Verspreide en nagelaten gedichten
(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 202]
| |
[pagina 203]
| |
Ik moeste mijn dageliksch leed
Verkroppen in 't eigene hart,
Want liefken alleenig dat weet
Te lenigen jammer en smart.
Als hope verkwijnende groent,
Maar welig het nijdige lot,
Dan richt ze mij op en verzoent
Mij weder met wereld en God.
Ze is vlaamsch en van edelen stam,
Zij, welke me zaligend troost;
'k heb nooit om mijne eigene vlam
En nooit om de hare gebloosd.
Ook blijf ik der tale getrouw,
Der taal - mijn bekorelik lief!
Zoolang ik het leven behou'
Ontneemt me haar dwinger noch dief!
|
|