Vaderlandsche historie. Deel 10
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 152]
| |||||||
Vyfde hoofdstuk.gedrag des adels na het vertrek van granvelle. - de staetsraed verzet zich tegen de afkondiging van het concilie van trenten. - verregaende wanorde in de provinciën. - zending van egmont naer spanje en zyne instructiën. - zyne onderhandelingen met den koning. - des graven wederkomst en verslag in den staetsraed. - benoeming eener geestelyke commissie. - dier voorstellen nopens de strafwetten en de inquisitie. - wat, toen ter tyd, de inquisitie eigentlyk was. | |||||||
1564-1565.
Zoo was dan eindelyk de steen des aenstoots weggeruimd, en het land verlost van eenen ambtenaer die, als groot en klein beweerde, de oor- | |||||||
[pagina 153]
| |||||||
zaek was van al het kwaed dat hier geschiedde. Voortaen zou alles in de beste orde gaen, gelyk de heeren het aen den koning zelf voorzeid en verzekerd hadden. Inderdaed, de prins van Oranje en zyne beide vrienden waren eerlang te Brussel, alwaer zy, na elkander gesproken te hebben rakende den brief dien zy van 's konings wege hadden ontvangenGa naar voetnoot(1), aen de gouvernante lieten weten dat zy hunne plaets in den Staetsraed zouden hernemen, en deden dit werkelyk den 18 MaertGa naar voetnoot(2). Kort daerna gaven zy daer ook kennis van aen den koning in eenen gemeenen brief, die tevens dienen moest om hun vorig gedrag te regtveerdigen, met nieuwe betuiging van hunne getrouwheid aen zynen dienstGa naar voetnoot(3). En ook de andere | |||||||
[pagina 154]
| |||||||
tegenstanders van Granvelle, de markies van Bergen, de graven van Meghem en van Hoogstraten, de heeren van Montigny en van Brederode kwamen naer de hoofdstad, en toonden den bereidwilligsten yver om de hertogin in alles te believen en ter hand te staen. De leden der collaterale Raden, voortaen immer op hunnen post, werkten van 's morgens tot 's avonds, ja soms tot half nacht, om de gouvernante te overtuigen dat zy noch het land aen Granvelles vertrek iets verloren hadden, of liever dat het er door gered wasGa naar voetnoot(1). De hertogin zelf meende het zooGa naar voetnoot(2); in hare brieven aen den koning wist zy geen goed genoeg te zeggen van den vlyt harer raedslieden en geen kwaed genoeg van den kardinaelGa naar voetnoot(3) die, byaldien | |||||||
[pagina 155]
| |||||||
hy terug naer deze provinciën kwam, gelyk het gerucht vry algemeen liep, er niet levend meer uit zou gerakenGa naar voetnoot(1). Ja, en ook in Burgondié was hy nog te na by deze landen en vreesde men nog zynen boozen invloedGa naar voetnoot(2); zy vond dus dat het raedzaem ware hem naer Roomen te zenden, zullende hy daer niemand meer in den weg staenGa naar voetnoot(3). De twee andere leden der Consulta stonden by haer insgelyks op het zwarte blad; Viglius zelf, te voren zoo hoog geacht, was aen de hertogin hatelyk geworden, tot zoo verre dat zy niet alleen in zaken van gewigt zynen raed verzuimde, maer by den koning velerlei beschuldigingen tegen hem inbragtGa naar voetnoot(4), waeromtrent deze ambtenaer ernstige | |||||||
[pagina 156]
| |||||||
klagten liet hooren aen den kardinael GranvelleGa naar voetnoot(1). Men ziet, de gouvernante was begoocheld door hare thans geliefkoosde raedslieden, die aen de vorstin deden gelooven dat alles wel ging, terwyl inderdaed alles met rasse schreden naer 't verderf liep. De Raed van State was voortaen niet meer dan eene factie, door Oranje bestierd, en waer de andersgezinde leden, onder den scheldnaem van Cardinalisten, al hunnen vorigen invloed verloren hadden. Zoo stonden de zaken, toen de landvoogdes eene koninklyke Ordonnantie ontving van den 30 July 1564, waerby Philip bevel gaf de Decreten van het onlangs geëindigd Concilie van TrentenGa naar voetnoot(2) in deze provinciën aen te nemen en af te kondigenGa naar voetnoot(3). Hy was de eerste der katholieke vorsten die zich aen de besluiten der roemweer- | |||||||
[pagina 157]
| |||||||
dige kerkvergadering volkomentlyk onderwierp, en te regt: want de geloofspunten door het Concilie bepaeld en vastgesteld, dragen den stempel der goddelyke inspraek, en de wetten, uitgevaerdigd tot hervorming en verbetering der kerkelyke disciplien, dragen mede het kenmerk eener hoogstverlichte wysheid. Niettemin verwekte des konings bevel veel tegenspraek hier te lande, waer de aenhangers der nieuwe leerstukken hunne dwalingen door het alleen wettig gezag plegtiglyk gedoemd zagen, terwyl anderen opstonden tegen zekere verordeningen, als zynde daerdoor de regten en hoogheden des konings verkort en gekrenkt, zoo wel als sommige privilegiën der edele leenmannen of der provinciënGa naar voetnoot(1). Inderdaed, het Concilie had maetregelen genomen om de inmenging der wereldlyke magt in geestelyke zaken te beletten of te wyzigen, met andere woorden, om oude, doch by uitstek schadelyke misbruiken te weren, en het kerkbestier te onttrekken aen onervaren, ja dikwerf onweerdige handen. Zyne poo- | |||||||
