Vaderlandsche historie. Deel 10
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 293]
| |
Achtste hoofdstuk.beroeping der vliesridders naer brussel. - de sectarissen slaen aen 't woelen. - eerste kerkverwoestingen. - margareets kloekmoedigheid. - beeldenstorm en plondery te antwerpen. - nagevolgd in de steden van vlaenderen en elders. - bedreiging der sectarissen van de hoofdstad aen te randen. - beraedslaging met de vliesridders. - margareet bedacht om naer bergen te vlugten. - verzekeringsbrieven aen de bondgenooten gegeven. - de preken toegelaten op zekere voorwaerden. - gedrag van oranje, egmont, hoorn en hoogstraten. - dier byeenkomst te dendermonde. - eene politieke omwenteling te voorzien. - aendrang van margareet by den koning tot diens overkomst. | |
1566.Terwyl de gouvernante nog immer wachtte naer het antwoord van Spanje, verzuimde zy niets om de openbare orde hier te lande te handhaven, en beriep in tyds de Vliesridders tot de vergadering | |
[pagina 294]
| |
welke, den 18 AugustyGa naar voetnoot(1), te Brussel moest gehouden wordenGa naar voetnoot(2). Doch te midden van hare beslommeringen, kreeg zy de treurige tyding dat de sectarissen zoo goed als meester waren in de aenzienlykste steden van Vlaenderen, alwaer zy de kerken en de kloosters bedreigden; want het was hun thans niet meer te doen om gewetensvryheid te bekomen, maer eerder om den catholyken godsdienst in de Nederlanden te vernietigen. Het gereedste middel dat de hertogin aenwenden kon, was den graef van Egmont, stadhouder dier provincieGa naar voetnoot(3), derwaert te zenden met de noodige instructiënGa naar voetnoot(4) om het kwaed te bevechten en de | |
[pagina 295]
| |
stedelyke overheden te rugsteunen. Egmont vertrok dan naer Gent, den 9 AugustyGa naar voetnoot(1), en bezocht vervolgens Brugge, Yperen en Audenaerde, maer handelde, om niets meer te zeggen, overal even zwakkelykGa naar voetnoot(2), want zyne tegenwoordigheid deed er meer kwaed dan goed: de valsche leeraers verklaerden aen alwie het hooren wilde dat de preken met des graven toestemming en goedvinden gebeurden en dat hy het over alles met hen eens wasGa naar voetnoot(3). Geen wonder derhalve dat zy stout weg de katholyke koningen en vorsten uitmaekten voor aenbidders van steenen beelden en gebakken brood, voor vereerders van knoken en beenen, voor aenroepers van doode menschen, enz. dat zy aen het | |
[pagina 296]
| |
hoofd der Kerk den naem dorsten geven van Anti-christ, aen de bisschoppen dien van zyne dienaers, aen de stedelyke wethouders die hunne pligt kweten dien van goddelooze vervolgers der waerheid, en vele andere groffigheden meer, ontstekende aldus den haet en de woede der bedorven menigte en deze in het harnas jagende tegen alles wat heilig en eerbiedweerdig wasGa naar voetnoot(1). Ook overvielen de nieuwsgezinden weldra de kerken, kloosters en abtdyen van West- en Fransch Vlaenderen, voornamelyk in de buert der steden, en hielden daer schandelyk huis. Alles werd uitgeplonderd, de beelden verbryzeld, de kostbare gewaden verbrand, biecht- en predikstoelen afgebroken, het aenbiddelyk Lichaem des Heeren zelf vertrappeld, de heilige oliën op den vloer gestort, de kerkhofkruisen neêrgesmakt, de graven opgebroken en geroofd, de grafschriften en gedenkstukken doorkerfd of vernield: kortom de razerny was zoo roekeloos, dat er, op weinige dagenGa naar voetnoot(2), meer dan vierhonderd kerken, klein en groot, het zy van | |
[pagina 297]
| |
