Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 309] [p. 309] Opvoeding. Hij woonde in stad en hield zijn buiten, Had bij Mevrouwe zeven spruiten, Ook koets en wagen en schoon gespan, En werd geprezen als deftig man. Hij kweekte honden, teelde rossen En richtte ze kundig en kunstig af; Hij joeg door beemden heen en bosschen Met vluggen draf en hondengeblaf. Zij had de rijkste, mooiste saletten En prijkte op danspartij en banketten; Zij leefde blij bij gekoos en geaai Van bonte poes en papegaai. [pagina 310] [p. 310] Zij kon met katjen redeneeren, Of ware 't een teedere minner geweest; Den vogel had zij spreken leeren - Ook sprak hij meest als verstandig beest. De zeven spruiten, de zalige kinderen, Die konden der ouderen vreugd niet minderen: Ze liepen door weide, veld en woud, Den knechten en meiden toevertrouwd. Thans zijn het lieve heeren en damen, Papa en mama in alles gelijk - Een boerenmensch zou hunner zich schamen, Bij Hove zijn ze treflik en rijk! Vorige Volgende