[pagina 158]
| |||||||
gingen waren dus allenzins loffelyk, en des konings bereidwilligheid om de inzigten der Trentsche Vaders te vervullen, kan door geen regtschapen Christen misduid wordenGa naar voetnoot(1). Van dat gevoelen waren dan ook de leden van den Priveën-Raed, tot wie de ordonnantie eerst verzonden werd, als voornamelyk bevoegd zynde om den aert en de wettigheid der betwiste verordeningen van het Concilie te onderzoekenGa naar voetnoot(2). Zy vonden dat 's konings bevelen onvertoefd mogten uitgevoerd worden, zullende men, met tyd en stond, sommige moeijelykheden die er meê gepaerd gingen door wederzydsche inschikkelykheid ligt kunnen slechten. Maer toen de landvoogdes het vraegstuk voor den Staetsraed bragt, kreeg zy een geheel ander antwoord. De prins van Oranje verzette zich met byzonderen yver tegen de aenneming en de afkondiging van het Concilie, doende vooral naer gewoonte het tooverwoord van vryheid klinkenGa naar voetnoot(3), en bragt het zoo ver dat, op twee na, | |||||||
[pagina 159]
| |||||||
VigliusGa naar voetnoot(1) en HopperusGa naar voetnoot(2), al de leden des Priveën-Raeds omvielen en hem gelyk gavenGa naar voetnoot(3). De gouvernante, op hare beurt, schreef dan ook in dien zin aen den koningGa naar voetnoot(4) die, ofschoon by zyne meening blyvende en ontevreden over den wederstand dien hy ontmoette, niettemin toestemde om de bekendmaking zyner ordonnantie nog wat uit te | |||||||
[pagina 160]
| |||||||
stellen, en dat de hertogin middelerwyl de gemoederen zou trachten te winnenGa naar voetnoot(1). Deze hoogst gewigtige zaek bleef dan nog slepen, en de omstandigheden verslimmerden dusdanig, dat het van dag tot dag moeijelyker werd des konings bevelen uit te voeren. Alles lag, op dat oogenblik, in de grootste verwarring. In den Staedsraed zetelden de kopstukken die, vol van minachting voor de twee andere Raden (samengesteld uit geleerde en ervaren mannen, doch meestendeels van minderen rangGa naar voetnoot(2), alle zaken, zoo wel van justitie als van financie tot zich haeldenGa naar voetnoot(3), en willekeuriglyk over alles beschikten. De uitspraken van den Priveën-Raed werden ingetrokken of verydeld door dien van State, welke zich al mede inliet met de geloofszaken, gehoor gevende aen stedelyke regters of afgeveerdigden, en eigen- | |||||||
[pagina 161]
| |||||||
dunkelyke antwoorden uitbrengende, als bestonden er noch regels, noch wettenGa naar voetnoot(1). Die vermogende heeren deden nog erger: zy verkochten aen den meestbiedende zoo wel de geestelyke als de wereldlyke ambtenGa naar voetnoot(2), schandelyk voorbeeld, dat eerlang nagevolgd werd in de provinciën, zoo dat men daer ook alle bevelen over het hoofd zag, de edicten verzuimde en het regt veil stelde voor geld of vreemden invloed. Kortom, de wanorde heerschte algemeen, tot zelfs in het hof der gouvernante, wier secretaris Armenteros, door de edellieden gewonnen, of liever bedorven, de handen aen 's lands schatkist dorst steken en zoo onbeschaemd zyne zakken vullen, dat het volk zelf er van verontweerdigd wasGa naar voetnoot(3). | |||||||
[pagina 162]
| |||||||
Wy laten den Lezer denken wat er uit zulke regeringloosheid voortvloeijen moest in het stuk van godsdienst. Alle beletselen schenen nu uit den weg geruimd voor de vreemde en inlandsche sectarissen. De kettery triomfeerde in vele plaetsen en bedreigde heel het land. Sommige steden waren vergeven van goddelooze spotschriften; ontuchtige liedjens tegen de Kerk en tegen de heilige Sacramenten weêrgalmden op de stratenGa naar voetnoot(1); uitgeloopen moniken, afgevallen priesters predikten schandelyke leeringen en ruiden de menigte op, met zulk gevolg, dat er hier en ginds muiteryen ontstonden, vooral wanneer de volksdryvers door de overheid in hechtenis werden gesteld. Te Brugge en te Brussel brak het grauw de gevangenis open, en haelde | |||||||
[pagina 163]
| |||||||
er de pligtigen uitGa naar voetnoot(1). Te Antwerpen, waer het krioelde van fransche Calvinisten, hollandsche herdoopers en ander gespuis, was een gewezen karmeliet, met naem Christoffel FabriciusGa naar voetnoot(2), die zyne kap op den tuin gehangen en een wyf in Engeland gezocht had, stoutmoedig weêrgekomen, en zette er de hoofden in vuer en vlam. Hy werd eindelyk aengehouden en, den 4 October 1564, ter dood veroordeeld; maer toen de Schoutet met zyne hellebardiers hem naer de strafplaets leidde, raekte het gemeen aen 't woelen en randde de uitvoerders van het vonnis aen met eene hagelbui van steenen, dat niet alleen opgemelde ambtenaer, maer de scherpregter zelf de vlugt moest nemen, nadat deze echter in der haest den misdadige het hoofd had geklovenGa naar voetnoot(3). In andere steden ging het soms even woest, zoodat men geraden vond geene executiën in 't openbaer meer te doen, om grootere onheilen voor te komen. Het spreekt van zelf dat, op het platte land, er nog minder orde of tucht bestond. | |||||||