binnen verwoest, het zy geheel of gedeeltelyk in puinen waren gelegd, erger ja dan of er de Noordmannen der negende eeuw jaren lang in uitgewoed haddenGa naar voetnoot(1). Middelerwyl, namelyk den 12 Augusty, was des konings antwoordGa naar voetnoot(2) te Brussel aengekomen, terwyl de laetste brief der gouvernanteGa naar voetnoot(3), waer vooral in aengedrongen werd op de vergadering der Staten-generael, nog onder wege naer Spanje was; maer Philip wist van die vraeg uit een vroeger schryven zyner zusterGa naar voetnoot(4), en had ze reeds afgeslagen in een post-scriptum op zyne brieven van 31 JulyGa naar voetnoot(5). Sedert verbood hy nog stellig aen de gouvernante zulke vergadering toe te latenGa naar voetnoot(6), | |
[pagina 298]
| |
en hy had volkomen gelyk: aen de Staten, in dat oogenblik, verlof geven van zich met het landbestier te bemoeijen en maetregelen te nemen tot herstelling der openbare rust, of zyne vorstelyke regten verzaken en al zyn gezag aen den nederlandschen adel afstaen, dat kwam nagenoeg overeenGa naar voetnoot(1); doch zulks kon men van den koning niet vergen. Op de eerste tyding van hetgeen er in Vlaenderen gebeurd was, zond Margareet zonder toeven den heer van RassenghienGa naar voetnoot(2) naer Ryssel, om het gepeupel in te toomen en te ontwapenenGa naar voetnoot(3). Niet | |
[pagina 299]
| |
minder kloekmoedig vertoonde zy zich den 15 Augusty toen, na eene preek in de buert van Vilvoorden gehouden, de sectarissen gereed stonden om de voorsteden van Brussel insgelyks op te schudden: de hertogin liet hun weten dat zy zelve, met haer hofgezin en lyfwacht, het zou komen beletten en de predikers onder hare oogen doen ophangenGa naar voetnoot(1). Doch ter nauwernood waren hare raedslieden en de Vliesridders in de hoofdstad vergaderdGa naar voetnoot(2), om met de gouvernante een eindelyk besluit te nemen over de laetste vragen der verbonden edelen, of zy hoorde dat de verregaendste wanorde te Antwerpen uitgeborsten was. Reeds den Zondag onder de Octave van O.L.V. Hemelvaert, zynde de 18 Augusty, hadden de sectarissen blyken van onwil gegeven, en zouden ongetwyfeld de plegtige processie gestoord hebben, waren zy niet wederhouden geweest door de tegenwoordigheid des prinsen van Oranje. Maer deze vertrok | |
[pagina 300]
| |
daegs daernaGa naar voetnoot(1) naer Brussel om de aangezegde vergadering by te woonen, en nog den zelfden avond was 't er op. Een jonge losbol van 17 of 18 jaren beklom, na het Lof, den predikstoel der hoofdkerk, en voer daer uit tegen den ouden godsdienst, verwekkende aldus eene groote verontweerdiging onder de geloovige menigte, tot dat een scheepsknaep grimmig naer boven liep en den woestaert by de voeten gevat hebbende, hem van den kansel trok. De tusschenkomst van den Schoutet stelde een eind aen dit eerste rumoer; maer den volgenden dag begon het spel voor goed. Het gemeen, opgeruid door zekeren Calvinist met name Herman ModetGa naar voetnoot(2), stoof tegen den avond de kerk | |
[pagina 301]
| |
binnen en ving aen met het beeld der heilige Maegd op den grond te halen en aen stukken te slaen. Het zelfde deden zy met de beelden der Heiligen, ja en met dat van Christus dat, boven den ingang van het Choor, stond of hing tusschen die der beide dusgenaemde Moordenaers. Deze twee bleven alleen gespaerd. Vervolgens vielen zy aen op de schilderyen, welke zy tot flarden scheurden. De autarenGa naar voetnoot(1) werden verbryzeld of voor eeuwig geschonden, de biechtstoelen vernield, de kostbare kerkgewaden verbrand, de gewyde oliën tot schoensmeersel gebruikt, het Tabernakel zelf verkracht en het aenbiddelyk Sacrament ysselyk onteerd: kortom, de geheele kerk, tot dan, door gansch Europa heen, zoo vermaerd om hare rykdommen en kunstgewrochten, was, op min dan vier uren tyds, verwoest, uitgeplonderd, en de | |
