Vaderlandsche historie. Deel 9
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 248]
| |||||||
Zevende hoofdstuk.kryg met frankryk. - gevecht van guinegate. - inneming van teruanen en doornik. - huwelyken. - ontvoogding van prins karel. - verzoening met frankryk. - toestand van castielje. - adriaen van utrecht derwaert gezonden. - dood van ferdinand v. - karel neemt den titel van koning. - kapittel van het gulden-vlies. - nieuwe onlusten met de gelderschen. - karels vertrek naer spanje. | |||||||
1513-1517.
Maximiliaen van Oostenryk was in het Mechelsch bondgenootschap getreden als keizer, niet als voogd van zyn' kleinzoon, wiens erflanden derhalve voor onzydig moesten gehouden worden, blyvende met Frankryk in vredeGa naar voetnoot(1). Zulks belette echter niet | |||||||
[pagina 249]
| |||||||
dat er krygsvolk hier te lande gewerfd werd, om dienst te nemen onder Hendrik VIII die, volgens de termen van het verbond, binnen de twee maenden Pycardië of Normandyë aen moest randenGa naar voetnoot(1). Terwyl talryke benden zich in gereedheid hielden, vertrokken er eene menigte platgebodemde schepen uit Holland en Zeeland om de Engelschen te gaen afhalen, en op de klagten van koning Lodewyk dat zulks strydig was met de voorgewende onzydigheid, antwoordde Margareet dat de onderdanen van haren neef uit eigen beweging en voor eigen rekening handelden, weshalve zy daer niet tusschen had te komen, zoo min als zy het doen zou, indien anderen soldy van hem wilden nemen en onder zyne vaendels strydenGa naar voetnoot(2). Daerenboven had de koning niet meer reden van klagen dan zy of haer neef, die de Franschen zoo dikwerf hadden | |||||||
[pagina 250]
| |||||||
zien deel nemen aen den Gelderschen oorlog, zonder dat uit dien hoofde de vrede met Frankryk voor gebroken werd gehoudenGa naar voetnoot(1). Onze landvoogdes was echter te wys om te denken dat koning Lodewyk zich met zulke uitvlugten zou laten paeijenGa naar voetnoot(2): ook deed zy de Henegauwsche, Vlaemsche en Atrechtsche grenssteden in tyds voorzien om tegen eenen aenval bestand te wezen. Weldra had de Engelsche vorst een aenzienlyk leger te Calais verzameld, onder het bevel van zynen maerschalk Joris Talbot, graef van Shrewsbury, die, na wat heen en weêr geloop om den vyand te verbysteren, den 17 Juny het beleg ging slaen om TeruanenGa naar voetnoot(3), wachtende naer 't overige | |||||||
[pagina 251]
| |||||||
van het engelsch leger, om door te werken tegen eene stad die wel versterkt was en gunstig gelegen tot verwering. Het duerde niet lang of koning Hendrik ontscheepte, op zyne beurt, te Calais; hy kwam vervolgens met negen duizend man naer ArdresGa naar voetnoot(1), en trok voort tot Teruanen, alwaer de keizer zelf hem ging helpen aen het hoofd van Belgische en Duitsche krygsbendenGa naar voetnoot(2): zoodat daer, den 9 Augusty, met de ruitery uit Henegau, Vlaenderen en Brabant aengebragt, een leger ver- | |||||||
[pagina 252]
| |||||||
eenigd was van 30,000 voetknechten, ongeveer 6,000 peerden, en wel voorzien van grof geschut. Hoe talryk echter en hoe magtig ook, moesten zy niettemin daer hun volle werk vinden, want de stad had eene bezetting in van meer dan 4000 man, onder het bevel van twee kloeke en krygskundige ridders, Frans van Téligny en Antonis van Créqui, maer die, wonderlyk genoeg, vergeten hadden de benoodigde levensmiddelen in te nemen, weshalve zy eerlang gedwongen waren voorraed te vragen aen den hertog van Longueville. Deze lag, met een leger dat dagelyks aengroeide, te Blangy naby HesdinGa naar voetnoot(1); de koning had hem verboden slag te leveren, maer hy kreeg bevel van leeftogt aen de stad te verschaffen. Zoodan den 16 Augusty verliet hy zyne tenten en trok, aen 't hoofd van een paer duizend mannen van wapenen, naer de hoogte van Guinegate, om de aendacht der belegeraers derwaert te lokken, terwyl eene sterke ruiterbende, onder den hertog van Alençon, ylings tot tegen de wallen van Teruanen voort moest rukken, en iedere man het stuk gezouten spek met een tonnetje bus- | |||||||
[pagina 253]
| |||||||