[pagina 164]
| |||||||
Daer speelden inderdaed niet slechts de sectarissen den baes, maer allerlei kwaeddoeners, dieven, muiters en booswichten gaven elkander de hand om, onder voorwendsel van godsdienst-vryheid, de kloosters uit te plonderen, de kerken te verwoesten, de plaetselyke overheden te rantsoeneeren, en zelfs de kasteelen te overvallen. Ja, eene bende dier deugenieten beproefden om meester te worden van Aelst en zich daer te versterken; doch de wethouders, in tyds verwittigd, sneden hun dien pas af, namen er een aental gevangen en knoopten ze aen de galgGa naar voetnoot(1). Zie daer eene kleine, zeer onvolmaekte schets van het heil dat uit het vertrek van Granvelle voorspeld, ja en aen den koning zoo wel als aen diens stadhouderes toegezegd was. De gouvernante, door hare raedslieden in slaep gewiegd, moest ten laetste toch ontwaken en de oogen openen over den ellendigen toestand der provinciën; maer nog voortdurend begoocheld door de persoonen die haer omringden, erkende zy de ware oorzaek der | |||||||
[pagina 165]
| |||||||
wanorde niet, en scheen inzonderheid bekommerd om den terugkeer van Granvelle te verhinderenGa naar voetnoot(1), waer nog immer van gesproken werd. Ieder wist dat de kardinael in gedurige briefwisseling was met den koning, en hem geene gunstige berigten gaf over de mannen die hier aen 't roer zatenGa naar voetnoot(2). Zyne vyanden zochten hem dan meer verwyderd te zien, opdat hy niet weten zou wat er in deze landen omging en zich niet langer met onze zaken kunnen bemoeijen. Dit gelukte hun. Philip had ja, in het begin, de hoop gekoesterd dat de haet tegen den kerkvoogd allengskens slyten zou, et dat deze zyn vorige plaets te Brussel met der tyd zou kunnen hernemen; doch verstaende uit vele brieven zyner zuster dat de edellieden van dag tot dag tegen hem nog meer verbitterd werdenGa naar voetnoot(3), besloot hy eindelyk hem naer Roomen te laten vertrekken om daer | |||||||
[pagina 166]
| |||||||
voortaen zyn verblyf te houdenGa naar voetnoot(1), iets waer eerlang de dood van paus Pius IV, voorgevallen den 9 December 1565, eene goede gelegenheid toe gaf. De kardinael zette zich, kort daerna, op reis, en ging het Conclaef bywoonen, in hetwelk, den 7 January 1566, Pius V tot hoofd der Kerk gekozen werd. Zoo ver echter was het nog niet gekomen, toen de gouvernante hare gewoone raedslieden byeen riep om middelen te beramen tot herstelling der openbare orde, in al de provinciën zoo deerlyk gestoord. Daer wisten Oranje en zyne aenhangers gemakkelyk weg meê. Zy vonden dat de strafwetten van Karel V voortaen onuitvoerbaer waren, ter oorzake van het overgroot getal der andersgezinden, weshalve de edicten ingetrokken of gewyzigd dienden te worden, en vryheid van godsdienst geschonken aen iedereen. Voorts om de misbruiken te weren welke in de regtspleging en 's lands geldbestier waren ingeslopen, scheen er geen ander middel te wezen dan den Raed van State te versterken door toevoeging van tien of twaelf | |||||||
[pagina 167]
| |||||||
nieuwe leden, het zy Vliesridders, het zy andere aenzienlyke heeren, en hem, aldus vermeerderd, de overhand te geven op den Priveën-Raed zoo wel als op dien van financieGa naar voetnoot(1). Doch om dit alles behoorlyk te regelen, was het noodig dat een der voornaemste edellieden naer Spanje afgeveerdigd wierde, ten einde den koning mondelyk kennis te geven van geheel den toestand der zaken in onze provinciën, en daertoe kon men niemand vinden meer bevoegd dan de graef van EgmontGa naar voetnoot(2). Viglius had omtrent dit alles andere gedachten. Hy erkende dat het getal der ketters groot was geworden, doch niet zoodanig dat men, in het punt van godsdienst, alle hoop verloren moest geven. Indien, zeide hy, de geregtslieden overal hunne pligt deden en zich streng toonden voor de belhamels en volksdryvers, het gemeen zou ligtelyk tot de waerheid weêr te brengen zyn en de moedwil te beteugelen, des te eerder dat de Trentsche | |||||||
[pagina 168]
| |||||||
