Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi

[p. 79]

J. de Deckers
Goede Vrydag
Ofte
Het Lijden onses Heeren Jesv Christi.

[Tantae molis erat sceptrum confringere mortis.]^motto

Nadien ons dese dag te nooden schijnt veel eer¹

Tot klachten als tot kluchten:²

Soo voel ik my beweegt uw bitter lijden, Heer,³
En in uw lijden, laes! myn' sonden te besuchten.⁴

Een ander, Christe, mag (indien 't hem lust) een lied⁵

Op vorsten-daden smeden:

Voor my (ik spreke rond) 't en raekt 't en roert my niet⁷
Wat Caesar heeft gedaen, maer wat ghy hebt geleden.

Ik dencke menigmael nu aen die felle roên,

Nu aen dat valsch betichten,¹⁰

Nu weer aen kroon en kruys; wat kan ick beter doen,^9-1111
Als die gedachten eens uytwerpen in gedichten?¹²

motto Vgl. Vergilius, Aeneis, lib. I vs. 33: ‘tantae molis erat Romanam condere gentem.’ Vertaling van het motto: Zoveel inspanning kostte het, de heerschappij van de dood te verbreken.

1 Nadien: Omdat; nooden: aansporen, prikkelen.

2 klachten: klaagliederen; kluchten: verdichtselen, fictie. Vgl. de Inleiding, blz. 55 e.v.

3 beweegt: bewogen, aangedreven.

4 laes: helaas; besuchten: zuchten over.

5 Christe: Christus. Over de vocatief in De Decker's poëzie, vgl. het slot van zijn voorrede ‘Aen den Leser’, vóór de Puntdichten.

7 Voor my: Wat mij betreft; rond: openhartig.

10 betichten: beschuldigen.

9-11 nu ... Nu ... Nu ...: nu eens ... Dan weer ... Vervolgens; roên: geselroeden.

11 kroon: doornenkroon.

12 uytwerpen: uitstorten, spuien.

[p. 80]

 

En ick en hoeve hier toe 'k en weet wat Musen niet¹³

 

Om konst en kracht t'erlangen:¹⁴

15

Neen, neen: uw geest, die kracht in alle geesten giet,¹⁵

 

Geef kracht aen mijnen geest, en geest aen mijn' gesangen;¹⁶

 

 

 

Op dat ick, onvermoeyt van aerdsche sorgen, sing,¹⁷

 

Hoewel niet zonder schreyen,

 

Hoe swaer die smerte was die u door 't herte ging,¹⁹

20

En welk' een' doodt ons moest in 't eeuwig leven leyen.²⁰

13 hoeve: heb nodig.

14 konst: kunstvaardigheid; erlangen: verkrijgen.

15 geest, kracht, vgl. Hand. 1:8: ‘gy sult ontfangen de kracht des Heyligen Geests, die over u komen sal’; Micha 3:8: ‘ick ben vol krachts van den Geest des Heeren’.

16 Geef: Geve; geest: bezieling.

17 onvermoeyt: zonder vermoeid te worden.

19 smerte: pijn, vgl. Ps. 55:5: ‘Mijn herte smert in het binnenste van my’ (Kantt. ‘Dat is, lijdt smerte, als eener barender vrouwe’).

20 Vgl. Heiman Dullaert, Christus stervende: ‘En hoe het leven sterft om dooden te doen leven.’

Motto. In B alleen op de afzonderlijke titel-pagina.

19 A. harte
21-24 A. ontbr.