kruid dat hy op de schoft van zyn peerd gebonden had, in de vest moest afwerpen. De overleg was goed, als men ziet; maer keizer Maximiliaen, die door zyne bespieders onderrigt was van het opzet, en ten andere zeer wel bekend met de plaetsen als waer hy vroeger nog gevochten hadGa naar voetnoot(1), was in tyds, met groote magt, en vergezeld van koning Hendrik, de Lei overgegaenGa naar voetnoot(2), hebbende aen Talbot last gegeven van de stad te bewaken. Wat gebeurt er? Toen de Franschen de hoogte bereiktenGa naar voetnoot(3), zagen zy, beneden hen, tien duizend man in slagorde geschaerd, en stonden paf. Op het eigen oogenblik schoot er, van achter een bosch, eene talryke ruiterbende vooruit, die hun op het lyf stortte. Te midden dier eerste worsteling, raekt ook het voetvolk in beweging; het kanon begint te ronken; de aenval wordt algemeen, en dit alles jaegt den Franschen een dusdanigen schrik aen, dat zy, niet den rug keeren, neen, maer hals over kop de vlugt nemen, loopende in éénen adem tien mylen ver, | |||||||
[pagina 254]
| |||||||
namelyk tot Blangy toe. Hadden de archiers van Hendrik VIII zoo veel yver getoond als de belgische ruiters, daer ware misschien van het vyandlyk leger weinig overgebleven: thans lieten de vlugtelingen al hun geschut op het veld, met eene menigte van standaerts, vaendels, kurassen en ander wapentuig, benevens dooden en gekwetstenGa naar voetnoot(1); terwyl hunne koenste ridders en edellieden, waeronder de beroemde Bayard, de onzen in de handen vielen en gevankelyk weggevoerd werden. Ook de pooging om de stad te voorzien mislukte, ondanks een uitval door de belegerden gelyktydig gedaen: zy werden teruggedreven, zoo wel als de hertog van Alençon, die mede veel manschap verloor, naest al het aengebragt proviantGa naar voetnoot(2). Men gaf aen | |||||||
[pagina 255]
| |||||||
dit gevecht den naem van sporenslag, omdat de Franschen meer gebruik hadden gemaekt van hunne sporen, dan van hunne wapens. Het was de tweede mael dat Maximiliaen te Guinegate eene volkomen victorie behaeldeGa naar voetnoot(1). Zy werd in onze steden gevierd door processiën en vreugdebedryven, doch bragt niets anders voort dan de overgaef van Teruanen, waer de keizer met koning Hendrik, den 24 Augusty hunnen intreê in dedenGa naar voetnoot(2). De beide vorsten hadden eenig verschil omtrent het bezit der veroverde stad, maer zy bleef voor het oogenblik aen Hendrik VIII die, kort daerna, op verzoek des keizers, naer Doornik trok en daer insgelyks het beleg om sloeg. Deze stad, ofschoon ook te midden van België gelegen, behoorde, sedert de tyden van Philip-Auguste, aen | |||||||
[pagina 256]
| |||||||
Frankryk, welks koningen haer immer zeer begunstigd hadden; maer in dit oogenblik van moedeloosheid zou het aen Lodewyk XII moeite gekost hebben genoegzame hulp aen de inwoonders te geven. 't Is waer, deze meenden in staet te zyn om, achter hunne stevige vesten, zich zelven te beschermen; doch wanneer zy die omringd zagen van meer dan vyftig duizend man, begon hun het hart te krimpen, en alhoewel zy toch nog kloeken wederstand deden, moesten zy het niet te min weldra opgeven. De stad ging over den 23 September, en twee dagen later trok de koning er triomfantelyk binnenGa naar voetnoot(1). Hendrik VIII kon met Doornik even zoo weinig verrigten als met Teruanen. Hy hadde zeker veel beter gedaen verder Frankryk in te dringen, en gebruik te maken van de verslagenheid die daer heerschte, in stede van zynen tyd te verspillen aen nuttelooze veroveringen: ook mag men zeggen dat hy niets van zyn eerste opzet had uitgevoerd, toen hy den 17 October met zyn leger naer Enge- | |||||||
[pagina 257]
| |||||||
land wederkeerde. Omtrent denzelfden tyd vertrok de keizer naer Duitschland. Wat ook Maximiliaen en zyne dochter mogten gedaen hebben om den bestaenden vrede tusschen Frankryk en deze landen niet opentlyk te schenden, de voorgewende onzydigheid onzer provincien, gedurende den afgeloopen veldtogt, kon zekerlyk betwist worden, en koning Lodewyk, althans na het vertrek van legers en vorsten, had middelen genoeg aen de hand om het Margareet en haren neef duchtig betaeld te zetten, want de geldelyke toestand en de tucht onder het krygsvolk waren en bleven hier zeer gebrekkig. Gelukkiglyk vond hy het voordeeliger zynen yver te besteden om het bondgenootschap van Mechelen gebroken te krygen, en aldus nieuwe ondernemingen tegen zyn ryk voor te komen. De winter ging dan voorby zonder merkelyke vyandlykheden op onze grenzen. Lodewyk, reeds verzoend met paus LeoGa naar voetnoot(1), werkte tevens by den koning van Arragon om vrede te maken, en kreeg dat gedaen den 1 DecemberGa naar voetnoot(2), | |||||||
[pagina 258]
| |||||||