[pagina 302]
| |
vloer, voeten hoog, met puinen overdektGa naar voetnoot(1). Al deze baldadigheden waren gepleegd geworden door een honderdtal lieden van het slechtste gespuisGa naar voetnoot(2), zonder dat de katholieke burgery en even min de stedelyke overheid daer beletsel aen stelde, gelyk het gaet in zulke oogenblikken van eerste opstuiving der volksdriften: de goeden zyn als met lamheid geslagen, en het janhagel is doenvry. Aengezet door eenige belhamels, en gebruik makende van de werkeloosheid der stadsvoogden, verliet het, omstreeks middernacht, de kerk van O.L.V. om elders zyn goddeloos werk voort te zetten. Voorzien van fakkels en toortsen, van bylen en hamers, en onder het tieren van leven de Geuzen, stortten zy in aengroeijende menigte door de straten, kruis- noch andere beelden op de bruggen of de huisgevels sparende. Voor en na werden, op hunnen weg, de parochie- en klooster-kerken, de | |
[pagina 303]
| |
kapellen zelfs, met geweld ingeloopen en aen de verwoesting prys gegeven, zoo ylings voortvarende, dat er, tegen zonnen-opgang, niet ééne bidplaets meer ongeschonden was. De twee volgende dagen ging het even zoo: wat hier en ginds nog heel bleef werd verbroken, het inwendige der geestelyke gestichten afgezocht, refters en dormters uitgeroofd of ontheiligd, de kelders geledigd, de bibliotheken verhakkeld, boeken ja en handschriften met vet bestreken en door 't vuer verslonden, de moniken en kloostervrouwen mishandeld of uitgejaegd, waerna het geboefte naer buiten trok om ook in de voorsteden en bygelegen dorpen hunne razerny bot te vieren. De ryke Sint-Bernaerds abtdy had, onder anderen, zeer veel te lydenGa naar voetnoot(1). Van sedert een paer dagen nogtans waren de Gilden in de wapens geroepen en bewaekten de groote markt alsmede het stedelyk Raedhuis, vergaderplaets der overheden, doch zonder zich de kerken aen te dragen, waer Herman Modet en consoorten in preekten zoo veel het hun lustte. Deze | |
[pagina 304]
| |
lydelykheid vond echter een eind den 23 Augusty, toen de Magistraet verwittigd werd dat de beeldstormers in het Choor van O.L.V. bezig waren met de wapenschilden der VliesriddersGa naar voetnoot(1) los te maken en reeds dat van den koning neêrgesmakt hadden. Alsdan staken zy handen uit de mouw; de Schoutet Jan van Immerseel, vergezeld van een handvol schutters, trok naer de kerk, joeg de plonderaers daer uit, en deed er een tien- of twaelftal by den kraeg vatten om die naer het Steen te leiden. Vervolgens sloot hy de kerk toe, en beval nog dien zelfden dag eene galg op het marktplein te vestigen, tot dat de prins van Oranje, tydiglyk onderrigt en weêrgeroepen, verder over de oproermakers beslissen zou. Oranje keerde inderdaed | |
[pagina 305]
| |
haestiglyk terug naer Antwerpen, en deed daer, den 28steGa naar voetnoot(1), dry der gevangen booswichten in zyne tegenwoordigheid ophangen, en dry anderen uitbannen, waerdoor het tempeest haest gestild wasGa naar voetnoot(2). Men ziet met hoe weinig goeden wil en kloekmoedigheid het kwaed hadde kunnen belet zyn geworden; doch nu, mag men zeggen, was het te laet, want het verderfelyk voorbeeld te Antwerpen gegeven, was in alle de provinciën aenstonds bekend geweest, en had overal maer al te veel navolgers gevonden. Van den 20ste Augusty stond Gent in vuer en vlamGa naar voetnoot(3); reeds twee dagen vroeger was het te Audenaerde uitgeborstenGa naar voetnoot(4); te Door- | |
[pagina 306]
| |