kerkvergadering, door hare besluiten vele misbruiken geweerd en vele heilzame maetregelen genomen had. Maer de oorzaek der wanorde lag grootendeels in het gedrag sommiger edelen die, verre van de regters te ondersteunen en zelf zich aen de wetten te houden, den spot met alles dreven, de rustverstoorders in de hand werkten, en door slechte voorbeelden het kwaed verspreidden. Wat de schulden en de lasten raekte welke op het land drukten, die waren niet toe te schryven aen onachtzaemheid of verkeerd bestier van den Finantie-Raed, maer aen de laetste oorlogen met Frankryk, als iedereen wist. Ook kon men in die noodwendigheid niet voorzien dan met hulp uit Spanje of ruime geldmiddelen van wege de Staten, welke tot dan toe zich zoo onwillig toonden. De koning kende daerenboven zeer wel al onze noodwendigheden, en het was niet noodig gezantschappen tot hem te zenden, ten ware om zyn bezoek in deze landen te verhaesten, kunnende daerdoor alles best gered wordenGa naar voetnoot(1). Viglius had gelyk. Om de vorderingen der ket- | |||||||
[pagina 169]
| |||||||
tery te stuiten en om de orde, overal waer zy gestoord was, te herstellen, behoefde men niet naer Spanje te zenden met verlies van veel tyd; maer men moest hier ter plaetse de handen ineenslaen en te goeder trouw samenwerken tot het welzyn des lands. In 1564, alles in zyn geheel genomen, kwam het nog zoo zeer niet aen om de kettery uit te dryven, dan wel om haer te beletten van in te dringen en zich door de provinciën te verspreidenGa naar voetnoot(1). Het volk was toen wat het altyd is, begerig naer nieuwigheden en natuerlyk geneigd tot verboden dingen. Doch met het godsdienstig onderrigt te begunstigen en daer meer uitgebreidheid aen te geven, gelyk de koning verlangde, zou het zoo moeijelyk niet geweest zyn de menigte te verlichten en van de dwaling af te keerenGa naar voetnoot(2). Daerentegen behoorde men alle mogelyke strengheid te gebruiken en al de klem der openbare magt aen te | |||||||
[pagina 170]
| |||||||
wenden tot uitsluiting der ontelbare fransche en duitsche sectarissen, die op de grenzen rondzwierven, zoekende door allerlei streken, en onder allerlei vermommingen in onze steden binnen te sluipen, waer zoo veel te plonderen was. Tegen die vagebonden waren er geene wetten te scherp; maer wat deden de prins van Oranje en zyne makkers? Door hunne listen en hun heimelyk dryven onderhielden zy de ongerustheid des lands, zy belemmerden het werk der regeering, zy staken overal stokken in 't wiel, opdat, by middel der wanorde, de nieuwe leeraers te gemakkelyker mogten inrukken. En dan, wanneer deze, door de lafhertigheid of de oogluiking der overheden en geregtsdienaers, de onwetende menigte misleid en meegesleept hadden, dan deed men luidruchtige klagten wegens de strengheid der strafwetten; dan jammerde men over het groot getal slagtoffers die vallen zouden, indien de keizerlyke edicten langer moesten uitgevoerd worden: en waerom? Niet voorwaer uit medelyden met het arme volk, dat men wetens en willens had laten bederven; maer ten einde eene gelegenheid te hebben om tot den koning te zenden, en hem dingen te vragen welke | |||||||
[pagina 171]
| |||||||
men vooraf wist dat hy nimmer zou toestaen. Kort, men speculeerde op de onverzettelykheid van zyn geweten, om eene revolutie aen te brengen en zynen troon hier te lande om te storten. De zending des graven van Egmont werd dan besloten, en hy zelf had daer vrede meêGa naar voetnoot(1). Nu moest hy nog zyne instructiën krygen, welke Viglius opstelde in vry algemeene termen, als zynde 's lands toestand en noodwendigheden genoegzaem bekend aen den edelman om daerover met den koning breedvoerig te sprekenGa naar voetnoot(2); maer toen dat stuk voor den Staetsraed kwam, vond Oranje het verre van nadrukkelyk genoeg te wezen, en wilde dat de graef sterk aendronge op de verzachting | |||||||
[pagina 172]
| |||||||
der strafwetten, op de afschaffing der Inquisitie, op de hervorming van het regts- en finantie-wezen, en, als middel daertoe, het onderschikken der beide collaterale Raden aen dien van State. Voorts moest hy ronduit verklaren dat de verordeningen van Trenten niet mogten afgekondigd of uitgevoerd worden en vele andere dingen meer; want de prins wist zoo veel te zeggen, dat het avond werd eer hy uitgesproken hadGa naar voetnoot(1). Men zou den volgenden dag eene beslissing nemen. Maer ziet, Viglius, die Oranjes heimelyke bedoelingen geraden, en besloten had op de zaek weêr te komen ten einde zyne ambtgenooten nader in te lichten, was den ganschen, nacht daer zoodanig meê bekommerd en ontrust, dat hy des anderdags morgens, terwyl men hem kleedde, van eene beroerte geslagen werd, waer hy nogtans op korten tyd van herstelde. Joachim Hopperus verving hem dan, voor het oogenblik, in den Staetsraed, | |||||||
[pagina 173]
| |||||||
