Goede vrydag ofte Het lijden onses heeren Jesu Christi
(1978)–Jeremias de Decker– Auteursrechtelijk beschermdVI Waardering voor het gedicht gedurende twee eeuwenVan het moment van verschijning af heeft het gedicht de bewondering van de kenners gewekt. Dat Brandt met zijn vijf medewerkers, waaronder Jan Vos, Jan Six en T. van Domselaar, het opnam in zijn Verscheyde Nederduytsche Gedichten (1651) met een prijzende aanbeveling, zegt reeds iets: ‘Dat de meeste (nl. van de hier opgenomen gedichten) Grotius, Hooft, Barlaeus, Huygens en Vondel voor Autheuren kennen: en dat d'andere, insonderheydt die van Martinius en Decker sich sterk maken, om sonder een anders hulp, sich self nae waerde te prijsen: en nevens de groote namen der grootste Poëten ... sulk een plaets en lof verdienen.’ Door verscheidene tijdgenoten werd het tot de beste poëzie van die tijd gerekend. Oudaen prees De Decker, vooral om zijn Goede Vrydag, in een lofdicht als het hoogtepunt van de Nederlandse poëzie: ‘niemand kan zoo hoogh Het Tempel-spits besteyg'ren, dan De Decker’Ga naar voetnoot1 en hij vreesde slechts voor een daling van het peil der poëzie, nadat de lijn van Spieghel via mannen als Hooft, Heinsius, Huygens, Vondel en Cats tot De Decker steeds opwaarts was gegaan. De lof die het gedicht ten deel viel, zal trouwens niet alleen | |
[pagina 69]
| |
aan de literaire kwaliteiten te danken geweest zijn. Het midden van de 17e eeuw heeft, indirect mede onder invloed van de barok als kunst der contra-reformatieGa naar voetnoot1, grote belangstelling gekoesterd voor de uitbeelding van Christus' lijden. Boven memoreerden we al een aantal boekjes met lijdensmeditaties, die na 1635 verschenen. De bundel Verscheyde Nederduytsche Gedichten bevat behalve Goede Vrydag een aantal andere lijdens-gedichten, nl. van Grotius, Franc. Martinius en Caspar van BaerleGa naar voetnoot2. Maar ook daarbuiten blijkt het een zeer geliefd onderwerp te zijn voor de dichters. In de reeds vermelde studie van Joh. Heesterbeek worden vergeleken de werken van Revius, Vondel, Anslo, Vollenhove, Oudaen, Brandt, De Decker, Lodensteyn en Dullaert over dit onderwerp. Even vanzelfsprekend als het is dat Goede Vrydag in de tijd van de barok in overeenstemming was met de heersende smaak, even evident is het dat men in de 18e eeuw, de tijd van de Verlichting en haar equivalent in de kunst, het rococo, wat huiverig stond tegenover dit intense beleven van het kruislijden. Het rococo houdt van satire en didactiek, en is afkerig van religieuze vervoering. Typerend hiervoor is b.v. Poot, die in zijn Werelt-toneel De Decker ‘een der braefste Dichthelden van Hollant’ noemt, en die iets citeert, ‘gehaelt uit den sierlyken en netten dicht-kruitwinkel van J. de Decker’, voorts driemaal iets aanhaalt uit diens Dooper en herhaaldelijk uit diens PuntdichtenGa naar voetnoot3; of Spex, die vindt dat De Decker ‘met sommige schrandere slagen zelfs Vondel te boven gaat’Ga naar voetnoot4; of Wagenaar, die alles noemt behalve de Goede VrydagGa naar voetnoot5. Nauwelijks is de 19e eeuw aangebroken, of juist Goede Vrydag vindt weer de meeste waardering. Het is de tijd waarin een door de pre-romantische gevoeligheid zachtgetint classicisme | |
[pagina 70]
| |
opgeld doet. Het woord vooraf van Jo de Vries voor zijn monografie van de dichter (1807) begint aldus: ‘Altijd vond ik iets behagelijks in de Gedichten van Jeremias de Decker. Eenvoudige en natuurlijke schoonheden bekoorden mij. Ook trok mij tot zich de zachtheid van aard en aandoenelijkheid des harte, overal uitblinkende, zodat ik, den dichter vereerende, den mensch lief kreeg.’ En over Goede Vrydag in het biezonder: ‘Onder de eerste voortbrengsels van zijnen Dichtgeest behoort de Goede Vrijdag, een bundel van uitnemende Gedichten op het lijden van Jezus; eene verzameling, niet, gelijk honderd dergelijken, lang, droog, en met geen ander bewijs van kunst, dan dat, waardoor men de woorden der Heilige Schrijveren met pijnigende moeite tot het rijm gedwongen heeft, maar los, vol vernuft, vuur en schildering, zoo dat men eerder meent Tafereelen te zien, dan Gedichten te lezen. Wie verbeeldt zich niet ooggetuige te zijn van het deerlijk geeselen des Heilands, wanneer hij onzen Dichter dus hoort spreken’Ga naar voetnoot1. Of de zeer typerende uitlating: ‘Niet alleen bezong de godvreezende de Decker het lijden des Heilands, maar in alles stelde hij zich Jezus voor als het volmaakte voorbeeld van deugd en goede zeden, en volgde dat zoo veel mogelijk’Ga naar voetnoot2. De hele eerste helft van de 19e eeuw is vol van de roem van Goede Vrydag en van zijn geestelijke vader. Karsemeijer noemt daar tal van bewijzen voor, en deze kunnen met verscheidene andere vermeerderd worden. Het loont de moeite, er hier een paar bij elkaar te zetten, omdat ze tevens het tijdvak van restauratie, romantiek en reveil zo voortreffelijk typeren. Dan allereerst Witsen Geysbeek in zijn inleiding tot de uitgave van 1827: ‘Echte godsvrucht, gemoedelijke vroomheid en Christelijke braafheid straalt allerwege in zijn gedichten door .... Hij omhelsde der Hervormden kerkleer, en paarde met eene warme, redelijke en opgeklaarde godsvrucht, gematigdheid, liefde en | |
[pagina 71]
| |
verdraagzaamheid jegens anders denkenden; alle kettervervolging en religiehaat verfoeijende, was hij even zulk een regtschapen en braaf mensch en burger als deugdzaam en naauw-gezet Christen, die meer hield van gemoedelijk betrachten dan stelselmatig gelooven’Ga naar voetnoot1. M. Westerman in zijn voorrede voor het 22e deeltje van Keur van Nederlandsche Letteren, gewijd aan Jermias (sic) de Decker (1827-1828): ‘Indien immer een dichter ontegenzeggelijk bewezen heeft dat het gevoel de eenige zuivere hoofdbron der kunst is, zoo is het de deugd en zinrijke Jermias de Decker, overal vindt men bij hem het vernuft door het gevoel bezield; en de indruk die het voorwerp op hetzelve maakte straalt altijd heerlijk bij hem door; naar den aard van hetzelve drukt zich zijn geest stout en krachtig, of eenvoudig en beminlijk uit.’ Van Kampen in zijn Beknopte Geschiedenis der Letteren en Wetenschappen in de Nederlanden, deel I (1821), blz. 208: ‘Vondel noemde hem een' Dichter van sierlijke netheid; ons komt het voor, dat het kenmerk van zijnen dichttrant gevoel was (hier voelt en tast men het verschil tussen de 18e en de 19e eeuw. W.B.); een gevoel hetwelk zich vooral hechtte aan de dierbare huisselijke betrekkingen van Vader en Broeder, ... en hetwelk ook in den Godsdienst, door het wreede lijden des Zaligmakers, diep getroffen werd.’ Ook voor Willem de Clercq is het echte, zuivere gevoel het meest karakteristieke van De Decker's werk, en ‘In zijnen Goeden Vrydag vinden wij een der verhevenste Gedichten, welke tot nu toe bij ons aan den Christelijken Godsdienst hunnen oorsprong verschuldigd waren.’Ga naar voetnoot2. Voor de romanticus Hofdijk is hij ‘de priester van het gevoel’ en Goede Vrydag ‘overstroomd met het volle licht van een rein, Christelijk gemoed, smeltende van liefde-vollen eerbied voor den Heer’Ga naar voetnoot3. | |
[pagina 72]
| |
Genoeg om te doen zien, dat men in deze periode de verhevenheid, de reinheid, de natuurlijkheid, en bovenal het gevoel in dit werk wist te waarderen. Opvallend is de eenstemmigheid van de oordeelvellingen door figuren, die wij in de cultuur-geschiedenis altijd streng van elkaar scheiden: typische restauratiegeesten als Siegenbeek en Van Kampen, een reveilman als De Clercq, een romanticus als Hofdijk verschillen betrekkelijk weinig in de toonaard van hun bewondering. Blijkbaar was er ook in dit tijdvak een algemeen levensgevoel, een algemeen geestelijk klimaat, dat de mensen meer samenbond dan ze zelf beseften en dat gunstig was voor de waardering van juist deze poëzie: natuurlijkheid, eenvoud en gevoel spreken al deze mensen aan. Het is geen geringe verdienste van De Decker dat hij al deze ongelijksoortige mensen, van Siegenbeek (1806)Ga naar voetnoot1 tot Van Vloten (1865)Ga naar voetnoot2 zo ongemeen geboeid heeft. Hoe deze waardering in het derde kwart der eeuw ten dele verdwenen is en bij sommigen zelfs plaats gemaakt heeft voor verguizing en kleinering, hebben we vroeger reeds gezien. Tevens, hoe daarnaast, geheel los van de gevoelsverheerlijking van de 19e eeuw, Goede Vrydag weer, veelal na grondige stijl-analyse, om zijn wezenlijke artistieke kwaliteiten werd gewaardeerd. |
|