Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 379] [p. 379] In mevrouw Delecourts album. Toen ik nog een knaapjen was, Blij doorwoelde 't lentegras Bij der beek der weide, Wierp ik soms 'nen bloemenkrans In der golven zilverdans, Zuchtte dan en zeide: ‘Bloemen, geluw, rood of bont, Die Natuur volop mij jont, 'k zend u naar den molen: Mocht des mulders dochterlijn Frisch u vinden, bloemen mijn, Mocht gij niet verdolen!’ [pagina 380] [p. 380] Wat ik eens als knaapjen deed, Daartoe ben ik nog gereed: Mijne dichtjens allen Werp ik vol herinnering In des levens dobbering - Zullen ze eens bevallen? Waarlik, dat beslis ik niet, Dat besliss' de stille vliet, Die daarhenen wiegelt. Vriendschap - 's mulders dochterlijn Prijst als lief het dichtjen mijn Als 't heur schoon weerspiegelt. 7. Jan. 1851. Vorige Volgende