Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 179] [p. 179] Verboden fruit, dubbel gekruid. In den biechtstoel vond Marieken De boete wel straf en strak, Al had ze gesnoept als het bieken Van eenen bloeienden tak. ‘Ach, weest mij een goedige richter, Mij loeg de liefde zoo zacht! Ach, gunt mij den last wat lichter, Gedenkt mijner luttele kracht!’ - ‘Ik moet eene boet u meten, Doch meet ik de kleinste graag; Is er iets, dat ge nooit mocht eten, Dat nimmer u wilde in de maag?’ - [pagina 180] [p. 180] ‘Ja, selder, dien kan ik niet lijden, Die walgt me, eerwaarde heer!’ - ‘Dan eet, om u te kastijden, In geene zes weken er meer!’ - Acht dagen bleef Marieken, Zij had geenen selder behoefd, Nieuwsgierig ging ze er aan rieken, En dra... had ze er van geproefd. De selder riekt wel lekker, Zijn smaak heeft niets gemeens... Het meisjen wend gekker en gekker En proefde en herproefde nog eens. En eer de weken der boete Ten einde waren gesneld, Smaakte de selder zoo zoete Als de honig hooger vermeld. Marieken kon niet meer leven Zonder die geurige plant! Marieken is - zei men mij even - Gekend door het gansche land. Vorige Volgende