waerdoor Hendrik VIII, zoo haest hem zulks ter ooren kwam, van zynen kant ook minder genegen werd om den kryg te hernemen: zelfs ja wist de Franschman den keizer te tokkelen door gunstige voorstellen, in weêrwil van al de moeite door Margareet aengewend om haer vader den vrede met dien nabuer, in het belang zyns kleinzoons, te ontradenGa naar voetnoot(1). Zy drong meer dan ooit aen op eene nauwere verbindtenis met Engeland, door het voltrekken van haers neefs huwelyk met Hendriks jongste zuster Maria, aen wie hy sedert jaren verloofd wasGa naar voetnoot(2); doch terwyl dit nog sleepte, was koning Lodewyk haer te slim, hebbende bekwame gezanten afgeveerdigd tot dien van Engeland, met wien zy, in 't begin van Oogstmaend 1514, niet alleen den vrede sloten, maer tevens eenen echt bewerkten tusschen de pas genoemde Maria en Lodewyk XII zelfGa naar voetnoot(3), sedert eenige maenden weduwe- | |||||||
[pagina 259]
| |||||||
naer van zyne eerste gemalin Anna van BretagneGa naar voetnoot(1). Een ander huwelyk, het jaer te voren reeds besproken, was onlangs ook tot stand gekomen, namelyk tusschen Karels tweede zuster Isabelle en Christiaen II, die den 26 February 1513 den troon van Denemarken en Noorwegen beklommen had. De bruiloft werd gevierd te Brussel den 11 JunyGa naar voetnoot(2) met groote feesten; maer de vorstin vertrok eerst het volgend jaer naer CopenhagenGa naar voetnoot(3). Deze echtverbindtenis, was zy al niet zeer schitterend voor het keizerlyk huis waer Isabelle uit stamde, kon ten minste voordeelig zyn aen de erflanden haers broeders, welke toen ter tyd grooten handel dreven met het Noorden, en daer meer dan eens ernstige moeijelykheden, ja vyandschap | |||||||
[pagina 260]
| |||||||
ontmoet hadden. Hetzelfde hoogbelang maekte dat Margareet, zoo wel als haer vader, bedacht werd om zich met Frankryk te verstaen; want zonder bondgenooten kon zy het tegen Lodewyk XII niet volhouden. De keizer stemde dan toe dat zyn kleinzoon begrepen wierde in het verdrag onlangs door de koningen van Engeland en van Frankryk te Londen geslotenGa naar voetnoot(1); ja meer, om de verzoening zekerder en duerzamer te maken, werden er eerlang onderhandelingen aengeknoopt voor eenen echt van Karel met Lodewyks tweede dochter RenataGa naar voetnoot(2); maer zy bleven steken door de dood van den franschen vorst kort daerop voorgevallen, namelyk den 1sten January 1515. Onze aertshertog naderde thans tot den ouderdom van zyn' vader, wanneer deze, in 1494, de teugels van het landbestier overnam en in eigen naem begon te regeerenGa naar voetnoot(3). Groot en klein verlangde naer de ontvoogding van Karel, in de hoop | |||||||
[pagina 261]
| |||||||
dat hy, met goede raedslieden, de algemeene belangen beter zou gewaerborgd hebben dan zy het tot dan toe geweest waren: niet dat men den yver, de bekwaemheid of den goeden wil van Karels moei in twyfel trok, neen; maer de aenhoudende tusschenkomst van den keizer, wiens bevelen of toestemming men immer vragen moest, belemmerde dikwerf de landvoogdes of deed haer tyd verliezen, en verzwakte noodwendig haer gezag. Men zocht dan dit bezwaer weg te ruimen, en toen, in het begin van December, de Staten te Brussel vergaderd zynde, het hoofd des Ryks hen deed verzoeken zyn' kleinzoon naer Duitschland te laten komen, ten einde hem bekend te maken met de Oostenryksche erflanden die op hem moesten overgaen: zoo namen de Staten daer gelegenheid uit om te vertoonen dat Karel, nu zoo goed als bejaerd, eerder diende erkend, ontvangen en gehuldigd te worden in de provinciën waer hy reeds sedert acht jaren bezitter van was, dan in andere landen welke hem eerst na de dood van zyn grootvader moesten toekomen. Zy verzochten derhalve den keizer om zulks in te willigen, en lieten hooren dat zy voornemens waren aen Zyne | |||||||
[pagina 262]
| |||||||
Majesteit eene gift te doen van honderd duizend goudguldens, tot dankbaerheid voor de door hem zoo lang waergenomen voogdyGa naar voetnoot(1). De graef van WerdenbergGa naar voetnoot(2), des keizers commissaris hier te lande, werd gelast dit voorstel aen zyn' meester te gaen doen, en kwam eerlang weder met opene brieven, gedagteekend uit Innspruck den 23 December, waerby Maximiliaen in alles toestemde en meteen zyne dochter, den paltsgraef Frederik van Beijeren en eenige andere edellieden aenstelde om, in zynen naem, over te gaen tot de ontvoogding zyns kleinzoons, en aen dezen het bewind op te dragen van alle de landen en heerlykheden hem uit de vaderlyke erfenis van regtswege toebehoorendeGa naar voetnoot(3). Deze plegtigheid had plaets te Brussel den 5 January 1515, in eene algemeene vergadering der Staten. De keizerlyke patentbrieven afgelezen zynde, zoo werden de zegels gebroken waer Karel en zyne moei zich tot dan toe van bediend hadden, | |||||||