nik begon het den 23steGa naar voetnoot(1), daegs daerna te Valencyn. Doch wat noemen wy hier eenige steden op? geheel het land werd verwoest: in alle de provinciën zoo van het Noorden als van 't Zuiden, weinige uitgezonderdGa naar voetnoot(2), zag men, nagenoeg te gelyker tyd ja en op dezelfde dagen, kerken en kloosters vernieldGa naar voetnoot(3) door de dweepende kettersGa naar voetnoot(4). De schade aen Nederland toegebragt, was onbereken- | |
[pagina 307]
| |
baerGa naar voetnoot(1): schade van beelden en schilderyen, van kostbare reliquie - kassen en heilige vaten, van gouden en zilveren kunstgewrochten, van sny- en dryfwerk, van edelgesteenten en peerlen, enz. Maer het grootste verlies van al, als onherstelbaer zynde, was dat van tallooze handschriften in onze ryke abtdyën bewaerd en welke roekeloos verscheurd of verbrand werden, in eenen tyd dat de boekdrukkunst nog zeer jong en dus ook verre was van al de schatten der Oudheid voor de nakomelingschap gered te hebben. De Lezer beseft van zelf hoe grievend, hoe verscheurend het voor Margareet moest zyn, van dag tot dag, ja men mag zeggen ieder uer, nieuwe tydingen te ontvangen van zoo veel afschuwelykheden en heiligschennissenGa naar voetnoot(2). Daerby voegde | |
[pagina 308]
| |
zich het gerucht, door moedwilligen verspreid, dat de beeldstormers eerlang naer Brussel zouden komen, niet alleen om daer insgelyks de kerken, ja de hofkapel zelf, te verwoesten; maer tevens om de gouvernante in hechtenis te stellen, tot dat zy alles vergund zou hebben wat men haer vragen wildeGa naar voetnoot(1). De vorstin gaf daer geloof aen, en voorwaer niet zonder reden. Zy vreesde zelfs voor haer leven en voor dat van Viglius die, thans meer dan ooit, in den haet stond der kettersgezindenGa naar voetnoot(2). Te midden echter van deze zware bekommernis mogt het voorwerp der vergadering, tegen den 20 AugustusGa naar voetnoot(3) aengezeid, niet vergeten blyven. Den 22ste, voor middag, gaf de gouvernante in den StaetsraedGa naar voetnoot(4) kennis van de brieven des konings, | |
[pagina 309]
| |
onlangs aengekomenGa naar voetnoot(1), en bragt in omspraek, 1o hoe men spoedigst de bevelen Zyner Majesteit uit zou voeren; 2o wat men diende te antwoorden op de laetste verzoeken der bondgenooten; en 3o welke middelen best geschikt waren om de ergernissen en de verwoestingen te doen ophoudenGa naar voetnoot(2). Op deze noodwendigheid in 't byzonder aendringende, hing de gouvernante een treffend tafereel op van de gruweldaden reeds gepleegd, en bezwoer hare raedslieden en de Vliesridders hunne pligten en eeden indachtig te zyn, byvoegende dat, wat haer aenging, zy nimmer de valsche leeringen der ketters gedoogen zou: ja, al vergunde de koning vryheid van godsdienst (wat hy gewis niet doen zou), dan nog zou zy liever het land ruimen, dan daer aen meê te werken, roepende God tot getuige dat zy haer eerder zou laten in stukken ryten, dan het voorvaderlyk geloof niet te handhavenGa naar voetnoot(3). Voorts gaf zy uitleg van de | |
[pagina 310]
| |
dry punten, door den koning toegestaan, en vroeg dat ieder zich daermeê tevreden hieldeGa naar voetnoot(1). De graven van Mansfelt, van Arenberg en van Berlaymont toonden zich gereed om hun leven te wagen voor's konings dienst; maer Oranje, Egmont, Hoorn en Hoogstraeten vonden de besluiten en vergunningen van Philip onvoldoende in dit oogenblik, en weigerden de wapens op te nemen tegen de sectarissen, voorgevende dat er meer dan vyftienduizend te Brussel alleen waren, welke men, met geweld te gebruiken, slechts verbitteren zou, en aenleiding geven tot grooter kwaed. De byeenroeping der algemeene Staten scheen hun het eenigste middel om de wanorde te stillenGa naar voetnoot(2). In eene avondvergadering van denzelfden dag, liep het gesprek over een ontwerp van ordonnantie om den voortgang der beeldstormery te beletten en het dragen van wapens te verbieden. Voorts | |
