Vaderlandsche historie. Deel 9
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 628]
| |
Zeventiende hoofdstuk.godsdienstige toestand van belgië. - ryksdag van augsburg. - verbond tusschen de protestantsche vorsten en koning hendrik van frankryk. - opstand van hertog maurits van saxen. - des keizers vlugt uit innspruck. - de transactie van passau. - inval der franschen in lorreynen. - karel komt met een leger naer deze landen. - mislukt beleg van metz. - vyandlykheden van 1553. - teruanen en hesdin veroverd en vernield. - krygsfeiten van 1554 in henegau en picardyë. - voortgezet in 1555. - bestand van vaucelles. | |
1550-1556.Paulus III was gestorven den 10 November 1549, in den hoogen ouderdom van bykans 82 jarenGa naar voetnoot(1), en werd, den 8 February 1550, vervangen door Julius III. Aenstonds zond Karel eenen buitengewoonen afgezant naer Roomen, om den pas geko- | |
[pagina 629]
| |
zen kerkvoogd geluk te wenschenGa naar voetnoot(1), en tevens om hem aen te manen tot het herplaetsen van het Concilie in de stad TrentenGa naar voetnoot(2) en het voortzetten der vergaderingenGa naar voetnoot(3). De keizer hoopte nog altyd dat hy op een nieuwen Ryksdag, te Augsburg beschreven voor den 25 JunyGa naar voetnoot(4), de vorsten zou kunnen overhalen om zich, zonder achterhouding, te onderwerpen aen de beslissingen van het Concilie, en hy aldus de eenheid naest de openbare rust in het Ryk hersteld zou zien. Middelerwyl werkte | |
[pagina 630]
| |
hy hier te lande yveriger dan ooit om de kettery uit te roeijen, althans te beletten van zich meer en meer te verspreiden, gelyk het haer maer al te wel gelukt was gedurende de Duitsche onlusten. Het krioelde in onze provinciën van kettersche bybels, tractaten en vlugschriften; in steden en dorpen werden geheime vergaderingen gehouden, waer men de onwetenden en de eenvoudigen misleidde, van het katholyk geloof aftrok en tot oproer aenstookte; hier en ginds zag men uitgeloopen religieuzen beider geslachten het kwaed voorbeeld gevende en ergernis stichtende. Tegen dit alles had de keizer, of de gouvernante in zynen naem, Plakkaerten op Plakkaerten uitgeveerdigdGa naar voetnoot(1), doch welke allen door de ongunstige omstandigheden grootendeels waren verydeld geweest. Nu echter dat Karel de Schmalkaldsche bondgenooten overwonnen en zyn gezag in Germanië eenigerwyze bevestigd had, gaf hy te Brussel den 29 April 1550 een nieuw edict uit tegen de aenhangers en voorstanders der dwalingen van Luther, van OEcolampadius, van Zwingel, Bucer en Calvyn, met bedrei- | |
[pagina 631]
| |
ging van zware straffen tegen de overtreders, en met aenwyzing der besmette boeken welke het niet geoorloofd was te lezen of by het onderwys te gebruikenGa naar voetnoot(1). Den laetsten dag van Mei vertrok Karel met zynen zoon uit Brussel, en begaf zich over Leuven, Thienen, St-Truijen en Tongeren, naer Maestricht, waer Philip, den 6 Juny, plegtiglyk ingehuldigd werdGa naar voetnoot(2) en groote giften ontvingGa naar voetnoot(3). Vervolgens | |
[pagina 632]
| |
trokken onze vorsten, met de hen vergezellende krygsmagt, over Aken en Gulik naer Keulen, van waer zy den Rhyn opvoeren tot Mainz, en voorts over land Augsburg bereikten. Daer opende Karel den Ryksdag den 26 JulyGa naar voetnoot(1), maer vond de protestantsche leden veel minder gedwee dan hy verhoopt had. Hertog Maurits van Saxen, gelyk het gaet, ofschoon hy alles wat hy was aen den keizer dank moest weten, toonde zich den hardnekkigste van allen. Hy wilde van geene onderwerping aen het Concilie hooren, ten zy op voorwaerden die volstrekt onaennemelyk warenGa naar voetnoot(2); en alhoewel zyn | |
[pagina 633]
| |
kwaed voorbeeld door de andere vorsten niet aenstonds nagevolgd werd, maekte het echter zulken indruk op allen, dat er, in stede van bevrediging des Ryks, nieuw getwist en nieuw geworstel uit te voorzien was. De zaken sleepten tot in February 1551Ga naar voetnoot(1), alswanneer Karel de aenwezige ledenGa naar voetnoot(2) overhaelde om toe te stemmen in een decreet waerby, onder anderen, de noodzakelykheid van het Concilie erkend werd, naest de verpligting voor de vorsten van afgeveerdigden naer Trenten te zenden, zullende de keizer zyn verblyf vestigen | |
[pagina 634]
| |
in eene bygelegen stad, om de vergadering te beschermen en tot een wenschelyk einde te brengen, enz.Ga naar voetnoot(1) Maer toen was de bot reeds vergald. Van vóór den aenvang des loopenden jaers broeide de opstand onder de protestantsche vorsten, zoo verbitterd als ooit tegen de ware Kerk van Christus, wiens naem zy godslasterlyk inriepenGa naar voetnoot(2). De valsche Maurits van Saxen vooral, terwyl hy nog in schyn de belangen zyns weldoeners voorstond, werkte heimelyk om den koning van Frankryk tot den kryg op te hitsen en zyne hulp voor de duitsche vorsten te winnen. Zulks kostte niet veel moeite. Hendrik II had met zyns vaders kroon ook diens jaloersheid en nyd tegen het huis van Oostenryk geërfd, en zocht maer gelegenheid om op zyne beurt Karel afbreuk te doenGa naar voetnoot(3). Deze gelegenheid was welhaest gevonden. Den | |
[pagina 635]
| |
27 Mei 1551 sloot koning Hendrik een verbond van wederzydschen onderstand met Octavio Farneze, hertog van Parma en PlaisanceGa naar voetnoot(1), wien keizer Karel beide deze staten te regt betwistte, als leenroerig zynde van het hertogdom van Milanen, en buiten zyne toestemming of verlei door wylen Paulus III aen Octavio's vader afgestaenGa naar voetnoot(2). Terwyl de koning dus weêr op nieuw met zyne krygsbenden in Italië zat, was men hier te lande zeer bevreesd voor vyandlyke aenvallen van de Franschen, alhoewel Hendrik tot dus verre den vrede van Crespy niet had opgezeid. Het duerde inderdaed niet lang, of daer werden van hunnen kant vyandlykheden gepleegd, inzonderheid op zee tegen Hollandsche of Zeeuwsche handelschepenGa naar voetnoot(3), hetgeen dan ook, van onzen kant, door wederwraek vergolden werd, en tevens klagten | |