[pagina 263]
| |||||||
Margareet legde hare voogdy neêr, en haer neef begon zelf te regeerenGa naar voetnoot(1). Zyn eerste werk was aen de Raedkamers en geregtshoven daer kennis van te geven, met bevel van alle brieven en vonnissen voortaen op zynen naem uit te veerdigenGa naar voetnoot(2), en met aenduiding der titels daerby te vermeldenGa naar voetnoot(3). Meteen benoemde hy zynen Groot-KanselierGa naar voetnoot(4) en zyne raedsliedenGa naar voetnoot(5), en trok vervolgens naer | |||||||
[pagina 264]
| |||||||
Leuven, alwaer hy den 24 gehuldigd werd en zyne Blyde Inkomst gafGa naar voetnoot(1). Den 28 deed hy zynen intrede te Brussel, en des anderdags zynen eed. Den 4 February werd hy te Mechelen feestelyk ingehaeld; den 11 te Antwerpen, en vervolgens in de hoofdsteden van Vlaenderen, waerna hy Zeeland en Holland bezocht, en van daer weêrgekeerd zynde, in het Henegauwsche en het Naemsche de gewoone eeden aflegde en afnamGa naar voetnoot(2). Terwyl onze vorst aldus de provinciën doorwandeldeGa naar voetnoot(3), en overal van zyne onderdanen met geestdrift ontvangen werd, werkte de keizer in Duitschland om het huis van Oostenryk te vermeerderen. Reeds sedert een paer jaren had hy | |||||||
[pagina 265]
| |||||||
Karels derde zuster Maria naer Weenen doen komenGa naar voetnoot(1), alwaer hy, den 22 July 1515, haer ten huwelyk gaf aen Lodewyk gekozen koning van Hongaryë en BohemenGa naar voetnoot(2), terwyl Lodewyks zuster Anna verloofd werd aen Karels eenigen broeder FerdinandGa naar voetnoot(3), met besprek dat, byaldien uit eerstgemelden echt geene kinderen sproten, Ferdinand de beide kroonen erven zouGa naar voetnoot(4). Van zynen kant, beyverde Karel zich al vroeg om met den nieuwen koning van Frankryk in goede verstandhouding te komen, wykende aldus af van de politiek zyner moei (die immer naer | |||||||
[pagina 266]
| |||||||
Engeland overgeheld had), en luisterende naer den raed des heeren van Chièvres die, van fransche herkomst zynde, met geheel zyne maegschap zeer franschgezind wasGa naar voetnoot(1). De vorst had echter geen ongelyk by zyn betrachten van eene nauwere vriendschap met Frankryk, want de geheime vyandigheid van wylen Lodewyk XII, door diens gedurig aenstoken of voeden der geldersche twisten, had de Nederlanden deerlyk verarmd, ja bykans uitgeput. Wanneer dan Frans I op den troon was geklommen, werd Karel door hem uitgenoodigd om zyne zalving en krooning by te woonen, welke den 25sten January plaets moesten hebben; doch verhinderd zynde door de werkzaemheden zyner eigen bezitneming, noemde hy graef Hendrik van Nassau om hem te Rheims te vertegenwoordigen, en tevens in zynen naem aen den koning hulde te doen voor de graefschappen van Vlaen- | |||||||
[pagina 267]
| |||||||
deren en van Artois, die van de fransche kroon leenroerig warenGa naar voetnoot(1). De Nassauwer was vooral belast om de onderhandelingen nopens het huwelyk van zyn' meester met Renata, door de dood van Lodewyk XII onderbroken, op nieuw aen te knoopen en mitsdien een gunstig verbond tot stand te brengen. Zulks kostte veel tyd en veel moeite, want men kon het niet eens worden over den bruidschat en over eene menigte andere zwarighedenGa naar voetnoot(2): ten laetste echter kwamen de beide partyen tot akkoord, en een plegtig verdrag werd gesloten te Parys den 24 MaertGa naar voetnoot(3), doch waervan, door het schielyk veranderen der omstandigheden, niet een enkel artikel uitgevoerd werd. Voor het oogenblik nogtans mogt Karel vertrouwen dat hy met Frankryk geen spel zou hebben. Van zyn engelschen nabuer had hy even min te vreezen: integendeel, zyne moei en haer vader | |||||||
[pagina 268]
| |||||||
