De kennismaking
Wij zaten met zijn dertien verslaggevers, al zal het wel meer of minder zijn geweest, in de serre van Select op Montparnasse. Het moest al ver over middernacht zijn. Ik neem aan dat het de zevenentwintigste april 1928 was die plaatsmaakte voor de daaropvolgende dag van de kalender. De meesten trachtten zich in een Slavisch, Engels of Spaans dialect verstaanbaar te maken. Mijn buurman boog zich naar mij over: ‘Kent u Balanchine?’
‘Balanchine? Nee, maar dat zal wel een van die Witrussische oplichters zijn die in het kielzog van Diaghilev Frankrijk binnenstromen.’
‘Ja,’ lachte mijn buurman, ‘in het kielzog van Diaghilev. U moet bedenken, de dans leeft nog alleen maar bij drie volken, de Russen, de Javanen en de Amerikanen.’
‘De Russen... U bedoelt toch niet Balanchine?’
‘Nee, nee, ik bedoel Nzjinski, Fokine en Karsavina.’
‘Maar die zijn allang niet meer in Rusland.’
‘U vergist zich, zij zullen naar de geest Rusland nooit verlaten al zullen zij hun leven ook in Zürich of Buenos Aires moeten beëindigen.’
‘Droevig eigenlijk.’
‘Waarom droevig?’
‘Hoort u eens... De Javanen, bedoelt u die Javaanse prins uit het Musée Guimet?’
‘Ja juist, die Javaanse prins... Hoe is zijn naam ook weer? Nom de diou de diou de diou. Hoe is zijn naam ook weer?’
‘U denkt ook, geloof ik, aan Isadora Duncan, de Amerikaanse danseres?’
‘Ja, aan haar maar ook aan zoveel anderen. Over vijftig jaar