Vaderlandsche historie. Deel 5
(1842-1866)–Jan Baptist David– Auteursrechtvrij
[pagina 596]
| |||
1383-1406.Volgorde der keizers.
Het hertogdom van Luxemburg verstierf op Wencelyns neefGa naar voetnoot(1); die van Brabant en Limburg bleven aen vrouw Joanna, doch zoo goed als uitgeput door de oorlogen en door de inwendige onlusten. De eerste behoefte was geld om 's lands schulden te betalen; want al hadden, dat zelfde jaer, de steden en de kloosters eene bede van honderd duizend schilden toegestemd en opgebragtGa naar voetnoot(2), de noodwendigheden waren zoo groot dat, | |||
[pagina 597]
| |||
in 1384, de geestelyke huizen andermael moesten ter hulp komen, en dat de steden, het volgend jaer, eene nieuwe gift deden van acht mael honderd duizend kroonen of schilden, waer insgelyks de abtdyen het derde deel van droegenGa naar voetnoot(1). Zoo vrygevig toonden zich het brabantsch volk en de brabantsche geestelykheid voor de hertogin Joanna die, van haren kant, bekommerd met het heil harer onderdanen, sedert Wencelyns dood zocht weêr te komen op het Concordaet van 1357Ga naar voetnoot(2), en te beletten dat hare erfstaten zouden overgaen in het huis van Luxemburg, als waer niet dan rampspoed voor Brabant en bloedige krakeelen uit te voorzien waren. De regtveerdigheid zelf eischte daerenboven dat zy hare nicht MargareetGa naar voetnoot(3) gravin | |||
[pagina 598]
| |||
van Vlaenderen, getrouwd met hertog Philip van Burgondië, of een der kinderen uit dat huwelyk gesproten, tot erfgenaem van Brabant en Limburg aenstelde, als daerop het naeste regt hebbendeGa naar voetnoot(1). Daer werd reeds van gesproken toen, in 1385, de huizen van Vlaenderen en Henegau zich verbonden door een dubbel huwelykGa naar voetnoot(2), te Kameryk plegtig gevierd, en hetwelk Joanna grootendeels bewerkt hadGa naar voetnoot(3), gelyk zy mede, op het einde van | |||
[pagina 599]
| |||
dat zelfde jaer, veel bybragt om de Gentenaers te verzoenen met hunne vorstenGa naar voetnoot(1). Zoo ver stond het, wanneer, in 1386, hertog Willem van GelderGa naar voetnoot(2), zekere oude twisten hernieuwendeGa naar voetnoot(3), den oorlog verklaerde aen vrouw Joanna, en aldra zich feitelyk meester maekte van hare stad van GraveGa naar voetnoot(4). De hertogin kon den kryg niet vermyden, doch eerlang erkennende dat zy er moeijelyk alleen zou door geraken, vroeg zy hulp aen haren neef den hertog van Burgondië die, zonder uitstel, haer by voorraed eene sterke ruiterbende zond, met belofte van meer, indien het noodig wasGa naar voetnoot(5). Ter zelver tyd deed hy zoo veel, dat graef Albrecht van Henegau, Willems schoonvaderGa naar voetnoot(6), | |||
[pagina 600]
| |||
zyne tusschenkomst aenbood om het geschil in der minne te slechten. Ondanks dit alles sleepten echter de zaken, met afwisseling van vyandlykheden en bestandenGa naar voetnoot(1) tot in het najaer van 1390, alswanneer eindelyk, vooral door de medewerking des konings van FrankrykGa naar voetnoot(2), de vrede gesloten werd door een verdrag van 23 OctoberGa naar voetnoot(3). Vier weken te voren had vrouw Joanna, dankbaer wegens den dienst die haer bewezen was, hare nicht van Vlaenderen, met dier gemael en kinderen tot wettige erfgenamen van Brabant beroepen, by plegtige brieven van 28 SeptemberGa naar voetnoot(4) door Mar- | |||
[pagina 601]
| |||
gareet en Philip aenveerd den 29sten der zelfde maendGa naar voetnoot(1). Van dat oogenblik waren deze echtgenooten bedacht om geheel de nalatenschap van Joanna te verzekeren aen hunnen tweeden zoon Antonis, bestemd om in huwelyk te treden met 's graven erfdochter van Sint Pol en LignyGa naar voetnoot(2). Te dien einde zochten zy, binnen het leven van Joanna de Staten van BrabantGa naar voetnoot(3) te doen toestemmen in de schikkingen hunner landvorstin; doch zulks kostte veel moeite, vooral daeruit spruitende dat de re- | |||
[pagina 602]
| |||
gerende keizer Wenceslaus aenspraek maekte op Joanna's erfenis, krachtens het Concordaet van 1357, hetwelk de adel en de steden van Brabant onvoorzigtig genoeg hadden goedgekeurd. De zaek bleef hangende tot in 1398Ga naar voetnoot(1), alswanneer hertog Philip, na de wederkomst van zyn oudsten zoon uit HongaryëGa naar voetnoot(2), graef Walraven van Sint Pol naer Mechelen afveerdigde om aldaer de Staten van Brabant samen te roepen, en Antonis tot geregten heer en erfgenaem des lands te doen erkennenGa naar voetnoot(3). Doch zulks ging niet door. De graef kreeg voor antwoord dat, zoo lang Joanna leefde, de Staten geene an- | |||
[pagina 603]
| |||