werkten zelfs om de bestaende verbonden met Hendrik VIII te handhaven en te bevestigen. Maer Karel had reden van bekommerd te wezen wegens den toestand van Spanje waer hy, mag men zeggen, weinig of geene vrienden en daerentegen veel vyanden telde. Zyn grootvader, koning Ferdinand van Arragon, zou hem, van in 1508, geerne hebben zien naer Spanje komen, om kennis te maken met zyne toekomstige onderdanen, met de zeden en gebruiken dier landen, met den volks-aert en den geest der inwoonders; doch zulks had hy van Maximiliaen niet kunnen verkrygenGa naar voetnoot(1). Sedert ontving hy immer ongunstige berigten over het gedrag dergenen die hier zyn' kleinzoon omringden. De deugdzame Ximenes, Regent van Castielje in Ferdinands naemGa naar voetnoot(2), zond geregeld aenzienlyke geldsommen herwaert, tot onderhoud van Karels hof; maer hy wist tevens dat die penningen grootendeels verspild werden of aen de vingeren der hovelingen bleven hangen, en beklaegde zich daer vruchteloos over in alle zyne brievenGa naar voetnoot(3). | |||||||
[pagina 269]
| |||||||
Hy en de koning waren byzonderlyk gebeten op den heer van Chièvres, die hier de hoofdspil was waer alles op draeide, zonder wien geestelyk noch wereldlyk eerambt vergeven werd, en die uit alles goud wist te smedenGa naar voetnoot(1). Ongelukkiglyk, Karel zag door geene oogen dan door die van Chièvres, en wat men hem ook raden mogt om zyn baetzuchtigen gouverneur te verwyderen, volhardde hy in hem een onbegrensd vertrouwen te schenken. Dit alles was in Spanje overbekend, en had daer een algemeen misnoegen verwekt. Er liepen velerlei kwade geruchten: men zeide dat Karel, betooverd door de Vlamingen, zich om zyn moederlyk erfdeel niet bekreunde; dat hy nooit naer Castielje komen zou; dat het bewind der landen en het heil der onderdanen zouden overgelaten worden aen vlaemsche Regenten, die van alles naer willekeur en tot hunne eigen baet zouden beschikken, enz. Deze en andere zulke vooringenomenheden tegen Karel gaven aenleiding tot verdere uitzigten. Karels broeder, zoo veel jonger niet dan hy, was in Spanje geboren en opgevoed, en | |||||||
[pagina 270]
| |||||||
aldaer woonachtig: waerom dan zou men hem niet aenstellen tot erfgenaem van Castielje en van ArragonGa naar voetnoot(1), dewyl de oudste zoon, reeds in bezit van de Nederlanden en nog zoo veel te verwachten hebbende van zyn grootvaders kant, rykelyk genoeg bedeeld zou blyven, behalve dat hy nog keizer kon worden na de dood van Maximiliaen, en dus geene reden had om nog grootere magt te wenschen. De hovelingen welke Ferdinand omringden en hunne eigen verheffing door die huns meesters verhoopten, wachtten zich wel zulken roep tegen te spreken: zy voedden zelfs de menigte in haren onwil; en ofschoon de kooing van Arragon daer geen deel aen nam, was het echter niet twyfelachtig dat hy weinig over had voor zyn oudsten kleinzoon, en veel meer genegenheid toonde aen diens broeder. Om dan alle kwade gevolgen of verordeningen voor te komen, en waerschynlyk ook op raed des | |||||||
[pagina 271]
| |||||||
heeren van Chièvres, die des te doenvryer was naer dat de oogen van klaerziende andersgezinden minder op hem letten konden, vaerdigde Karel, in October 1515, zynen vertrouwden leermeester, Adriaen Floriszoon, naer Spanje, ten einde daer de omstandigheden waer te nemen en zyne belangen voor te staen. Deze weerdige man werd zeer heuschelyk ontvangen van den RegentGa naar voetnoot(1), minder wel door Ferdinand, die zich van Adriaen mistrouwde en, na een eerste verhoor, hem aenzocht zyn verblyf te gaen nemen in het klooster van GuadalupeGa naar voetnoot(2), werwaerts hy zelf zich ook eerlang begeven moestGa naar voetnoot(3) om reden van godsvrucht. De koning van Arragon ontvlugtte de dood. Hy was uit Madrid vertrokken den 7 November, met het inzigt van naer Andalusië te gaen, op welks kusten hy eene zeevloot bereidde, maer had zynen weg gekozen over PlasenciaGa naar voetnoot(4), in de hoop dat de | |||||||
[pagina 272]
| |||||||
lucht dier landstreek weldadig zou geweest zyn voor zyne gezondheid, sedert een paer jaren zeer wankel. Het was daer dat de vorst aen Karels afgeveerdigde voor de eerste mael gehoor gaf; maer hebbende sedert brieven ontvangen van den kardinael Ximenes, die hem toonde hoe kwalyk zyne wantrouw ten aenzien van Adriaen gegrond was, zoo riep by dezen andermael, en gaf hem nu blyken van betere gevoelens, regelende onderscheidene zaken van groot gewigt in het belang van onzen vorst en van diens erfenisGa naar voetnoot(1). Plasencia verlaten hebbende den 27 December, begaf zich de koning naer TruxilloGa naar voetnoot(2), en vervol- | |||||||
[pagina 273]
| |||||||