[pagina 636]
| |
verwekte van Karels wegeGa naar voetnoot(1). Daerop volgden tegenklagten van koning Hendriks zydeGa naar voetnoot(2), aenhouding zelfs van den keizerlyken gezant, en optogt van een fransch leger naer Franche-ComtéGa naar voetnoot(3). Het slot was dat, den 26 September, de oorlog aen Frankryk verklaerd werd, en dat het eerlang op onze grenzen begon te spooken. Gelukkiglyk had de koningin Maria in tyds goede maetregelen genomen om den vyand overal krachtdadig te keer te gaenGa naar voetnoot(4); maer zy was beducht voor het aenstaende jaer, wetende dat de hertog van Saxen kwaed vuer stookte by den franschen vorstGa naar voetnoot(5), en dat er derhalve een drydubbele kryg moest voorzien worden, hier, in Duitschland en in Italië. Maria bedroog zich niet. Den eigen dag dat zy haer keizerlyken broeder daervan verwittigde, | |
[pagina 637]
| |
namelyk den 5 October sloot Hendrik II een plegtig verbond met Maurits van Saxen. Onder voorwendsel van samen te werken tot de verlossing des landgraefs van HessenGa naar voetnoot(1), hertog Maurits schoonvaderGa naar voetnoot(2), moest deze met zyne vrienden, vóór de lente van 1552, een leger op de been brengen van zeven-duizend ruiters en voetvolk in evenredigheid, waermede zy alle de duitsche steden en | |
[pagina 638]
| |
landen die op hunnen weg lagen zouden opeischen om tegen den keizer party te nemen, of ze anders te vuer en te zweerd verwoesten. Van zynen kant zou koning Hendrik, binnen denzelfden termyn, met toereikende krygsmagt naer of over den Rhyn trekken, na vooraf te Basel eene geldsom te hebben geteld van twee-honderd-veertig-duizend kroonen voor de dry eerste maenden en, zoo de worsteling langer duerde, zou hy er maendelyks zestig-duizend betalen. Op deze voorwaerden mogt Hendrik zich meester maken van de keizerlyke steden Kameryk, Metz, Toul en Verdun, ja die als Vicaris des Ryks bestieren. Voorts zouden de duitsche vorsten hem helpen om Meiland te heroveren en, wilde hy zich op den rang stellen, zy zouden samenwerken om hem tot keizer te doen kiezenGa naar voetnoot(1). Dit verraderlyk akkoord, in 't geheim tot stand gebragt, werd nog een geruimen tyd ontveinsd door den KeurvorstGa naar voetnoot(2), die voortging met den | |
[pagina 639]
| |
keizer in den draei te houden tot dat hy al zyne toebereidselen gemaekt zou hebbenGa naar voetnoot(1). Karel was, van in 't begin van November, naer InnspruckGa naar voetnoot(2) vertrokken om digt by Trenten te wezenGa naar voetnoot(3), en bevond zich nagenoeg zonder krygsmagt; want hy had, in nood zynde van geld, zyne duitsche benden afgedankt, terwyl hy zyne Spanjaerts naer Hongaryë had gezonden om de Turken te bevechten, en bykans al zyne overige manschap naer Parma, alwaer de vyandlykheden voortduerdenGa naar voetnoot(4). Hertog Maurits, van zynen kant, had, in Thuringen, zoo stil mogelyk een leger verzameld van twintigduizend man en vyf-duizend peerden, waermede hy, in den loop van Maert 1552, haestiglyk naer Hoog-Duitschland afkwam, slepende onder wege alle de steden mede, en overal de kerken wedergevende aen de protestanten. Augsburg zelf, waer de keizer eene kleine bezetting had gelaten, viel hem, den 1sten April, in de handen, zette zyne | |
[pagina 640]
| |
katholieke wethouders af en herstelde den hervormden eerdienstGa naar voetnoot(1). Karel zag nu duidelyk genoeg waer dit alles naer toe ging, doch bevond zich buiten staet om er tegen op te komen, want daer bleven hem kwalyk vier à vyf-duizend man tot zyne bescherming. Reeds eenige dagen vroeger had hy beproefd om door onderhandelingen tyd te winnen, met een gesprek te Lintz voor te stellen tusschen zyn' broeder Ferdinand en den meineedigen Keurvorst die, nog altyd veinzende, daer gereedelyk in toegestemd en zich derwaert begeven hadGa naar voetnoot(2), latende middelerwyl het bevel over het leger aen den hertog van Mecklenburg. Intusschen zocht Karel uit Innspruck te geraken om, over het Meir van Constanz en door het Wurtembergsche onze landen te bereikenGa naar voetnoot(3), gelyk hy het met der daed beproefde in den nacht van den 6den April, zynen | |
[pagina 641]
| |
weg nemende naer FuessenGa naar voetnoot(1); maer hy vond er alle de bergpassen bezet door vyandlyke voorloopers, en was ten andere in zoo ziekelyken toestand, dat hy terug naer Innspruck moest keerenGa naar voetnoot(2). Wat dan gedaen? Het gesprek van Lintz, als men raden kan, bragt niets uitGa naar voetnoot(3), behalve dat er overeengekomen werd om op nieuw, den 26 Mei, te PassauGa naar voetnoot(4) in onderhandeling te treden, en ja van dien dag af tot den 10 Juny een bestand te sluitenGa naar voetnoot(5). Maer de sluwe Sakser rekende dat hy, vóór het eerstgemelde datum, zyn doel zou bereikt hebben. Inderdaed, reeds den 9 Mei stond hy weêr aen het hoofd van zyn leger, waer hy eerlang meê vooruittrok naer Tirol. Den 18den overrompelde hy Fuessen, kort daerop ReutteGa naar voetnoot(6), verjagende uit | |
[pagina 642]
| |