dere heerschappy dan de hare voor wettig konden houden, en, eerst na hare dood, hulde en trouw zouden zweren aen hem wien het land van regtswege toekwamGa naar voetnoot(1). Hetzelfde antwoord gaven zy, kort daerna, aen de afgezanten van den keizer die, op zyne beurt, het meer gemelde Concordaet vooruit stelde om zyne regten te doen geldenGa naar voetnoot(2). Men ziet dus klaer wat de Staten in de verlegenheid hield, en waerom zy uitvlugten zochten; want het was anders in het wel begrepen belang des lands, dat de zaek der opvolging vóór Joanna's dood geregeld wierde, om later de deur niet te openen aen twisten van allerlei aert. Daer was inderdaed vrees genoeg voor, toen, op het onverwacht, keizer Wenceslaus, den moordenaer van den heiligen Joannes Nepomucenus, door de Keurvosten plegtiglyk afgezet werd den 21 Augusty van het jaer 1400, en vervangen door Robrecht van Beijeren, paltsgraef van den Rhyn. | |||
[pagina 604]
| |||
Voortaen moest men den onttroonden vorst, die om zyn losbandig leven en wreedheid door geheel het ryk veracht werd, hier te lande zoo zeer niet meer ontzien. Ook toonden de Staten van Brabant zich thans veel gewilliger, en erkenden eerlang de regten van het huis van Burgondië, als blykt uit de brieven van erfdeeling, door hertog Philip en zyne gemalin te Atrecht opgesteld den 27 November 1401, waerby zy de hertogdommen van Brabant en Limburg, met al de heerlykheden van Over-Maes, en met de stad en kasselry van AntwerpenGa naar voetnoot(1) toewezen aen hunnen tweeden zoon Antonis, om dit alles te bezitten na de dood hunner moeiGa naar voetnoot(2). Twee dagen later bekrachtigde Joanna deze brieven, met toestemming van 's lands Staten ten dien einde te Brussel vergaderdGa naar voetnoot(3). Aldus was dan, mag men zeggen, het groote werk zoo goed als afgedaen; maer de hertog van Bur- | |||
[pagina 605]
| |||
gondië, willende nog meer verzekerd wezen tegen alle moeijelykheden welke na de dood van Joanna konden opryzen, kwam in April 1404 naer Brussel, om haer over te halen tot afstand der regering aen Antonis, opdat deze al by voorraed in het dadelyk bezit van het oppergezag mogt gesteld zyn. Hier slaegde hy ook naer wensch, yverig geholpen wordende door den heer van Wesemale en andere invloed hebbende edelliedenGa naar voetnoot(1); maer eer de zaek haer volle beslag kreeg, werd de hertog ziek, en stierf den 27 April, in den ouderdom van ruim 61 jarenGa naar voetnoot(2). Dit toeval was juist eene reden te meer voor Joanna om het genomen besluit spoediglyk uit te voeren, want zy ook werd gewaer dat haer einde naderde. Zoodan by brieven van den 7den Mei, te Brussel gegeven, stond zy het bewind der landen afGa naar voetnoot(3) | |||
[pagina 606]
| |||
aen hare nicht de gravin van VlaenderenGa naar voetnoot(1) welke, van haren kant, by brieven uit Atrecht van den zelfden dag, alles regelde wat tot het bestier der beide hertogdommen behoorde of besproken wasGa naar voetnoot(2). Vervolgens gaf zy, den 19 Mei, last aen haren zoon Antonis om in hare plaets de regering ter hand te nemenGa naar voetnoot(3), welke deze plegtiglyk aenveerdde, met belofte van de regten en vrydommen der landzaten te zullen eerbiedigen, by brieven uit Brussel gedagteekend den 5 Juny van het zelfde jaer 1404Ga naar voetnoot(4). Den zelfden dag legde vrouw Joanna de teugels van het staetsbestier neêr, om voortaen zich alleen | |||
[pagina 607]
| |||
toe te wyden aen het gebed en de goede werken, zoo nogtans dat zy zich het uitgeven der leenen voorbehieldGa naar voetnoot(1), mitsgaders het regt van voorstelling of benoeming tot de geestelyke weerdigheden. Voorts besprak zy te haren behoeve een douarie van acht en twintig duizend kroonenGa naar voetnoot(2), de helft der profyten uit de geldmunten voortkomende, even zoo veel van de opbrengsten der vorstelyke jagten voor hare keukenGa naar voetnoot(3), twee duizend konynenGa naar voetnoot(4), vier en twintig duizend ezelsvrachten brandhout, vyftien honderd veertelen kolen, dry honderd karweijenGa naar voetnoot(5), de patryzenjagt van dry mannen, hare | |||
[pagina 608]
| |||
woonst in het paleis van Coudenberg te BrusselGa naar voetnoot(1), het verblyf, voor haer en haer hofgezin, in het landhuis van NuwermolenGa naar voetnoot(2), alsmede den vryen uit- en ingang in al de steden en sloten van BrabantGa naar voetnoot(3). De vrome hertogin genoot niet lang de rust die zy gezocht had. Zy stierf den 1 December 1406, in den hoogen ouderdom van 84 jaren, en na eene regering van meer dan vyftig. Met haer staekte het doorluchtig huis van Leuven, dat gedurende dry eeuwen het hertogdom van Neder-Lotharingen had bezeten; maer het werd, door de klein-kinderen | |||
[pagina 609]
| |||
van Joanna's zuster, voortgezet in den stam van Vlaenderen, of liever in dien van BurgondiëGa naar voetnoot(1). |
|