en voegde by het eerste opstel eenige andere punten naer luid van Oranjes bedenkingen, doch in zoo zachte woorden als het mogelyk was, en aldus gewyzigd ontving Egmont zyne instructiënGa naar voetnoot(1), met byzonderen last, van Margareets wege, om den koning dringend aen te manen tot eene reis naer deze landen of, byaldien Z.M. zulks niet doen kon, ten minste een stelligen gedragregel voor haer meê te brengen, waer zy, in ieder geval, zich naer voegen mogtGa naar voetnoot(2). Egmont vertrok dan kort daernaGa naar voetnoot(3) uit Brussel, | |||||||
[pagina 174]
| |||||||
zynen weg nemende over KamerykGa naar voetnoot(1) en verder door Frankryk. Te Madrid aengekomen in de eerste dagen van Maert, werd hy van den koning en diens hovelingen allervriendelykst onthaeld. Philip overlaedde hem zelfs met weldadenGa naar voetnoot(2) en toonde zich ten andere zeer geneigd om onze provinciën in hare geldelyke noodwendigheden ter hulp te komenGa naar voetnoot(3). Hy zou zeer geerne deze landen in persoon bezoeken, doch terug gehouden door de vyandlykheden der Turken die het eiland Maltha bedreigdenGa naar voetnoot(4), was hy gedwongen zyne reis | |||||||
[pagina 175]
| |||||||
nog een jaer uit te stellenGa naar voetnoot(1). Voorts zou hy zorgen voor de goede bediening van het regt, en desaengaende nieuwe berigten inzamelen van wege zyne zuster en den Raed van State; doch wat de godsdienstige belangen raekte, die kon of mogt hy niet verzuimen, maer zou ook daeromtrent middelen beramen, best geschikt tot behoud des geloofsGa naar voetnoot(2). Wat de koning nog al verder met den graef van Egmont verhandelde, blykt uit geene stellige oorkonden; maer in eenen brief dien deze edelman, kort na zyn vertrek uit Madrid, aen zyn' leenheer schreef, heet het dat hy met het volkomenste genoegen naer België wederkeertGa naar voetnoot(3). Egmont was de man niet om zulk gezantschap behoorlyk te vervullenGa naar voetnoot(4). Kleingeestig en laetdunkend, dacht hy dat Philip hem in alles had | |||||||
[pagina 176]
| |||||||
gelyk gegeven en beschouwde zich zelven als den redder zyns vaderlands, hetgeen hy ja te verstaen gaf in de brieven welke hy schreef aen zyne vriendenGa naar voetnoot(1). Ook, toen hy omstreeks den 10den April Spanje verlaten hebbende op het einde dier maendGa naar voetnoot(2) te Brussel weêrgekomen was, en de Raed van State den 5 Mei vergaderde om zyn verslag te hooren, zeide hy nog eens dat hy geheel en al voldaen was van zyne reis. De koning had hem byzonder wel ontvangen en hem met de meeste belangstelling aengehoord. Het bleek duidelyk dat Z.M. niet alleen onze provinciën ten zeerste beminde, maer bereid was de noodige middelen aen te wenden tot verzekering van 's lands heil en diens wys bestierGa naar voetnoot(3). De graef weidde dan uit over hetgeen de vorst hem mondelyk gezeid had, en las vervolgens de schriftelyke instructiën die hem meêgegeven en genoegzaem eensluidend waren. Wat de geloofszaken raekte, daer kon de koning geene veranderingen laten aen brengen, maer hy | |||||||
[pagina 177]
| |||||||
stemde toe dat zyne zuster eene Commissie benoemde, samengesteld uit twee of dry bisschoppen, eenige theologanten en bevoegde regtsgeleerden om, gezamentlyk met den Staetsraed, maetregelen te nemen tot uitbreiding van het godsdienstig onderwys en het instellen van goede scholen. Die Commissie zou mede te onderzoeken hebben of men de gebruikelyke straffen tegen de ketters niet beter door andere zou kunnen vervangen, enz.Ga naar voetnoot(1) Had Egmont daer vrede meê, dit koninklyk antwoord klonk minder wel in de ooren der OranjesgezindenGa naar voetnoot(2). Intusschen moesten Philips bevelen volbragt worden, en de gouvernante haestte zich om de dusgenaemde kerkelyke of geestelyke Commissie tot stand te brengen. Na ryp beraed noemde zy eerlang Martinus Rythovius bisschop van YperenGa naar voetnoot(3), naest die van NamenGa naar voetnoot(4) en van Sint- | |||||||
[pagina 178]
| |||||||
OmaersGa naar voetnoot(1), voorts de Presidenten der provincieele Raden van Vlaenderen en van UtrechtGa naar voetnoot(2), een der leden van den Mechelschen Grooten-RaedGa naar voetnoot(3), en eindelyk dry Leuvensche Godgeleerden, Joost van ThieltGa naar voetnoot(4), Cornelius Janssens of Jansenius, sedert bisschop van Gent geworden, en Wilmaer Bernaerts, leeraer in het kanoniek regtGa naar voetnoot(5). Deze dry laetsten, even als de opgemelde bisschoppen, | |||||||
[pagina 179]
| |||||||
