Verzameld werk. Deel 2. Gedichten(1985)–Cola Debrot– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De profundis Door nacht'lijk blauw, in mijn angstdroom gevloden, verdwaal en dool ik met verhaaste tred, uit mijn onzalig, zij 't behaaglijk bed straks naar mijn wanhoop of mijn doem ontboden. Een nieuw hart heeft die U aanroept van node, O Heer, een nieuw hart en een nieuwe mens. Verlaat mij niet! Leen aan mijn vurige wens het oor! Ik klaag mij aan, een levend-dode! Ik ben geschapen naar Uw Eeuwig Beeld. Zo Gij niet redt, tot wie zal ik mij wenden, die mij mijn zondige loopbaan niet verheel nu ik U smeek: gord mij met moed de lendnen, opdat ik in mijn wanhoop niet verspeel 't blank licht, waarin mijn nacht koom' tot zijn ende. (vrij naar Quevedo) Vorige Volgende