beide plaetsen een handvol keizerlyken te zwak om wederstand te doen, en weldra veroverde hy het slot van EhrenbergGa naar voetnoot(1), dat hem den weg naer Innspruck open maekte. Hy was thans maer een paer dagreizen meer van die stad verwyderd, en zou ongetwyfeld Karel verrast hebben, ware hy onder wege niet belemmerd geworden door oproerige huerbenden die haer loon vroegen voor het bestormen van pasgenoemd slot, en weigerden voort te gaen tot zy dat ontvangen hadden. Deze vertraging redde den keizer. In den nacht van 23 Mei vernomen hebbende hoe naby de vyand was, pakte hy zich haestig weg: in eenen draegstoel gezeten, omringd van fakkellichten, vlugtte hy door de onbegankelykste bergspleten heen, ja met gedurig levensgevaer en ondanks eenen plasregen, tot VillachGa naar voetnoot(2) tusschen de Norische en Carnische AlpenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 643]
| |
Ook de Vaders van Trenten hadden, sedert eene maend, het Concilie nogmaels opgeschorst. Vreezende voor de veiligheid hunner vergaderingen, sedert dat de kryg der protestantsche vorsten tegen het hoofd des Ryks op nieuw uitgeborsten en keizer Karel naer Tirol geweken was, besloten zy, in hunne zestiende zitting, gehouden den 28 April 1552, de werkzaemheden te staken, en betere tyden af te wachten om die te hernemenGa naar voetnoot(1). Terwyl de keizer te Villach, in dat afgelegen oord, zynen rampspoed zat te betreuren, was hertog Maurits, slechts eenige uren na Karels vertrek, met zyn leger te Innspruck aengekomen, en liet daer des vlugtelings achtergelaten bagaedje plonderen, verbiedende enkelyk de handen te | |
[pagina 644]
| |
steken aen hetgeen den Roomsch-Koning toebehoorde, want dry dagen later moest hy, volgens dat het bepaeld was, met Ferdinand te Passau op nieuw in gesprek treden, gelyk hy werkelyk deed. Daer hadden beide vorsten voor hunne eigene belangen te zorgen en ja elkander te ontzien. Ferdinand, immer, doch nu nog meer dan ooit bedreigd door de Turken, wenschte den vrede in Duitschland hersteld te krygen, om van daer hulpbenden naer Hongaryë te kunnen zendenGa naar voetnoot(1). Maurits, van zynen kant, behalve dat hy niet veel staet kon maken op de ryksvorsten welke hem thans ondersteunden, voorzag dat Karel het daer niet zou by laten, maer weldra hem nieuwe krygsmagt zou tegenstellen, aen het hoofd van welke misschien zyn eigen bloedverwant, Jan-Frederik, onlangs door den keizer vry gemaektGa naar voetnoot(2), | |
[pagina 645]
| |
hem het keurvorstendom van Saxen zou komen betwisten. Maurits had derhalve ook groote reden om, vóór het afloopen des bestands, tot een vergelyk met Karel te geraken; en de ryksvorsten, in persoon of door afgeveerdigden te Passau tegenwoordigGa naar voetnoot(1), zoo wel de katholyken als de protestanten, gelyk mede de gedeputeerden der vrysteden, verlangden even zeer een eind aen den kryg te zien, want geheel Duitschland had er ysselyk by geleden. Het kwam er dus maer op aen om gunstige voorwaerden van den keizer te erlangen. Weldra werden er aen dezen voorstellen gedaenGa naar voetnoot(2), en zelfs door koning Ferdinand ernstig ondersteundGa naar voetnoot(3); maer diens broeder was niet ligt over te halen om opofferingen te doen of toe te geven aen eedbreukige leenmannen die zyn gezag miskend en herhaeldelyk tegen hunnen wettigen heer de wapens | |
[pagina 646]
| |
gevoerd haddenGa naar voetnoot(1). Intusschen, hoe hoog Karel het ook mogt opnemen, hy werd niettemin genoodzaekt water in zynen wyn te doen; want behalve dat het twyfelachtig was of hy, met de worsteling, voort te zetten, in Duitschland eindelyk meester zou blyven, had hy nog elders de handen meer dan vol. Na veel over en weêr geloop en geschryf tusschen Passau en Villach, kwam het dan toch ten laetste tot een verdrag, in eerstgenoemde stad den 2den Augusty gesloten, en bekend onder den naem van Vrede of Transactie van Passau. De landgraef van Hessen moest in vryheid gesteldGa naar voetnoot(2) en veilig terug geleid worden naer zyn burgslot van RheinfelsGa naar voetnoot(3). De bondgenooten zouden de wapens neêrleggen en hunne krygsbenden afdanken vóór den 12den der loopende maend. Men zou binnen het halfjaer een nieuwen Ryksdag houden | |
[pagina 647]
| |
en middelen beramen om alle godsdienst-geschillen in 't vervolg voor te komen. In den tusschentyd, en ja in alle geval, zou de keizer, zoo min als eenige andere vorst, geenen dwang meer gebruiken tegen de belyders der hervormde leer, maer hun volle vryheid van godsdienst laten, gelyk wederkeerig de protestanten zich voortaen wachten moesten van de Roomschgezinden in hunne geestelyke regten of kerkplegtigheden te stooren, enz.Ga naar voetnoot(1). Op dezen voet was dan de openbare rust, voor het oogenblik, in het Duitsche Ryk hersteld, en nu kon keizer Karel al zyne aendacht besteden aen den kryg met Frankryk in onze landen. Zyne zuster Maria had niets verzuimd om de zuidelyke provinciën wel te voorzien; maer hare taek was zwaer. Koning Hendrik II had zoo haest het verbond met Maurits van Saxen niet geteekendGa naar voetnoot(2) of, nemende in zyne manifestenGa naar voetnoot(3) den hoogklinkenden titel van Beschermer der duitsche vryheid | |
[pagina 648]
| |
en ryksvorstenGa naar voetnoot(1), bragt hy in Champagne een leger op de been van meer dan vyftig-duizend man en zestig stukken kanon, waermede hy, in de eerste dagen van April 1552, in Lorreynen viel en het beleg van Metz aenving, of liever bezit nam van de stad; want de burgers, verdeeld onder elkander en niet zeer keizersgezind, openden vrywillig hunne poorten, uit vrees van anders overweldigd te worden en er veel aen toe te gevenGa naar voetnoot(2). Zoo deden ook de ingezetenen van Toul en van VerdunGa naar voetnoot(3), waerdoor de Franschen spoediglyk voortrukkende, weldra zoo goed als meester werden van geheel Lorreynen, ondanks de klagten der hertogin weduweGa naar voetnoot(4) die de middelen niet had | |