[pagina 311]
| |
werden de artikels voorgelezen van het antwoord dat men geven zou aen de afgeveerdigden der verbonden edelliedenGa naar voetnoot(1), sommigen van welke reeds te Brussel daer naer wachtten, en zeker met groot ongeduld: want men zeide aen de gouvernante dat, indien zy langer uitstelde, de sectarissen in de hoofdstad zelf en onder hare eigene oogen, alle de priesters en geestelyken, en mede hare hofbedienden zouden komen vermoordenGa naar voetnoot(2). Deze verwittiging, waer of valsch, naest andere ontzettende tydingen, welke haer gedurig ter ooren kwamen, verschrikte de hertogin meer en meer, dusdaniglyk dat zy, in den nacht van 22 tot 23 Augusty, eensklaps bevel gaf van alles gereed te maken om naer Bergen te vlugten, waer zy op veiligheid rekenen mogtGa naar voetnoot(3). Al vroeg in den morgen stond zy reisveerdig; maer Viglius, haestiglyk ten | |
[pagina 312]
| |
hove geroepenGa naar voetnoot(1), raedde Margareet dat voornemen stellig afGa naar voetnoot(2), en trok het gesprek zoo lang, dat weldra ook de leden van den Staetsraed verschenen, die op hunne beurt haer onder 't oog bragten hoe gevaerlyk haer vertrek uit Brussel in deze omstandigheden wezen zou, en hoe weinig zy te vreezen had, omringd zynde van de hoofden des adels en van de Vliesridders, allen gereed om, desnoods, bloed en leven voor haer op te offerenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 313]
| |
Ter zelver tyd kwamen de stedelyke overheden, van de zaek reeds verwittigd, Hare Hoogheid smeeken Brussel niet te verlaten, zeggende dat het volk daer aenstonds de stadspoorten gesloten hadGa naar voetnoot(1), en die voor niemand zou open maken. De vorstin was derhalve zoo goed als genoodzaekt in de hofstad te blyven, waer zy dan ook, schoon tegen haren dank, toe besloot, na den graef van Mansfelt tot kapitein van Brussel te hebben aengesteld, en hare lyfwacht versterktGa naar voetnoot(2). Dit alles echter was niet bekwaem Margareets onrust te stillen. Zy vreesde thans inzonderheid dat de edelen, op eene of andere wyze de algemeene Staten zouden byeen roepenGa naar voetnoot(3), of dat deze | |
[pagina 314]
| |
uit eigen beweging en zonder oproep zouden vergaderen, in beide welke gevallen binnen de vieren-twintig uren tyds heel de politieke Staet het onderste boven zou geraken, even als nu de kerkelykeGa naar voetnoot(1). Aldus niet wetende hoe de zaken te redden, en vooral bekommerd om de beeldstormery te stuiten; welke dagelyks nog algemeener werd, riep zy des avonds 23 Aug. den prins van Oranje met Egmont en Hoorn in hare kamer, en maekte hun haer genomen besluit kenbaer van | |
[pagina 315]
| |
aen de bondgenooten pardon te schenken naest de gevraegde verzekering dat zy van niemand iets zouden te vreezen hebben, met verlof tevens aen de andersgezinden van, onder zekere voorwaerden, naer hunne preken te gaenGa naar voetnoot(1). Zy voegde er nogtans by dat zy zulks niet vergunde uit overtuiging, maer gedwongen zynde door de omstandighedenGa naar voetnoot(2). Zoodan werden er, nog dien zelfden | |
[pagina 316]
| |
avond schynt het, brieven opgesteld, waerby de hertogin hare beloften schriftelyk uitdrukt en vernieuwt, mits de edelen, van hunnen kant, ernstiglyk medewerken om alle wanorde, heiligschennis en kerkverwoesting te doen ophouden en haer de hand leenen om de misdadigen naer behooren te straffenGa naar voetnoot(1). Deze brieven van verzekering werden vervolgens, door de dry opgenoemde leden des Staetsraeds en een paer andere hofbeambten, medegedeeld aen Lodewyk van Nassau en de overige afgeveerdigden der edelen die op hunne beurt plegtige brieven, door hen geteekend en bezegeld afleverden, waerby de vergunningen der gouvernante dankbaer aenveerd en de door haer gestelde voorwaerden tot eene toe bygestemd werden, met verklaring dat zy voortaen hun verbond voor te niet gedaen en afge- | |