hadden de kerkvergadering van Trenten bygewoondGa naar voetnoot(1) en waren zeer vermaerd om hunne deugd en wetenschap. Zy werden naer de hoofdstad geroepen, tegen den 25 Mei, onder voorwendsel van over de Trentsche verordeningen raed te slaen, ten einde aldus hunne samenkomst geene opspraek by het volk verwekken zouGa naar voetnoot(2). Op den gestelden dag waren de leden der Commissie te Brussel, en lieten zich aenmelden by het hof; maer het schynt dat de gouvernante nog eenige dagen vertoefde om hen te ontvangen, tot dat de prins van Oranje uit Holland weêrgekeerd wasGa naar voetnoot(3). Alsdan bragt zy voor den Staetsraed de vraeg of diens leden, gezamentlyk met de leden der Commissie, de aenbevolen zaek zouden verhandelen, dan of de laetstgenoemden afzonderlyk dienden te werken. Aen dit tweede voorstel hield zich Oranje, met Egmont en Hoorn, en het werd door de anderen bygestemd. De hertogin dan de | |||||||
[pagina 180]
| |||||||
Commissie beroepen hebbende, gaf aen hare leden kennis van de punten welke zy te onderzoeken hadden, hun opleggende alles geheim te houden en, na afloop hunner gesprekken, de uitgebragte gevoelens aen den Staetsraed mede te deelenGa naar voetnoot(1). De Commissie begon hare werkzaemheden den 1sten Juny, en zette die voort de volgende dagenGa naar voetnoot(2). Eindelyk, den 6den Juny, begaven de leden zich naer het hof en deden verslag van de uitkomst hunner beramingen, nagenoeg in dezer voege: Wat het godsdienstig onderwys des volks raekte, alsmede de wering der bestaende misbruiken onder de geestelykheid en het oprigten van goede kinderscholen, in dat alles had het Concilie van Trenten zeer wysselyk voorzien: diens verordeningen behoorden dus onverwyld afgekondigd en uitgevoerd te worden. Wat verder de strafwetten tegen de ketters aenging, zoo meenden zy dat het geenszins raedzaem ware veranderingen toe te brengen aen de plakkaerten en ordonnantiën welke | |||||||
[pagina 181]
| |||||||
sedert meer dan vyf-en-dertig jaren uitgeveerdigd en door den koning herhaelde malen vernieuwd waren. Doch, om alle ergernis te myden en volksbewegingen voor te komen, en tevens om de taek der regters te vergemakkelyken, stelden zy voor, by middel eener geheime instructie, hun toe te laten onderscheid te maken zoo wel tusschen de sectenGa naar voetnoot(1) als tusschen de afvalligen welke, volgens hunnen ouderdom, hunnen stand of byzondere hoedanigheid verschilliglyk mogten behandeld worden. Zoo kon de doodstraf behouden blyven voor de hardnekkigen, de kettersche leeraers en de oproerstichters, terwyl men de anderen zou kunnen verwyzen tot dwangwerken of hen, het zy in eeuwigdurend, het zy in tydelyk ballingschap zenden, met of zonder verbeurte hunner goederen. En de zulken die uit enkele ligtveerdigheid, uit zucht tot het nieuwe of andere dergelyke reden de wetten geschonden hadden, zonder in het hart de kettery aen te kleven, die zou men kunnen straffen met eene lyfskastyding, eene geldboet of, indien | |||||||
[pagina 182]
| |||||||
zulks noodig gevonden werd, met de uitbanningGa naar voetnoot(1). Dit officieel advies, schriftelyk ingediend en door de negen leden der Commissie onderteekend, werd door de gouvernante in den Staetsraed gebragt, waer eenige heeren het goedkeurden. Doch het mishaegde aen den prins van Oranje, die daer oogenblikkelyk tegen inbragt dat de koning, in zyne instructiën, het gevoelen des Staetsraeds niet gevraegd had, weshalve deze zich noch voor noch tegen het werk der Commissie te verklaren had, ten ware Z.M. dit stellig vorderde. In dezen zin uitten zich ook Egmont en Hoorn, alsmede de graef van MansfeltGa naar voetnoot(2), zoodat de gouvernante, | |||||||
[pagina 183]
| |||||||
kort daerna, het schrift der Commissie aen haer broeder overmaekte, met byvoeging der reden waerom de leden des Staetsraeds daer niet over gestemd haddenGa naar voetnoot(1). De Lezer raedt van zelf welke de verzwegen reden dier weigering was. Intusschen zal ieder erkennen dat het advies der kerkelyke Commissie van het hoogste gewigt is en veel licht verspreidt over de toenmalige omstandigheden; want het werd uitgebragt door bisschoppen, regts- en godsgeleerden, allen even vermaerd om hunne deugd en wetenschap en welke men, zonder in ongerymdheid te vallen, niet verdenken kan van slechten raed gegeven of van hun land en landgenoten niet lief gehad te hebben. Hieruit volgt dus ook dat de Inquisitie, die zy gehandhaefd wilden, niet zoo hatelyk en overdreven streng was, als de vyanden van het catholiek geloof haer deden voor- | |||||||
[pagina 184]
| |||||||