gens, nog zes mylen meer in 't zuiden, naer MadrigalejoGa naar voetnoot(1), alwaer zyne ziekte zoo erg toenam, dat de artsen meenden hem te moeten verwittigen van zyn aenstaende einde. Ferdinand voelde zelf dat de dood aenklopte. Hy had, jaren te voren, by schikking van uitersten wil, het regentschap der beide rykenGa naar voetnoot(2) aen zyn jongsten kleinzoon opgedragenGa naar voetnoot(3), te samen met de dry Groot-MeesterschappenGa naar voetnoot(4) in vollen eigendom; doch nu het op sterven aenkwam, herriep hy die schikkingen en erkende al de regten van Karel, met besprek dat de kardinael Ximenes Castielje, en de aertsbisschop van Saragossa Arragon zou bestieren, tot de overkomst van zyn oudsten kleinzoon naer Spanje. Dit zyn laetste testament werd | |||||||
[pagina 274]
| |||||||
geteekend den 22sten January 1516; den zelfden dag ontving de koning de heilige Sacramenten der stervenden, en sloot daegs daerna de oogen in den ouderdom van 64 jarenGa naar voetnoot(1). Na de eerste lyksplegtigheden vertrok het hof naer het bygelegen Guadalupe, alwaer eerlang ook de kardinael aenkwam om 's konings wensch te vervullen, en nog eens den last der regeering op te laden. 't Is waer, Ferdinands kleinzoon zou liever hebben gehad dat zyn vertrouweling Adriaen van Utrecht in het Regentschap ware gesteld geworden; doch hebbende kennis gekregen van zyns grootvaders beschikking, en voelende dat het moeijelyk zou geweest zyn om, in dat oogenblik, eenen Nederlander door adel en volk te doen aenveerden, bevestigde hy Ximenes in den post die hem opgedragen wasGa naar voetnoot(2), en schreef hem zelfs eenen zeer vriendelyken briefGa naar voetnoot(3), waerin hy, onder | |||||||
[pagina 275]
| |||||||
anderen, het verlangen uit om, van stonden af, den titel van koning te mogen voeren, dien de Paus en de Keizer hem reeds gegeven hadden, alhoewel hem, zoo lang zyne moeder leefde, in de beide ryken, van regtswege de titel van Prins alleen toekwamGa naar voetnoot(1). Deze aenvraeg ontmoette onder de spaensche raedslieden ernstige tegenspraek; maer Ximenes wist de gemoederen zoo wel te kneden, dat zy aldra toegestemd werd, althans in Castielje, terwyl de Cortès van Arragon zich eerst later daer lieten toe overhalenGa naar voetnoot(2). Hier te lande had Karel reeds, by omzendbrieven van den 10 February, plegtige lykdiensten doen vieren in de voornaemste stedenGa naar voetnoot(3). Vervolgens beyverde hy zich om de goede verstandhouding met de koningen van Frankryk en Engeland | |||||||
[pagina 276]
| |||||||
te bevestigen, ten einde aen zyne Belgische provincien de rust te verzekeren, wanneer hy zich naer Spanje zou begeven om daer bezit te nemen van zyne erfryken. Hy had nu, sedert Ferdinands dood, onderscheiden twisten met Frans I te slechten rakende het koningryk van Napels, waer de fransche vorst, even als zyn voorganger, immer aenspraek op maekte. Daeromtrent kwam het, den 13den Augusty, tot een akkoord: Karel zou nu, in stede van Renée, de dochter des regeerenden konings LudovicaGa naar voetnoot(1) tot echtgenoot nemenGa naar voetnoot(2), aen wie de vader zyne regten op het Napelsche tot bruidschat af zou staen. Op deze en andere voorwaerden, welke het te lang zou zyn hier aen te halenGa naar voetnoot(3), sloten de beide vorsten een nieuw verbond van onderlinge vriendschap en hulp in alles wat tot ieders belang strekken zou, maer hetwelk zoo min stand hield als het vorige. | |||||||
[pagina 277]
| |||||||
Karel was ter zelver tyd in onderhandeling met Engeland, waer hy beter op rekenen mogt. En dit mael kwam er ook de keizer tusschen die, naest zyn kleinzoon, den 29 October, met koning Hendrik VIII te Londen een altyddurend verdrag teekende, door hetwelk alle dry zich verbonden om elkander te ondersteunen tegen alwie een hunner aen zou randenGa naar voetnoot(1). Terwyl Karels gevolmagtigden aldus den vrede met onze naburen waerborgden, hield de vorst zelf te Brussel een Kapittel der Orde van het Gulden Vlies. Vyftien plaetsen van even zoo veel afgestorven ridders stonden open; maer behalve dier aenvulling door nieuwe keuzen, werd er mede gesproken van het getal der leden, oorspronkelyk bepaeld tot een en dertigGa naar voetnoot(2), te vermeerderen, nu dat de erfstaten van het Burgondisch Huis zoo merkelyk aengegroeid waren. Karel, als hoofd der Orde, deed, in zitting van 6 November, het voorstel van de edele Broederschap te verhoogen tot het getal van vyftig ridders, of ja een en vyftig, de Souverein medegerekend. Dit voorstel toege- | |||||||
[pagina 278]
| |||||||
