Verzameld werk. Deel 2. Gedichten(1985)–Cola Debrot– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] Winters Haar hart wordt daaglijks minder, haar leven spoedt ten eind. De winter blijft een hinder, ook als het zonlicht schijnt en, dwars over het laken, schuw naar haar mondhoek glijdt en waarschuwt om te waken en dreigt met eeuwigheid. Misschien dat hij terugkomt en haar nog eenmaal kust. Het hart, dat weer geducht pompt, weert zich naar hartelust. Hij heeft eindlijk vernomen dat zij hier op hem wacht en is met spoed gekomen diep in de winternacht. Hij heft haar in zijn armen, hij kust zo heerlijk koel. Zijn woorden zijn iets warmer: ‘ma mie, ma drue, ma poule.’ Vorige Volgende