komen om het volk tot opstand te dryven. Wat is en was dan de Inquisitie? De Inquisitie is eene regtsmagt of jurisdictie, ingesteld om de ketters op te zoeken en te straffen. Deze instelling neemt haren aenvang van het einde der twaelfde eeuw, ingevoerd zynde door het Concilie van Verona ten jare 1184, en toen ter tyd inzonderheid gerigt tegen de Albigenzen, eene secte even zoo gevaerlyk voor den Staet als voor de Kerk, die reeds in het dusgenaemde LanguedocGa naar voetnoot(1) een bloedigen burgerkryg had ontstoken, en met groote moeite was gedempt geworden. Paus Innocentius IIIGa naar voetnoot(2), misnoegd over de fransche bisschoppen, omdat zy in die treurige omstandigheden hunne pligt niet behoorlyk hadden vervuld, noemde, in de eerste jaren zyner regeering, byzondere commissarissen met last van, by evocatie, dat is onafhankelyk van het gezag der kerkvoogden, de dwaelleer te bevechten. De zending dier | |||||||
[pagina 185]
| |||||||
afgeveerdigden, sedert inquisiteurs genaemd, had een dubbel doel: zy moesten, door de prediking en het onderwys, de afvalligen trachten tot bekeering te brengen, en tevens de vorsten, zoo wel als de magistraets-persoonen, aenmanen om de opstandelingen en de hardnekkigen te straffen. Met der tyd kregen deze pauselyke afgezanten een bestendig verblyf in sommige landen, waeruit dan de regtbanken der Inquisitie hier en ginds tot stand kwamenGa naar voetnoot(1). In onze provincien heeft zy nimmer een vasten zetel gehad, maer de inquisiteurs werden er aengesteld voor alle de gewesten in 't gemeen of, later, voor eenige in 't byzonder. Zoo noemde, in 1522, keizer Karel zekeren Franciscus Vander Hulst, lid des Raeds van Brabant, tot algemeenen Inquisiteur dezer landen, met last van de geloofsverzakers op te zoeken, in hechtenis te stellen en te straffen of te verzoenen, zoo nogtans dat hy geene voorloopige of eindelyke vonnissen mogt vellen zonder toestemming van Joost Lauwereys, voor- | |||||||
[pagina 186]
| |||||||
zitter des Grooten Raeds van MechelenGa naar voetnoot(1) en, waer het noodig was, met tusschenkomst van twee bekwame godgeleerden die, in geval van vryspraek, de misleide landzaten tot den schoot der Kerk zouden weêrbrengen, by middel van een voldoend onderrigtGa naar voetnoot(2). Volgens de kerkelyke wetten mogt zulke last aen geene leeken opgedragen worden; doch paus Adriaen VI, die Vander Hulst zeer wel kende, bevestigde hem, by derogatie, in zyn ambt, door brieven van 1 Juny 1525, met voorbehouding echter van het regt der bisschoppen om in hunne diocesen de inquisitie uit te oefenenGa naar voetnoot(3). Vander Hulst maekte zich hatelyk door eigendunkelykheid, tot zoo verre dat de gouvernante Margareet van Oostenryk zyne commissie opschortte en, volgens des keizers bevel, hare raedslieden byeenriep om te onderzoeken of het niet beter ware de geloofszaken aen 's lands bisschoppen over te latenGa naar voetnoot(4) en aen de geregtshoven, als by | |||||||
[pagina 187]
| |||||||
vroeger tyd gepleegd werd. Sommige leden waren daer voor, maer de meerderheid stemde er tegen, en de slotsom was dat de aertshertogin paus Clemens VII aenzocht om Vander Hulst te vervangen door benoeming van eenen of meer nieuwe inquisiteurs, stellende hem voor Olivier Buydens proost van Sint-Martens te Yperen, Nicolaes Housseau prior van het Scholieren-Dal te BergenGa naar voetnoot(1), en Nicolaes Coppin deken van Sint-Pieters te LeuvenGa naar voetnoot(2). Deze dry werden inderdaed door het hoofd der Kerk aengesteld en, na de dood van Nicolaes CoppinGa naar voetnoot(3), verving paus Paulus III hem door | |||||||
[pagina 188]
| |||||||
twee Leuvensche godgeleerden Ruardus Tapper of Tapperus, geboortig van Enkhuizen in Noord-Holland, deken van Sint-PietersGa naar voetnoot(1), en Michael Drieux of Driutius, Officiael des bisschops van Luik te Leuven, met regt, voor allen, van onderinquisiteurs te noemen in de verschillende gewesten, regt waer zy sedert gebruik van maekten, naer eisch der omstandighedenGa naar voetnoot(2). In het begin van 1546, regelde keizer Karel de pligten der inquisiteurs en van dier plaetsvervangers. Zy moesten, vergezeld van eenen bekenden notaris, in de hun aengewezen landstreken, onderzoek doen naer de ketters en die van kettery sterk verdacht waren, die verboden boeken lazen of byeenkomsten hielden waer het geloof in aengevochten werd. De ingezamelde berigten moesten door den notaris geboekt worden om vervolgens, waer het noodig scheen, door getuigen het zy | |||||||
[pagina 189]
| |||||||
wederlegd 't zy bevestigd te worden, onder groote straf tegen de valsche getuigen. De inquisiteurs en onderinquisiteurs mogten alle de onderdanen des keizers, van welken rang ook, beroepen en ondervragen, en de overtreders der Plakkaerten doen aengrypen en vast zetten, om door de wereldlyke magt gestraft te worden, welke, van haren kant, verpligt was de apostelyke commissarissen krachtdadiglyk te ondersteunen, de aengevangen processen voort te zetten, en de misdadigen naer luid der wetten te vonnissen. Voor het overige moesten de inquisiteurs met bescheidenheid te werk gaen, en tevens hunnen vlyt besteden om de heerschende misbruiken, aen den godsdienst schadelyk, te weren en de kerkelyke tucht, waer zy vervallen was, te herstellenGa naar voetnoot(1). Deze ordonnantie werd sedert meer dan eens vernieuwd en in sommige punten gewyzigd of uitgebreidGa naar voetnoot(2), niet alleen zonder tegenspraek, maer met toestemming der Collaterale Raden, der Vliesridders en ja, in de eerste jaren, met mede- | |||||||