[pagina 317]
| |
schaft hielden, zoo lang ten minste als de verzekering, door de landvoogdes in 's konings naem gegeven, eene waerheid bleveGa naar voetnoot(1). Ofschoon deze laetste woorden zeer veel onwil toonden, schreef niettemin Margareet, overeenkomstig het akkoord, brieven van 26 AugustyGa naar voetnoot(2) aen de provincieele justitie-raden en aen de wethouders der voornaemste steden om hun kennis te geven van hetgene zy aen den adel vergund hadGa naar voetnoot(3). Van hunnen kant zonden de afgeveerdigden der verbonden edellieden, in aller yl, naer Afflighem en Tongerloo, waer de geuzen gereed stonden om de vermaerde abtdyen van dien naem te plonderen | |
[pagina 318]
| |
en te verwoestenGa naar voetnoot(1). Deze beide stichten bleven dan voor het oogenblik gespaerd, even als andere waer tot dan toe de beeldstormers nog de handen niet hadden aen gestoken. Reeds den 24 Augusty werd een Doorniksch regtsgeleerde, met name Gielis Le Clercq, van Brussel naer Gent afgeveerdigd met eenen brief, door Lodewyk van Nassau en eenige andere heeren geteekend, en gerigt tot de hoofden der sectarissen, aen welke men de weet liet van het gesloten akkoord en bevel gaf om het volk in te toomen en geene baldadigheden meer te bedryven. Van dat oogenblik kwam er een eind aen de onlusten in de hoofdstad van Vlaenderen, en zoo weldra in de overige steden en provincienGa naar voetnoot(2). Men zou gezeid hebben dat alle de beeldstormers aen een en het zelfde commando gehoorzaemden; want zoo algemeen het onweêr geweest, en met gelyke hevigheid door gansch het land bykans op den zelfden stond uitgeborsten was, zoo ook bedaerde het overal te gelyk op een | |
[pagina 319]
| |
enkel woordGa naar voetnoot(1). Het blykt daeruit ten klaerste dat de verbonden edellieden de eerste oorzaek waren van het kwaed en dat zy alleen het, naer goeddunken, konden stuitenGa naar voetnoot(2). Het verwoesten van kerken hield dan voor 't oogenblik op, ja; maer de geesten bleven ontroerd en de kettersgezinden even driftig. Te Brussel zelfs was de godsdienst onderbroken, en de sectarissen, door Lodewyk van Nassau begunstigd, gingen naer Vilvoorden de preken bywoonen, zich beklagende dat men hun binnen de stad geene vergaderplaetsen aenwees, en voor reden gevende dat de burgers der hoofdstad zoo min slaven waren als die van Antwerpen of elders. Gelukkiglyk vond Margareet veel steun by den graef van Mansfelt alsmede by de stedelyke overheden, die niet alleen opentlyk verklaerden geene preken binnen Brussel | |
[pagina 320]
| |
te zullen gedoogen, maer zelfs de stadspoorten deden sluiten om het geloop naer de omstreken te belettenGa naar voetnoot(1). De gouvernante had intusschen den prins van Oranje terug naer Antwerpen laten gaen, terwyl de graef van Egmont, in zyne hoedanigheid van Stadhouder naer Vlaenderen keeren moest, en Hoorn bevel kreeg de sectarissen van Doornik te beteugelenGa naar voetnoot(2). Zoo werd almede de graef van Hoogstraten, ten zelfden einde, naer Mechelen afgeveerdigdGa naar voetnoot(3); maer geen van allen beantwoordde aen | |
[pagina 321]
| |
