Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 207] [p. 207] De perel der talen. De dietsche taal, die perel der talen, Die hebt ge gebannen uit zetel en zalen. Nu blindt u het fransche klatergoud, Waar ge verrukt naar henen schouwt. Gij hadt het schoonste kleinood te erven, En laat het in stof en schande bederven. Wat valsche schemering stikt en ontwricht Hem, dien de dietsche zonne verlicht? [pagina 208] [p. 208] Of flikkrende fakkels u ook omblinken, Steeds zult ge dieper en dieper zinken. Vernederd, gehoond, versmaad en bespot - Dat, Vlaming, is uw verdiende lot! Doch ergere slagen nog moeten u treffen, Eer gij u zult uit den afgrond heffen. Laf hebt gij verzaakt op der tale recht, Nu wordt gij gegeeseld als vuige knecht. Ik zie des Albestierenden vinger Tot in der roede van uwen dwinger. U blinke hope noch reddingsstraal, Herwint gij niet de rechten der taal! Vorige Volgende