[pagina 649]
| |
om ze af te weren of zelfs niet om ze tegen te houdenGa naar voetnoot(1). Aengemoedigd door deze gemakkelyke veroveringen, wendde Hendrik zich, den 3den Mei, met zyne krygsmagt naer den Elsasz, in de hoop van daer even zoo kort spel te hebben, en Straetsburg onder zyne hand te brengen, van waer by over den Rhyn, ja tot in het hart van Duitschland doordringen kon. Jammer maer hy rekende mis: de Straetsburgers mistrouwden zich van den Beschermer der duitsche vryheid en, verre van het voorbeeld der inwoonders van Metz na te volgen, maekten zy zich gereed om duchtigen weêrstand te bieden; zoodat de Franschman, die te WeissemburgGa naar voetnoot(2) stil hield en reeds gebrek aen mondkost begon te lyden, niet verder dorst gaen. Daer kwamen de Keurvorsten van Trier en van Maintz hem aenmanen om van zyn opzet af te zien, latende | |
[pagina 650]
| |
hem hooren dat hy in Duitschland weinig of geenen byval zou vindenGa naar voetnoot(1). Hendrik wist daerenboven dat er te Passau van vrede gehandeld werd; en zoo het daer gunstig afliep, had hy geene reden meer om den Rhyn over te trekken. Doch wat hem vooral deed besluiten naer huis te keeren, was dat onze landvoogdes den tyd had waergenomen om niet alleen Luxemburg en de grenssteden aen dien kant behoorlyk te versterken, maer het zelfs zoo verre gebragt had, dat reeds de nederlandsche krygsbenden in Frankryk gevallen waren en daer zeer veel kwaed dedenGa naar voetnoot(2). Trouwens, Maerten van Rossem, thans even zoo yverig voor de keizerlyke belangen als hy die vroeger tegengewerkt had, was, met andere edellieden, aen het hoofd van een ontzaggelyk leger, de fransche grenzen overgetrokken, en liep het RethelscheGa naar voetnoot(3), vervolgens Champagne af, de ste- | |
[pagina 651]
| |
den bedreigende, de dorpen in brand stekende, tot tusschen Epernay en Châlons, waer hy slechts een twintigtal mylen van Parys verwyderd bleefGa naar voetnoot(1). Op de andere grenzen was men niet minder werkzaem. De graef van Roeulx voerde de wapens in Picardyë, terwyl de bezettingen van Henegau in de naburige streken den Franschen veel afbreuk deden, sloten veroverende en soms in het open veld den vyand groote schade toebrengendeGa naar voetnoot(2). Maer dit alles moest daer een eind nemen, toen koning Hendrik, in de laetste dagen van Mei, uit den Elsasz wederkeerende, met al zyne magt naer het Luxemburgsche kwam. Zulks was gelukkiglyk voorzien door onze landvoogdes, die in tyds toereikende krygsbenden derwaert geroepen of gezonden had, zoodat daer vyftig-duizend man en veertien-duizend peerden op verschillende punten de Franschen afwachttenGa naar voetnoot(3). Zy hadden bevel van de plaetsen wel gedekt te houden en, liever dan | |
[pagina 652]
| |
afdoende gevechten in het open veld te wagen, den vyand te kwellen, hem den toevoer van lyftogt moeijelyk te maken, zyne vorderingen te belemmeren, kortom, hem af te matten en tyd te doen verspillen, tot dat de keizer, na zyne zaken in Duitschland te hebben geregeld, bekwaem ware er zelf tusschen te komenGa naar voetnoot(1). Zoo geschiedde het dan ook: de Franschen, nog vyftig-duizend man sterk, doch grootendeels bestaende uit deugenieten en schurkenGa naar voetnoot(2), veroverden wel eenige kleine steden en sloten; maer het kostte hun dikwerf veel volks en verzwakte hen van dag tot dagGa naar voetnoot(3). Ter zelver tyd was op nieuw de graef van Roeulx met talryke manschap uit Henegau in Picardyë gevallen en speelde daer nagenoeg denzelfden rol als de Franschen in het Luxemburgsche, waerdoor deze ontrust en eenigermate van hun stuk afgeleid werdenGa naar voetnoot(4). Inderdaed koning Hendrik werd het spel | |
[pagina 653]
| |
moede, tot zoo verre dat hy, circa half July, de landstreek verliet, welke hy gemeend had aen zyn ryk te zullen toevoegenGa naar voetnoot(1), en langsheen de Henegauwsche grenzen naer huis trok, verbrandende onder wege Chimay en zyn slot, maer durvende Avesnes niet aenspreken dat hy te wel bezet vondGa naar voetnoot(2). Na den vrede van Passau, maekte Karel aldra gereedschap om een nieuw leger te verzamelen en het veroverde Lorreynen aen Hendrik II te komen betwisten. Van Villach naer BrixenGa naar voetnoot(3) vertrokken zynde op het laetste van July, wachtte hy daer naer de aenkomst van negen-duizend Spanjaerts, die zich in het Beijersche moesten vereenigenGa naar voetnoot(4). Daer kwamen eerlang vier-duizend | |
[pagina 654]
| |
Italiaensche voetgangers by, naest duitsche krygsbenden in groot getal, en aenzienlyke ruitery uit Bohemen, terwyl het noodige veld- en ander geschut te Innspruck bereid werd. In het begin van September, trok de keizer door het Wurtembergsche naer den Rhyn, latende aen zyne zuster weten dat hy den stroom te Straetsburg over zou zettenGa naar voetnoot(1), gelyk hy werkelyk deed den 15den der maend. Van daer zakte hy vervolgens af tot Landau in het ZweibruckscheGa naar voetnoot(2), met een leger dat, gedurig aengegroeid zynde, thans bestond uit meer dan zestig-duizend manGa naar voetnoot(3). De weg naer Lorreynen stond hier open voor den keizer die hem dadelyk insloeg, besloten hebbende Metz te belegeren, van welks verovering die der twee andere bisdommen en ja, mag men zeggen, de onderwerping van geheel Lorreynen afhing. Ongeluk- | |
[pagina 655]
| |