Margareets vertrouwen. Die heeren, het zy nu met goede of met kwade bedoelingen, toonden zich zwak ten aenzien der sectarissen, en gaven hun meer toe dan zy mogten of zelfs raedzaem was. De eerste inderdaed had nauwelyks eenige strengheid getoond tegen de belhamels der kerkverwoesters, of hy maekte, den 2 September, een akkoord met de Calvinisten van Antwerpen, waerby hy hun dry plaetsen in de stad vergunde om er hunne preken en godsdienst te houden op de zon- en feestdagenGa naar voetnoot(1), hetgeen hy dan ook, den zelfden dag, aen de Lutheranen toestond, grootelyks tegen den dank der gouvernante die hem zulks, in hare briefwisseling, duidelyk genoeg te kennen gafGa naar voetnoot(2). Eene byna gelyke inschikkelykheid toonde | |
[pagina 322]
| |
de graef van Egmont voor de Vlaemsche geloofsverzakers. Zynde den 8 September te Gent aengekomen, ondersteunde hy daer de wethouderschap, die het goed meende en niet toestemmen wilde dat er preken binnen de muren of in de buert der stad gedaen wierdenGa naar voetnoot(1). Doch sedert, immer wankel van aert, aangemoedigd of misleid door het voorbeeld van Oranje, ontzag hy zich niet in onderscheidene steden van Vlaenderen den nieuwen godsdienst toe te laten, ook daer waer, vóór het akkoord van 23 Augusty, de ketters nog niet gepredikt hadden en ja de plaetselyke overheden er | |
[pagina 323]
| |
volstrekt tegen warenGa naar voetnoot(1). Te Doornik ging het even zoo. De graef van Hoorn zynde, den 29 Augusty, derwaert gezonden, met last van de onlusten te doen eindigen, de wapens uit de handen des volks te halen en de stad aen 's konings gezag te onderwerpenGa naar voetnoot(2), werd er ontvangen, gelyk de prins van Oranje te Antwerpen, onder het geroep van Leven de koning en de Geuzen. Voorts nam hy zynen intrek by zekeren ryken Calvinist Jan Says, tot groot ongenoegen der wethouders, die daer niet dan kwaed uit voorspeldenGa naar voetnoot(3). Inderdaed, hy gedroeg zich zoo vriendelyk ten aenzien der andersgezinden, en zoo geneigd om hun, binnen de stad, een paer kerken in te ruimen, dat de gouvernante hem zulks, in hare brieven, stellig verbieden moest, | |
[pagina 324]
| |
en hare ontevredenheid te zynen opzigte meer dan eens te kennen gafGa naar voetnoot(1). Eindelyk, de graef van Hoogstraten, naer Mechelen afgeveerdigd, en daer aengekomen den 24 Augusty, legde almede kleinen yver aen den dag tot behoud dier stad tegen de aenvallen der kettersgezinden. Deze hadden, daegs te voren, daer nog groote heiligschennissen bedrevenGa naar voetnoot(2), en zagen nu weldra hunne voornaemste aenleiders opgesloten; doch sedert viel de graef zelf de gouvernante weêr lastig om de kwaeddoeners in vryheid gesteld te krygenGa naar voetnoot(3). Zulke toegevendheid van den kant der grootste | |
[pagina 325]
| |
edelliedenGa naar voetnoot(1) moest noodwendiglyk de stoutmoedigheid der sectarissen vermeerderen, vooral in Holland en Zeeland die mede onder het bestier van Oranje stonden, en waer hy zich even zoo inschikkelyk vertoonde als te AntwerpenGa naar voetnoot(2). Kortom, het was reeds zoo ver gekomen, dat men op geene gewetensvryheid meer doelde, maer eerder werkte om het oude geloof uit te roeijen en de kettery alleen te doen heerschen in de Nederlanden. 't Is hetgeen Margareet eerlang erkende, schryvende aen haer broeder dat er hier vryheid scheen te zyn voor allerlei godsdiensten, behalve alleen voor den katholykenGa naar voetnoot(3). 't Is waer, de prins van OranjeGa naar voetnoot(4) en andere | |
[pagina 326]
| |
heerschzuchtige heeren, om het voorvaderlyk geloof, waer de koning met hart en ziel aen verkleefd was, hier te lande te onderdrukken, wisten zeer wel dat die religieuze omwenteling niet te bewerken was dan te samen met eene politieke omwenteling. Daer legden zy dan ook op aen; en alhoewel zy met de meeste zorg al hunne werkingen geheim hielden, lekte daer toch van tyd tot tyd iets van uit, dat kwaed vermoeden gaf aen Margareet van Parma, welke niet naliet den koning daer kennis van te gevenGa naar voetnoot(1). De vorstin bedroog zich niet, als | |
