Europa opgetekend. Naast deze verschillen in sprookjestypen, die ieder hun eigen verspreiding hebben, zijn er motieven die, niet gebonden aan een specifiek sprookjestype, slechts in bepaalde delen van het verspreidingsgebied voorkomen. Een opmerkelijk verschil tussen de Europese en de Aziatische varianten betreft bijvoorbeeld het feest in het paleis. Terwijl in alle Europese versies het feest de plaats is waar de prins en Assepoester elkaar voor het eerst zien, ontbreekt dit motief vrijwel geheel in de Aziatische traditie. Voor zover daar van een feest | |
[pagina 54]
| |
sprake is, gaat het om een feest voor vrouwen waar de prins niet bij aanwezig is. Verder treffen we in Oost-Aziatische versies de vis aan als het behulpzame dier, terwijl dat elders vaak een koe of een geit is. Het is niet mogelijk om definitieve uitspraken te doen over tijd en plaats van ontstaan van deze sprookjes. De oudste optekening van het sprookje is een Chinese versie uit de 9e eeuw. Anna Brigitta Rooth komt in haar omvangrijke studie (1961) over dit sprookje op basis van de verspreiding van de verschillende typen en motieven tot de veronderstelling dat het moet zijn ontstaan in het Midden-Oosten, van waaruit het zich richting Europa en Azië kan hebben verspreid. Het oorspronkelijke sprookje zou dan al ca. 4000 jaar oud kunnen zijn. Andere onderzoekers manen wat dit betreft tot grote voorzichtigheid, alleen al omdat de Aziatische overlevering, vergeleken met de Europese, zeer gebrekkig is gedocumenteerd. Zo wijst Nai-Tung Ting in zijn studie (1974) van de Chinese en Vietnamese Assepoester-versies nadrukkelijk op de mogelijkheid van een oorsprong in Vietnam, vanwaar het zich richting Midden-Oosten en Europa kan hebben verspreid. Het Assepoester-sprookje is in Nederland slechts in Friesland opgetekend. Van der Kooi vermeldt een zevental varianten, waaronder een die volgens de sprookjesverzamelaar Dam Jaarsma al voor de Kinder- und Hausmärchen van de gebroeders Grimm in Friesland bekend moet zijn geweest. Volgens een notitie uit 1862 was het hier toen algemeen bekend, ook omdat het in die tijd als boekje of op prenten werd verspreid. Ook in Vlaanderen was het geliefd; uit dat gebied kennen we zeventien varianten. In het Assepoester-sprookje heeft men vaak een diepere betekenis menen te kunnen ontdekken. Zo is het in de vorige eeuw wel als een in oorsprong mythologisch verhaal over het verschijnen van de dageraad (Assepoester) geïnterpreteerd. Het verhaal is ook als een herinnering aan vroegere rituelen opgevat. In deze eeuw zijn psychologische interpretaties de boventoon gaan voeren, waarin de sprookjeshandeling als een symbolisch verhuld, psychisch rijpingsproces wordt geduid. Dergelijke interpretaties worden onderbouwd door aan de diverse sprookjesmotieven een passende symbolische betekenis toe te kennen: de tak die Assepoesters vader voor haar meebrengt, wordt bijvoorbeeld geduid als een teken van Assepoesters opkomende belangstelling voor het onbewuste; de onmogelijke taak om de linzenkorrels uit de as te verzamelen, wordt als een psychologisch proces geduid, waarin het bewustzijn orde in de chaos brengt. Het sprookje wordt daarnaast ook als weergave van een seksueel ontwikkelingsproces geïnterpreteerd. De schoen van Assepoester en het verlies ervan hebben hierin een uitgesproken seksuele betekenis, terwijl bijvoorbeeld haar vlucht uit het paleis van de prins wordt opgevat als een poging om haar maagdelijkheid te behouden. De sprookjestekst biedt veel aanknopingspunten voor dergelijke zingeving. Het sprookje van Assepoester is veelvuldig door literatoren bewerkt en gebruikt als stof voor opera en ballet, onder andere door Rossini (La Cenerentola, 1817), Johann Strauss (ballet Aschenbröbel) en Prokofjev (Assepoester, 1944). Bij voorkeur wordt de tekst van Perrault gebruikt, waarschijnlijk omdat de heldin hierin meer dan in de Grimm-versie op zichzelf is aangewezen. Ook als kinderboek en kinderprent is het sprookje zeer populair. Walt Disney heeft het, op basis van de Perrault-versie, in 1950 verfilmd (cinderella). Filmische parodieën treffen we onder meer aan in een muzikaal-pornografische rolprent | |
[pagina 55]
| |
getiteld cinderella 2000 (vs 1977) en in het komische cinderfella (Frank Tashlin, 1960) met de Amerikaanse komiek Jerry Lewis in de hoofdrol.
ton dekker teksten: Jaarsma 1949; khm nr. 21; Perrault 1975, pp. 77-85. |
|