kiglyk was het reeds te laet op het jaer geworden, om met gunstige kans dat werk aen te vangen: ook raedden Karels beste krygsoversten het hem ten zeerste af, en vonden het veel wyzer de kleine steden achtervolgens in te nemen, om aldus meester te worden van het hertogdom, waerdoor de voornaemste stad, eindelyk geheel afgezonderd zynde, van zelf tot overgaef zou gedwongen worden. Aen dezen raed hadde Karel zich moeten houden; maer hy was te haestig om zyne eer te herstellen, en daerenboven al te eigenzinnig van aert om een opzet, door hem eens gemaekt, zonder dringende noodwendigheden te laten varen. 't Is waer, Metz, groot van omtrek, met uitgebreide voorsteden en geringe versterkingen, scheen geen langen wederstand te kunnen bieden; maer koning Hendrik, voorziende dat Karels eerste pooging op die plaets zou gerigt worden, had daer in tyds eene goede bezetting gesteld en er het bevel over gegeven aen den hertog van Guise, een' der uitstekendste oorlogsmannen zyner eeuw. Deze had dan ook niets verzuimd om de muren op te halen, om de vestgrachten te verdiepen, om alles wat in den weg stond zoo binnen als buiten te | |
[pagina 656]
| |
slechten, ja dag en nacht gewerkt, met eigen handen zelfs, om de stad bekwaem te maken tot ernstige tegenweer en haer wel te voorzien zoo van krygs- als van levensbehoeftenGa naar voetnoot(1). Den 19 October werd Metz ingesloten. Karel, die wederom aen het voeteuvel leed, gaf het bevel aen den hertog van Alva; maer deze had zich nauwelyks voor de stad vertoond, of die van binnen deden eenen uitval, waer een groot getal van keizerlyken het leven by inschoten. Dat was een slecht begin, en ach! op dien voet ging het voort: men telde onder de belegerden eene menigte van fransche vorsten en edellieden zoo onverschrokken, zoo happig naer krygsroem, dat de hertog van Guise moeite had om ze in te toomen. Meer dan eens zelfs moest hy de poorten der stad gesloten houden en de sleutels verbergen, om hen te beletten naer buiten te storten en den vyand in 't aenzigt te springen. Met zulke tegenstrevers kon het beleg niet dan traeg vooruitgaen, en zelfs de behaelde voordeelen werden gedurig verydeld door de bezettelingen. De bressen door de keizer- | |
[pagina 657]
| |
lyken in den dag gemaekt, werden in den nacht hersteld, de omgeworpen schansen even zoo spoedig weêr opgeheven, enz. zoodat na dry, vier weken arbeids, Alva nog zeer weinig gewonnen had. Den 20sten November kwam Karel in persoon er zich meê bemoeijen: hy was tot dan te DiedenhovenGa naar voetnoot(1) gebleven, en deed zich in eenen draegstoel naer Metz brengen, om door zyne tegenwoordigheid de belegeraers aen te wakkeren. Deze hernamen inderdaed hun werk met verschen moed; doch welhaest begonnen de najaersregens, tot groote belemmering van hetgeen er nog te doen was. De krygslieden stonden in 't slyk, de lyftogt kwam moeijelyk aen, de koortsen braken uit, vooral onder de spaensche en italiaensche knechten die minder bestand waren tegen het gure weder: zoodat er velen stierven of buiten dienst geraekten. Om er een eind aen te krygen, beval de keizer storm te loopen, dewyl zyn geschut breede gapingen in de muren had gemaekt; maer deze pooging mislukte: de belegerden toonden zich zoo onversaegd, zoo gereed om den vyand af te slaen, dat, | |
[pagina 658]
| |
in stede van op het eerste kommando aen te rukken, Karels soldaten roerloos bleven staen alsof hun de beenen versteend waren. Een ander middel werd aengewend, even zoo vruchteloos: namelyk men wilde de muren ondermynen en ze doen springen; maer regen en sneeuw stelden daer insgelyks veel beletsel aen, terwyl die van binnen door tegenmynen al de poogingen verydelden. Daer was dus geen doen aen: ook werd, na zes-en-vyftig dagen zwoegens, waer meer dan dertig-duizend man by verloren was geworden, het beleg, op het eind van December, opgebroken, tot hevig spyt van onzen vorst, die zich bekloeg dat het geluk hem voor goed den rug scheen te keerenGa naar voetnoot(1). Karel liet echter den moed niet zinken. Was hem te Metz de kans tegengeslagen, zyne Belgische krygsbenden, onder het bevel des graven van Roeulx, hadden meer dan eens voordeel behaeld in Picardyë en de omliggende landstreken, alwaer | |
[pagina 659]
| |
zy de stad Hesdin belegerd en, den 5 November, tot overgaef gedwongen haddenGa naar voetnoot(1). 't Is waer, die verovering hield geenen stand; want ter nauwernood was de pasgenoemde edelman, door het boos weder gepraemd, van daer vertrokken, of de Franschen maekten zich, vóór het einde des jaers, op nieuw meester van de stadGa naar voetnoot(2), weshalve de keizer thans nog eene reden te meer had om den oorlog voort te zetten. Van Metz weêrgekeerd zynde en hebbende zich eenigen tyd te Diedenhoven, vervolgens te Luxemburg moeten ophouden uit hoofde van ziekelykheid, zoo kwam hy den 6den February 1553 te Brussel aen, waer hy 's lands algemeene Staten beroepen had, en zy den 13den vergaderden. Geldbehoefte was het eerste voorwerp hunner beraedslagingenGa naar voetnoot(3). Zy voorzagen daer | |
[pagina 660]
| |
ruimschoots in, ofschoon de provinciën reeds meer dan overlast waren; maer de nood dwong. Ter zelver tyd besteedde men, door heel het land heen, den meesten yver om het leger te hernieuwen en in staet te wezen de vyandlykheden zoo haest mogelyk te hernemen. De graef van Roeulx inzonderheid had geenen duer, zoo lang hy Hesdin aen de Franschen niet zou ontrukt hebben; maer de keizer vond raedzaem eerst en vooral de hand te steken aen TeruanenGa naar voetnoot(1) dat, in dit oogenblik, zoo goed als afgezonderd was en de grootste moeite had om mondkost te krygen voor zyne bezetting. Kon men die stad veroveren, zoo had Vlaenderen weinig meer te vreezen voor eenen inval der Franschen en was meteen de weg gebaend tot het hernemen van Hesdin. Dit opzet ging door: den laetsten April 1553 werd Teruanen ingesloten | |