stemd zynde, zoo ging men, den volgenden dag, over tot den keus van vyftien nieuwe leden, waeronder de koning van Frankryk, don Ferdinand van Castielje Karels broeder, de Paltsgraef Frederik van Beijeren, de markgraef Jan van Brandenburg, Philip van Croy, naderhand hertog van Aerschot geworden, Antonis van Lalain heer van Montigny, Karel van Lannoy heer van Sanzelles, Antonis van Croy heer van Sempy en Thoux, Adolf Philips-zoon van Burgondië heer van Beveren, graef Felix van Werdenberg, Philibert van Châlons prins van Oranje, graef Hugo van Mansfeld, en dry andere min vermaerdeGa naar voetnoot(1). Na den middag werden er nog tien ridders genoemd om de nieuwe plaetsen te vervullen, terwyl tien andere aen Karel voorbehouden bleven, om later door hem aen Spaensche edellieden ingeruimd te worden, met toestemming der Vliesridders die den vorst naer ginder zouden vergezellen. De nieuwgenoemden waren de koningen van Hongaryë en van Portugal, Maximiliaen de Hornes heer van Gaesbeeck, heer Jan van Wassenaer, heer Jan van | |||||||
[pagina 279]
| |||||||
Egmont, Maximiliaen de Berghes heer van Zevenbergen, Frans de Melun heer van Espinoy, baron Jan van Trazegnies, en twee anderenGa naar voetnoot(1). Daerop volgden dan de eedsafleggingen der bygekomen ridders, de overgaef der halsbanden, nieuwe verordeningen nopens de pligten der leden, en wat er al meer te regelen was in het belang der Orde: zoodat de vergaderingen, den 25 October 1516 aengevangen doch meermaels onderbroken, voortduerden tot in de eerste maenden van 1517Ga naar voetnoot(2). Alles was nog niet afgedaen, toen keizer Maximiliaen in de laetste dagen van January te Brussel aenkwamGa naar voetnoot(3), met het voorname inzigt van zyn' kleinzoon goeden raed te geven en hem aen te manen tot meerder vertrouwen in Margareet die, sedert zyne ontvoogding nagenoeg ter zyde was gelaten gewordenGa naar voetnoot(4). Vervolgens bezocht hy Ant- | |||||||
[pagina 280]
| |||||||
werpenGa naar voetnoot(1), Mechelen en andere steden, en vertrok, in het begin van Juny, naer Duitschland dat hy sedert niet meer verlietGa naar voetnoot(2). Koning Karel was thans ernstig bedacht om zyne reis naer Spanje te ondernemen, van waer hy gedurig kwaed nieuws vernam, en telkens met meer aendrang door den Regent gesmeekt werd om zyne overkomst te verhaesten. Ximenes had, van onmiddelyk na Ferdinands dood, te worstelen gehad met den Castiljaenschen adel, die zich aen zyn gezag wilde onttrekkenGa naar voetnoot(3). Om de kwaedwilligen in den toom te houden, had hy eene groote verandering toegebragt aen het leger dat, sedert onheugelyke tyden, meerendeels bestond uit vreemde benden, welke, na den afloop der krygstogten, weêr afgedankt werden, en wier moedwil veelal zeer scha- | |||||||
[pagina 281]
| |||||||
delyk was aen de ingezetenen. De Regent, wilde die vervangen door bestendige legerscharen, samengesteld uit vrywilligers in het land zelf gewerfd, en welke behoorlyk ten wapenhandel afgerigt, voor 't minst eenige jaren in dienst zouden blyven. De eerste proef was boven alle verwachting gelukt: op korten tyd hadden er zich dertig duizend jonge lieden uit de steden van Castielje aengeboden, wier krygsoefeningen, onder het oog hunner medeburgers dagelyks herhaeld, er nog ontelbare andere deden bykomen; en alhoewel de nieuwe instelling hier en ginds opspraek leed, werd de kardinael zoo wel ondersteund door zynen vorst, dat hy eerlang allen tegenstand overwonGa naar voetnoot(1). Zulks gaf hem moed om ook de hand te slaen aen de zeevloot welke, op hare beurt, merkelyk vermeerderd en beter ingerigt werd, dan zy tot dan toe geweest wasGa naar voetnoot(2). Gelyken yver besteedde de Regent aen de handhaving der openbare orde, aen de versterking der voornaemste steden, aen het goed bestier der koninklyke schatkist, aen den billyken omslag der | |||||||
[pagina 282]
| |||||||
tollen en belastingen: kortom alle de bestaende misbruiken werden afgeschaft of krachtdadig bevochten, het huishouden van den Staet beter geregeld, de vorstelyke en volksbelangen even ernstig bezorgd met eene onbaetzuchtigheid waer, op den duer, groot en klein van overtuigd bleef. By dit alles had de onvermoeide stadhouder meer dan eens den oorlog te voeren tegen de opstandelingen van NavarreGa naar voetnoot(1), tegen de zeeroovers van Algiers, waer de spaensche vloot verslagen werdGa naar voetnoot(2), of tegen de wederspannige steden en | |||||||
[pagina 283]
| |||||||