[pagina 327]
| |
later maer al te duidelyk blyken zal uit de daden zelf van Willem den Zwyger. Ja, en van nu af was het blykbaer genoeg door de strevingen van Oranje en diens makkers die, voorziende dat Philip zich zyne erfstaten niet stilzittend zou laten ontvreemden, nacht en dag hunnen yver besteedden om, in Duitschland en eldersGa naar voetnoot(1), hulpbenden aen te wervenGa naar voetnoot(2), ten einde den koning het hoofd te kunnen | |
[pagina 328]
| |
bieden, wanneer hy gewapende magt herwaert zou zenden of er zelf naer dit land meê komen, om zyne vyanden volgens verdienste te straffen. Doch zonder den graef van Egmont kon Oranje, zoo min als de andere heeren, iets goeds of iets groots verrigten: en het schynt wel dat toen reeds de ligtzinnige prins van Gaveren zyne oogen begon te openen en rouwkoop kreeg van zich zoo ver te hebben laten vervoeren door de bondgenooten, wier heimelyke strekkingen, uit het verwoesten der kerken en velerlei andere wanbedryven blykende, hy thans beter inzag. Hoe 't zy, tegen het einde van September werd hy uitgenoodigd door zyn' ambtgenoot van Antwerpen, om met hem en met den graef van Hoorn te Dendermonde een gesprek te hebben op Donderdag 3den October. Tot reden of tot voorwendsel diende dat het meer dan tyd was elkander te verstaen, indien men niet wilde dat katholiekenGa naar voetnoot(1) zoo wel als andersgezinden tot eene volslagen slaverny gebragt wierdenGa naar voetnoot(2). Egmont | |
[pagina 329]
| |
zou liefst die onderhandeling uitgesteld hebben tot een nader samenkomen aen het hof te Brussel; maer hy dorst echter niet weigeren, en antwoordde in eenen brief van 1sten October dat hy te Dendermonde wezen zouGa naar voetnoot(1). Inderdaed, op den gestelden dag zagen de dry vrienden elkander in de vlaemsche stad, alwaer graef Lodewyk van Nassau en de graef van Hoogstraten zich mede vertoonden en, schynt het, nog eenige andere edellieden van het bondgenootschapGa naar voetnoot(2). Men weet niet nauwkeurig wat daer eigentlyk verhandeld werdGa naar voetnoot(3); doch het is zeker dat | |
[pagina 330]
| |
er vooral spraek was van 's konings gramschap en van diens wraekzuchtige voornemens zelfs tegen de grootste edelliedenGa naar voetnoot(1). Hiermede beproefde Oranje, door den mond van zyn' broeder LodewykGa naar voetnoot(2), den | |
[pagina 331]
| |
graef van Egmont over te halen om de wapens op te nemen en, aen het hoofd van een inlandsch leger, des konings overkomst te beletten; maer daer wilde Egmont niet van hoorenGa naar voetnoot(1), en zoo bleef alles stekenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 332]
| |
Wat daer van zy, de omstandigheden werden van dag tot dag slimmer, en het kwaed kankerde gedurig voort. Geen wonder derhalve dat Margareet, in alle hare brieven aen den koning, telkens meer en meer aendrong op de noodzakelykheid van naer deze landen te komen. Indien hy nog uitstelt, schryft zy hem den 17 AugustyGa naar voetnoot(1), zoo is alles verloren, de Staet zoo wel als de godsdienst. Twee maenden later zal er geen helpen aen zyn, zegt zy den 13 SeptemberGa naar voetnoot(2). Eindelyk schryft zy hem, den 16 October, dat zyn vader Karel V, om enkelyk de oproerige stad van Gent te dempen, te midden van den winter naer deze landen is gekomen, terwyl in dit oogenblik alle de provinciën in rep en roer staen, en dat derhalve de koning verpligt is alle andere belangen ter zyde te stellen om, in persoon en zonder toeven, zyne erflanden te komen reddenGa naar voetnoot(3). |
|