[pagina 661]
| |
door een leger van ongeveer dertig-duizend man, tot groote verwondering van koning Hendrik die daer slechts een handvol volks gesteld had, niet meenende dat de vyandlykheden zoo haestig zouden hervat worden, en vooral niet aen dien kantGa naar voetnoot(1). 't Is waer, het gelukte hem er, juist in tyds, versche manschap binnen te krygen, zoodat de plaets thans dry-duizend verdedigers had, en het achter hare vesten een geruimen tyd vol kon houden. Daer kwam by dat, te midden van het beleg, de graef van Roeulx, de beroemde Adriaen van Croy, die zyn' meester zoo vele jaren trouw gediend had en een van diens beste krygshoofden was, door de dood weggerukt werd. Het opperbevel ging dan over aen Ponce De Lalaing, heer van BugnicourtGa naar voetnoot(2), en was aldus in geene min ervaren handen als eerlang bleek; want alhoewel de koning nog eens de kans had van dryhonderd nieuwe mannen in de plaets te krygen, moest deze niettemin bezwyken voor Lalaings dapperheid, en werd stormenderhand ingenomen den 20 JunyGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 662]
| |
Zy was reeds in 1513 deerlyk gehavend gewordenGa naar voetnoot(1); maer dit mael spaerde men niets: de keizer, om voortaen dat gevaerlyk nest weg te ruimen, deed ze tot den grond toe slechten, de kerken zoo wel als de burgershuizen, dusdanig dat er de eene steen op den anderen niet bleefGa naar voetnoot(2). De buit, gemaekt in de veroverde stad, doch vooral de rantsoenen door de gevangen edellieden te betalen, gaven gelegenheid tot twist onder de keizerlyke krygshoofden. Om de kwade gevolgen des nayvers zoo veel mogelyk voor te komen, vertrouwde Karel het opperbevel over het leger aen zynen neef Emmanuel-Philibert van SavoyeGa naar voetnoot(3) die van in 1545, den keizer was komen dienen en, schoon nog jongGa naar voetnoot(4), reeds blyken had gegeven van | |
[pagina 663]
| |
mannenmoed en voorzigtigheidGa naar voetnoot(1). Alvorens hy echter aen het hoofd der krygsbenden verscheen, waren deze, volgens een vroeger besproken plan, door den heer van Bugnicourt opgeleid naer Hesdin dat, even zoo gevaerlyk zynde voor het Atrechtsche als Teruanen voor Vlaenderen, bestemd was om hetzelfde lot te ondergaen. Koning Hendrik verwachtte zich wel aen deze onderneming, maer gebruikte geene haest genoeg om ze te keer te gaen; want eer hy met zyne krygsmagt gereed was, had reeds het Belgisch leger de stad ingesloten en maekte er zich weldra meester van, zynde de bezetting voor het overtal geweken en naer het kasteel gevlugt. Daer hadden de onzen langer werk meê. Zy moesten het aenranden door myngroeven, welke dan toch in 't eind haer doel bereikten en ja, gepaerd gaende met toevallige ontbrandingen, aen eene menigte van fransche edellieden het leven kostten. De burg werd overweldigd den 18 July en, even als de stad zelf, | |
[pagina 664]
| |
zonder genade met den grond gelyk gemaektGa naar voetnoot(1). Zoo was dan de mislukte pooging op Metz meer dan vergoed voor den keizer, terwyl diens tegenstander Hendrik II zyn leed niet kon verkroppen. Hy had thans, na veel gesammel, toereikende krygsmagt verzameld om tegen de onzen in het veld te komen, doch liet, den 18den dag van Augusty, zyne voorhoede nog eens afslaen door den heer van Bugnicourt die, hadde een deel der ruitery zich niet vergist in het kiezen van haren weg, eene volkomen victorie behaeld zou hebben, en misschien tot Parys toe zou doorgedrongen zynGa naar voetnoot(2). Nu, daerentegen, kon Hendrik vooruit gaen en trok, in het begin van September, naer BapaumeGa naar voetnoot(3) in | |
[pagina 665]
| |
het Atrechtsche, kwansuis om dat te belegeren, doch inderdaed om van daer het naburig KamerykGa naar voetnoot(1)te overvallen. Voor de eerstgenoemde dezer beide steden werd niet veel verrigt: hare bezetting dreef de Franschen af, die ja de omliggende dorpen en kloosters neêrblaekten, maer tevens veel lyken op den weg lieten; en eer Hendriks leger de tweede stad bereikte, had Karel de noodige maetregelen genomen om haer te redden. Hy was den 30 Augusty uit Brussel vertrokkenGa naar voetnoot(2) om zich aen het hoofd der zynen te stellen, maer werd, door een nieuwen aenval van het podagra, genoodzaekt te Bergen te blyven. Des niettemin liep het te Kameryk gunstig af: de koning verloor veel volk in kleine gevechten met de bezettelingen, en weldra vreezende door de keizerlyken afgesneden te worden van zyne levensmiddelen, week hy den 15den September naer Cateau-Cambrésis om, vier dagen later, het veld voor goed te ruimen, trekkende naer Guise en St.-Quentin, alwaer hy een deel zyner manschap afdankteGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 666]
| |
Men ziet dat Karel er dit mael weêr met eere van afkwam. Hy ook liet du zyne benden uiteen gaen en keerde terug naer Brussel, niet zoo zeer om voor zyne wankele gezondheid te zorgen, als wel om zyne plannen op Engeland uit te voerén. Daer was koning Eduard den 6den July 1553 overleden, in den ouderdom van zestien jaren, na, eenige weken te voren, luisterende naer den raed des hertogs van Northumberland, diens schoondochter, Joanna GrayGa naar voetnoot(1), tot erfgename aengesteld te hebben met uitsluiting zyner twee zusters MariaGa naar voetnoot(2) en ElisabethGa naar voetnoot(3). De ongelukkige Joanna droeg de kroon slechts tien dagen: erkend zynde den 9den July, werd zy den 19den door eene vyandige staetsparty van den troon geworpenGa naar voetnoot(4) en vervangen door | |
