Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 386] [p. 386] Dietsch en Duitsch. (Op het kunstcongres te Antwerpen.) Uit Noord en Oost ter Scheldestad Toog heen de vroomste pelgrimschaar, Te zingen haar Magnificat Vóór onzer kunsten hoogaltaar. Hier heersche trouw één jubeltoon, Veur ons, veur Hoog- en Nederland, Hij dreune hel om hut en troon, Der Eendracht heerlikst onderpand! Verheft dan luid ten zang bereid De stem in vlaamschen wijzen, Des grooten stams drieëenigheid In lied en koor te prijzen! [pagina 387] [p. 387] Wat ons verwierf der volken gunst, Dat is der verven toovergloed; Den broeder vlamt bij vlaamscher kunst Het hart vol vreugd en levensmoed. Den Vlaming is het wel bewust, Wat duitsche kunstzin ginds volbringt; Ook schenkt die bron hem leer en lust, Die duitscher wetenschap ontspringt. Verheft dan luid ten zang bereid De stem in vlaamschen wijzen, Des grooten stams drieëenigheid In lied en koor te prijzen! Antwerpen, o du prachtig oord, Waar bloem en vrucht zoo vreugdig schiet, Zie hoe het dietsche en duitsche woord Welklinkend hier te zamen vliet! Breng bonte, dietsche vervenpracht Op diepen, duitschen moedergrond, Dan is hier op den aarderond' Het Schoonste schoon tot stand gebracht! Verheft dan luid ten zang bereid De stem in vlaamschen wijzen, Des grooten stams aleenigheid In lied en koor te prijzen! Aug. 1861. Vorige Volgende