GrootenGa naar voetnoot(1). In deze aenhoudende beslommeringen werd hy immer bygestaen en geholpen door Adriaen van Utrecht die, zonder den titel van mede-regent te voeren, eene trouwe hand leende aen het bestier des ryks. Ook was Ximenes hem zoo dankbaer voor de bewezen diensten, en zoo diep overtuigd van 's mans deugd en geleerdheidGa naar voetnoot(2), dat hy niet aerzelde onzen landgenoot by Karel dringend aen te bevelen voor den bisschoppelyken Stoel van Tortosa, in dat oogenblik openstaende, en dien hy werkelyk kort daerna beklomGa naar voetnoot(3). | |||||||
[pagina 284]
| |||||||
Zoo lang de beide kerkvoogden, te goeder trouw en met zuivere inzigten, elkander den last hielpen dragen, bleef de inwendige vrede gehandhaefd; maer in 1516-17 zond koning Karel den heer De la Chaux alsmede een hollandsch edelman den baron van Amersdorf naer Spanje, om plaets te nemen in den raed van CastieljeGa naar voetnoot(1), en kort daerna lag alles overhoop. La Chaux vooral zocht den kardinael den voet te ligten en werkte, met de inlandsche misnoegden, om zyn gezag te ondermynen. Weldra vroeg men van alle kanten eene algemeene vergadering der Cortès, welke, in de afwezigheid van den vorst, hoogst gevaerlyk was, als kunnende aenleiding geven tot velerlei onlusten, gelyk er reeds in sommige steden ontstaen waren. Gelukkiglyk wist de Regent tyd te winnen en, zonder den volksroep regtstreeks tegen te gaen, de vergadering uit te stellen, voor reden gevende dat | |||||||
[pagina 285]
| |||||||
Karel zelf welhaest zou overkomen, en in eigen naem de Cortès vereenigenGa naar voetnoot(1). Intusschen schreef hy brieven op brieven aen zyn jongen meester, hem dringend biddende zyne reis te verhaesten, als zynde dit het eenigste middel om de beginnende opschuddingen te stuiten, de openbare rust in beide koningryken te herstellen en den moedwil der Grooten te teugelen. Karel was te wel overtuigd van de opregtheid zyns stadhouders, om diens raed te verwaerloozen: ook had hy vast besloten omstreeks Sint Jan van hier te vertrekken, toen nieuwe onlusten, in het Noordelyk gedeelte van Nederland uitgeborsten, de afreis nogmaels kwamen verhinderen, even als in 1505 ten tyde van Philip den Schoone. De Friezen waren in vollen oproer; te Utrecht stond het bykans even zoo slecht, en Karel van Egmont, verre van het laetste bestand na te komen, stookte daer niet alleen kwaed vuer, maer nam opentlyk party voor de Friezen die, in hunne plondertogten op Holland, geweldig veel kwaed deden. De Geldersche kryg begon dan weêr op nieuw en, naer | |||||||
[pagina 286]
| |||||||
het schynt, met hulp van Frankryk. 't Is waer, Frans I loochende zulks; hy gaf ja de stelligste verzekeringen aen onzen vorst dat hy eerder hem helpen zou tegen Karel van Egmont, dan dezen in de hand te werkenGa naar voetnoot(1), en alhoewel daer juist niet veel staet op te maken was, mogt de koning toch zynen vyand aenranden zonder vrees van in 't zuiden ontrust te worden, of de Franschen in groot getal onder de Geldersche standaerts te bevechten te hebben. Alles viel dan ook vry gunstig uit: de Egmonder zwichtte en sloot een verdragGa naar voetnoot(2), de Friezen onderwierpen zich, en die van Utrecht ontvingen, zoo goed als uit 's konings handen, een nieuwen bisschop, Philip van BurgondiëGa naar voetnoot(3), terwyl zy onzen vorst tot Voogd of Ruwaerd erkenden, en aldus op zekere wyze de aenstaende vereeniging van het Sticht zelf voorbereiddenGa naar voetnoot(4). | |||||||
[pagina 287]
| |||||||
Zoo kreeg Karel ten laetste de handen ruim, en mogt nu gereedschap maken voor zyne reis. Weldra begaf hy zich naer Middelburg in Zeeland, alwaer eene vloot van veertig schepen hem wachtte. Reeds had hy, by brieven van 12 July 1517, het opperbevel over de Nederlandsche krygsmagt toevertrouwd aen graef Hendrik van NassauGa naar voetnoot(1). Voorts stelde hy nog eenen Staetsraed aenGa naar voetnoot(2) van meer dan dertig ledenGa naar voetnoot(3), waeronder ook zyne moei MargareetGa naar voetnoot(4), om de landen te bestieren gedurende zyne afwezigheid: en eindelyk den 7den September scheepte hy in te Vlissingen, vergezeld van een zestigtal edelliedenGa naar voetnoot(5), eene lyfwacht van hon- | |||||||
[pagina 288]
| |||||||
derd ruiters en dry honderd dienaers of beambten. De zeereis liep dit mael vry gunstig af: den 19 September zette de vorst voet aen land naby VillaviciosaGa naar voetnoot(1) in AsturiëGa naar voetnoot(2). |
|