Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] De maget. Evenals roos en lelie bloeit bij needriger tuinheg, Bergend den hemelschen dauw in den geurenden kelke, zoo bloeit ook Vol aanminnelikheên, met den purperen blos der gezondheid Op rondpoez'ligen wangen, 's gehuchts godvruchtige maget. Dageliks richt ze de stappen ten heiligen huize des Heeren, Waar zij biddend den geest van vrede ontvangt in den boezem: Dan ook verricht zij in stilte en bescheiden het werk van den huize, Helpt, ondersteunt en verkwikt wie rond haar lijdt of bedrukt is. Kunsten bemint en kweekt zij om hunne begoochlende schoonheid, Steeds der natuur ontlokkend der liefelikheden geheimnis. Eerst in der avondstonde verheft zich bij ruischenden snaartuig Gloed- en gevoelvol hare betooverend klinkende stemme. Zalig voorwaar is het lot des verkozenen, eenigen jonglings. Die als bruidegom mag tot den outer geleiden de jonkvrouw! Eens, in den kringe der kleinen, zij hij, bij den puike der kunne, De allergetrouwste der vaadren, en zij - de gelukkigste moeder! Vorige Volgende