[pagina 190]
| |||||||
werking der algemeene StatenGa naar voetnoot(1). Die zelfde verordeningen werden dan ook door Karels zoon Philip II gehandhaefd. En dat, onder diens regeering, de inquisiteurs den hun opgedragen last met de meeste matigheid vervulden; dat zy oneindig meer geneigd waren de afvalligen met de Kerk te verzoenen, dan om ze aen den wereldlyken arm over te leveren: zulks is niet alleen af te leiden uit de gekende hoedanigheden dier ambtenaren zelf, maer blykt tevens uit echte en allenzins geloofweerdige oorkonden. Zie hier eene enkele daedzaek. Den 25 January 1566, schreef Margareet van Parma aen de inquisiteurs Joost van ThieltGa naar voetnoot(2) en Michael Bayus, beide te Leuven woonachtigGa naar voetnoot(3), om narigt te hebben over hetgeen door hunne voorgangers en door hen zelven ambtshalve in Brabant verrigt was, met byvoeging van den regtshandel tot dan toe gevolgd tegen de ket- | |||||||
[pagina 191]
| |||||||
ters en geloofsverzakers. Korte dagen daerna ontving zy antwoord van de twee godgeleerden. Deze meldden haer dat zy in de papieren van vroegeren dag een proces gevonden hadden, opklimmende tot het jaer 1536, met het vonnis geveld tegen eenen Engelschman, te Antwerpen aengehouden en naer het slot van Vilvoorden gevoerd. Een tweede proces was, in 1555, uitgewezen tegen zekeren Leuvenaer met name Arnout Smet, en een derde van 1558, waerby zekere Joseph Vorit, religieus van het klooster Bethlehem in de buert van Leuven, veroordeeld was geworden. Maer behalve deze dry processen, in den loop van dertig jaren aengelegd en waervan de stukken nog bestonden, bleek het van elders dat nog andere persoonen door de inquisiteurs aengesproken waren geweest en tot openbare boetpleging verwezen of lyfelyk gestraft door de wereldlyke regters, welke zich immer bereidwillig hadden getoond. Wat verder de wyze raekte waerop men tegen de afvalligen voortgaet, zeggen zy dat, wanneer iemand, het zy door den roep van 't volk, het zy door byzondere lieden van kettery beschuldigd of aengeklaegd wordt, zy beginnen met de zaek wel te onderzoeken, en ver- | |||||||
[pagina 192]
| |||||||
volgens, indien er hoop is van bekeering, den aengeklaegde in 't geheim ernstig vermanen; maer, als er niets te hopen blyft of dat er groote ergernis by gegeven is, in dit geval wordt de misdadige in hechtenis gesteld en zyn proces wordt opgemaekt volgens de kerkelyke wetten en de keizerlyke edicten; doch vooral beproeft men telkens om door middelen van overtuiging de dwalenden op het goede spoor terug te brengenGa naar voetnoot(1). Men ziet dus klaer dat de Inquisitie, hier te lande gepleegd, dat wreed en bloedzuchtig voorkomen niet had hetwelk men haer heeft toegedicht. Men kan aennemen ja, dat, in sommige oogenblikken, de processen tegen de ketters, vooral tegen de oproerige volksdryvers, gemeen zyn geweest, en de straffen in haer zelve zeer streng (gelyk toen ter tyd het strafregt overal zich vertoonde); maer, behalve dat zulks door de andersgezinden immer vergroot werdGa naar voetnoot(2), blykt | |||||||
[pagina 193]
| |||||||
het ten overvloede dat men bermhertiglyk handelde met de onwetende menigte, en soms geheele bevolkingen spaerde, door dweepende leeraers misleid en meêgesleeptGa naar voetnoot(1). Doch wat aengaet de dusgenaemde Spaensche Inquisitie, met haren toestel van foltertuigen en auto-da-fés, is het zeker dat zy nooit in onze provinciën bestaen heeft, en dat de koning nimmer heeft gedacht om ze hier in te voerenGa naar voetnoot(2). Het was enkel een schrikbeeld, | |||||||
[pagina 194]
| |||||||
door de kwaedwilligen opgestoken om het volk te verbitteren en aen 't muiten te helpen. Intusschen zag het er, in 1565, allenzins slim uit. Aen den eenen kant wilde koning Philip de strafwetten en de Inquisitie gehandhaefd en, aen den anderen kant, stelde een deel des adels zich daer yverig tegen, waerdoor dan ook de processen voor geloofszaken nooit gansch gestaekt of ook nooit met de vereischte klem doorgezet werden, hetgeen noodwendiglyk op twee even schadelyke gevolgen moest uitleiden; want indien de misnoegdheid dagelyks aengroeide onder de menigte, welke men door grootspraek verschrikte, zoo werd tevens de kettery van dag tot dag stouter, dewyl de dwangmiddelen tegen haer aengewend, te zwak waren om ze te beteugelen. |
|