Verspreide en nagelaten gedichten
(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 181]
| |
[pagina 182]
| |
Welige bloesemboomen stijgen
Boven der hutte bemosten top,
Lente huist in den forschen twijgen
En ontvouwt er bot en knop.
Voor der hut 'ne wiege schommelt,
Om de wieg een bieken hommelt,
In der wieg een kindeken droomt,
Dat het bloem en vrucht bekoomt. -
Lentebloemen zijn verdwenen,
't homlende bieken is niet meer;
't kind werd jongeling, stapte henen
Naar den bloedigen velde van eer. -
Ziet daar ginds dien wakkeren degen
Bij het hutteken afgestegen:
Wat hij heeft als kindjen gedroomd,
Bloem en vrucht hij hier bekoomt!
|
|