[pagina 667]
| |
Eduards oudste zuster Maria, de eigen nicht van keizer Karel. Deze had tot dan niet gewacht om de regten van Maria en dus de belangen van zyn eigen stamhuis voor te staenGa naar voetnoot(1); maer thans de weet van hare verheffing ontvangen hebbende, legde hy weldra alles in het werk om eenen echt met zynen zoon Philip tot stand te brengenGa naar voetnoot(2), en zulks gelukte volkomen. De vorstin gaf hare toestemming den 30sten October. De zaek leed echter nog grooten tegenstand, vooral van den kant der Engelsche Grooten die, verhard in hunnen afkeer van Roomen, den ondergang hunner nationale kerk vreesden en, in Maria's echt met eenen by uitstek katholieken vorst, den triomf voorzagen van het oude geloof, waer de koningin niet minder dan wylen hare godvruchtige moeder, aen gehecht was. | |
[pagina 668]
| |
Maer zy was even standvastig in hare besluiten, en wat men ook uitzocht om haer eenen anderen echtgenoot te doen kiezen, zy hield zich aen het eens gegeven woord en voltrok haer huwelyk met Philip, vertegenwoordigd door den graef van Egmont, den 6den January 1554Ga naar voetnoot(1). Hiermede werd er nog geen eind gesteld aen de misnoegdheid van velen: neen, Maria had nog ernstig te worstelen met eene sterke party, heimelyk ondersteund door den koning van Frankryk, tot dat, in den loop van den zomer, Philip zelf met eene welbemande vloot naer Engeland kwam, en daer, den 25 July, zynen echt plegtiglyk slootGa naar voetnoot(2), waerna de gemoederen allengskens bedaerdenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 669]
| |
Terwyl Hendriks afgeveerdigden by het hof van Engeland hun best deden om stokken in 't wiel te steken, was hy zelf werkzaem om zoo vroeg mogelyk den kryg tegen onzen vorst te hernemen en de schade te wreken die hy het jaer te voren geleden hadGa naar voetnoot(1). Hy liep zelfs dit mael den keizer haestig voor; want op het oogenblik dat Karel 's lands Staten te Brussel vergaderd had en hun nieuwe hulpgelden vroegGa naar voetnoot(2) tot krachtdadige verdediging der provinciën, had Hendrik II reeds dry verschillende legers op de been gebragt, waer hy, in April 1554, alle onze grenzen te gelyk meê aenrandde. 't Is waer, de Franschen vonden ons niet dusdanig in ongereedheid, dat zy nergens tegenstand ontmoetten: verre van daer zelfs; maer de grootste magt was toch van hunnen kant, en | |
[pagina 670]
| |
derhalve kon het niet missen of Karels legerhoofden moesten hier en daer het onderspit delven. MariënburgGa naar voetnoot(1) was het eerste dat hun ontviel: het werd belegerd den 23 Juny, en ging over vyf dagen laterGa naar voetnoot(2), waerdoor de Franschen meester werden van geheel de landstreek tusschen Sambre en Maes gelegen. Hier sleepten zy onderscheidene sloten meê, namen vervolgens BouvignesGa naar voetnoot(3) en Dinant inGa naar voetnoot(4), en maekten gereedschap om door het Naemsche in Brabant te vallen; maer deze pas werd hun afgesneden door den keizer die zelf naer Namen trok om den vyand tegen te houden. | |
[pagina 671]
| |
Hendrik koos dan eenen anderen weg, en rukte den 20 July, in het Henegauwsche, zettende de Sambre over te ChâteletGa naar voetnoot(1), van waer hy voortdrong tot JumetGa naar voetnoot(2), voornemens zynde naer Nyvel te spoeden; doch gedwongen daer van af te zien, wendde hy zich westwaert naer MarimontGa naar voetnoot(3), op welke plaets onze gouvernante, in 1548, een schoon lusthuis had doen bouwen dat, met zyne hoven en wandelingen, verwoest en door de vlammen verteerd werd. Hetzelfde lot was beschoren aen het bygelegen Binche, dat Karel, naest de omstreek, aen zyne zuster had geschonken, en waer deze een prachtig paleis bezat, haer geliefkoosd verblyf, ryk aen zeldzaem- en kostbaerheden: dit alles werd in puinen gelegd en aen het vuer opgeofferdGa naar voetnoot(4). De koning werkte al zynen moedwil uit tegen deze twee eigendommen onzer landvoogdes, om zich te wreken over de verwoesting van zyn heerlyk jachthuis te Folembray in Picardyë, dat Maria een paer jaren vroeger insge- | |
[pagina 672]
| |
lyks had laten neêrblakenGa naar voetnoot(1). Maer deze paleizen niet alleen: neen, kasteelen en dorpen, hoeven en stulpen, kerken en kloosters, kortom alles wat op of aen den weg lag, werd verwoest, verbrand of plat geloopen, volgens het nog altyd heerschend vooroordeel dat, hoe meer onheil men stichtte op vyandlyken bodem, zoo veel te grooter eer men er van meêdroeg. Blyven duren kon dat echter niet, des te min, dewyl door zulk vernielen zelf van land en vruchten, het fransch leger gebrek kreeg aen lyftogt. Van den anderen kant kwam keizer Karel aen 't hoofd van aenzienlyke krygsmagt om met Hendrik af te rekenen die, op het einde van July, zich bevond tusschen zes sterke steden, Bergen, Avesnes, Landrecies, Kanoot, Valencyn en Kameryk, wier garnizoenen, indien hy het tegen de keizerlyken te kwaed kreeg, hem den aftogt konden betwisten of, erger nog, hem zynen moedwil betaeld zetten. Hy haestte zich dan om Henegau te ruimen, en stak onder wege nog het vuer aen Maubeuge en Bavai; maer terwyl zyne krygs- | |
[pagina 673]
| |
knechten tegen laetstgenoemd stedeken hun hart ophaelden, kwamen de bezettelingen van het bygelegen Kanoot, en sloegen hem daer veel manschap af: het scheelde zelfs maer weinig of hy verloor geheel zyne achterhoede en al het legertuig. Hy raekte gelukkiglyk de grenzen over en trok, met groote dagreizen, langsheen het Atrechtsche en dwars door het graefschap van Sint-Pol, vreezende eenen inval der Engelschen in het land van Beunen. Hier, op den uithoek, beproefde hy, den 9 Augusty, RentyGa naar voetnoot(1) meê te slepen voor aleer de keizer het hem zou kunnen belettenGa naar voetnoot(2); doch reeds den 10den was Karel te Teruanen, en daegs daerna stond hy onder 's vyands oogen, gereed om slag te leveren. Daer kwam het dan ook toe, den 13 Augusty, en ja met voor- en nadeel van wederzyde, omdat onze vorst, verzwakt door zyne ziekelykheid, de krygskans in hare vlugt niet meer | |
[pagina 674]
| |
wist te grypen: anders zou, naer alle waerschynlykheid, Hendrik zynen dag van Pavia beleefd hebbenGa naar voetnoot(1). Reeds was zyne voorhoede verslagen en zyn linker vleugel zoo goed als gebroken, toen Ferdinand van GonzagaGa naar voetnoot(2), die het daer zoo ver gebragt had, den keizer aenmaende om met al het overige zyner magt den vyand op 't lyf te vallen; maer Karel oordeelende dat het daer te laet op den dag voor geworden was, zond aen zyne oversten slechts weinige benden, terwyl de hertog van Guise hulp in overhoop van den koning ontvangen hebbende, het gevecht herstelde, zyne tegenstanders in 't eind overrompelde en met groot verlies deed wykenGa naar voetnoot(3). Hendrik beroemde zich dat hy het spel gewonnen had, maer kraemde niettemin op in den nacht van den 14den, latende Renty aen den keizer die, na de bezettelingen geloofd en geloond te hebben, | |
[pagina 675]
| |
naer Atrecht vertrok. Daer, en in de buert, werd hy door het voeteuvel bykans twee maenden wederhoudenGa naar voetnoot(1), want eerst den 9 October kwam hy terug naer Brussel, om voortaen niet meer aen het hoofd zyner legers te verschynenGa naar voetnoot(2). Karels oversten hadden niet, als hy, den moed opgegeven: neen, hunne ruiterbenden zaten de Franschen op de hielen en deden nog veel afbreuk aen de achterhoede van koning HendrikGa naar voetnoot(3). Hier te lande verloor hy in korten tyd nagenoeg alle de plaetsen welke hy onlangs veroverd had, terwyl de hertog van SavoyeGa naar voetnoot(4) beurtelings in Picardyë, in PonthieuGa naar voetnoot(5) en in het BeunscheGa naar voetnoot(6) rond- | |
[pagina 676]
| |
zwierfGa naar voetnoot(1), stichtende daer wyd en zyd even zoo veel verwoestingen als de Franschen te voren in het Henegauwsche en 't Naemsche gedaen haddenGa naar voetnoot(2). Aldus verliep geheel dat rampzalig jaer, waer de noordelyke provinciën van Frankryk, zoo wel als onze zuidelyke, meer by geleden hadden dan de Geschiedenis verhalen kan, Het werd December, eer de landlieden en dorpelingen van beide kanten verademen mogten en bedacht worden om de geringe overblyfsels hunner neêrgeblaekte hutten op te zamelen. En nog was er geen eind te voorzien aen den bloedigen twist, die reeds twee volle jaren geduerd had. 't Is waer, daer werden te MarcqGa naar voetnoot(3), in den loop van Mei 1555, vredehandelingen aengeknoopt onder de bemiddeling van | |
[pagina 677]
| |
EngelandGa naar voetnoot(1); maer zy bragten niets uit, en de kryg ging ongelukkiglyk voortGa naar voetnoot(2), of liever hy werd niet onderbroken, want te midden der conferentiën zelf pleegde men wederzydsche vyandlykheden en vernieuwde men de legers. Om het Naemsche beter te dekkenGa naar voetnoot(3), deed Karel op de Maes Givet versterken en, aen de overzyde der rivier, eene vesting bouwen met name CharlemontGa naar voetnoot(4). Meteen gaf hy bevel, in het Noorden van Mariënburg eene andere stad aen te leggen, welke sedert den naem kreeg van PhilippevilleGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 678]
| |
Deze voorzorgen beletten echter niet dat er, tusschen Sambre en Maes zoo wel als elders, lang en aenhoudend gevochten werd; maer de worsteling, over 't algemeen genomen, vertoonde minder hevigheid dan gedurende het vorige jaer. Beide landen waren uitgeput; van wederzyde ontbraken gelykelyk de geldmiddelen, dusdanig dat de keizer, even als koning Hendrik, zich in de onmogelykheid bevond van vreemde huerbenden te betalen, en alle twee nagenoeg moesten aendoen met eigen adel en onderdanen. Den 15 July en volgende dagen, ging het niettemin nog leven om leven aen de kanten van Givet, alwaer de Franschen telkens leelyk gehavend werdenGa naar voetnoot(1) door den prins van Oranje, die aldaer het opperbevel voerde over de keizerlyke troepenGa naar voetnoot(2). Het liep | |
[pagina 679]
| |
voor hen niet beter af op de Atrechtsche grenzenGa naar voetnoot(1), waerdoor allengskens hun koning meer lust kreeg om een eind aen den kryg te stellen. Zulks was dan ook des keizers verlangen, wiens hart bloedde van een deel zyner ryke erflanden, inzonderheid aen den kant van Frankryk, tot eene woesteny gebragt te zien en geheel België in den uitersten druk, behalve dat de kettery, voordeel trekkende uit de wanorde, voortkankerde in alle de provinciën, en daerdoor zelf eene reden te meer gaf aen onzen vorst om den vrede te wenschen. Van lieverlede werden dan de onderhandelingen op nieuw hernomen in de abtdy van Vaucelles naby KamerykGa naar voetnoot(2), en daer men dit mael zich van wederzyde een weinig inschikkelyker toondeGa naar voetnoot(3), kwam het ten laetste, niet tot vrede, maer tot eene vyfjarige wapenschorsing, geteekend in pasgenoemd sticht den 5 February 1556. Beide | |
[pagina 680]
| |
vorsten zouden in bezit blyven van hetgeen hun op dat oogenblik toebehoorde, en ieders onderdanen zouden hersteld worden in hunne byzondere eigendommen, terwyl allen, over en weêr, zouden mogen gemeenschap houden en vryelyk handel dryven, zoo wel te water als te landGa naar voetnoot(1). |
|