Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] De wonderharp. Het grauwe noorden bergt een eiland Door sagensluiers dicht omhuld, Waar schaarsch en magergrazig weiland Nauw schapen bij den menschen duldt. Doch wist men daar van heil te spreken, Geen hutjen stond er vreugdeloos; Daar bloeide ook in dien ruwen streken De wonderschoonste maagdenroos. [pagina 173] [p. 173] Volzalig klopten aller harten Bij dezer hemelreine jeugd; Bij haar vergat men leed en smarten, Zij paarde schoonheid, liefde en deugd. Een booswicht zag die bloem en blaakte, En zocht ze in zijne geile macht, En listig en gewapend schaakte Hij 't lieve kind in donkren nacht. Doch schonk het maagdlijn uit den noorde Dien woestaard geenen liefdelonk... Zijn staal den boezem haar doorboorde, Heur lijk op 't steenen oever zonk. De moorder vluchtte dan de stede. Waar hij zijne euveldaad beging, Hij vluchtte, leefde in rust en vrede En hield den luidsten weeldekring. En heure bloedverwanten zochten Door heel de streke, wijk voor wijk, Doch vonden maar wat de ijsgedrochten Hun lieten van des maagdlijns lijk. [pagina 174] [p. 174] Doch één, die haar met zin en ziele Een outer had in 't hart gebouwd, Die wou niet, dat heur rest verviele Of wierd der aarde toevertrouwd. Hij schiep het beenrif der geliefde Tot eener harp met kronkelbocht, Met heuren haren, schoon 't hem griefde, Besnaarde hij zijn kunstgewrocht. En toen het prijkte hel en vaardig, Dit schoon gevormde liefdepand, Toen hield ten spele hij niet waardig Zijne eigne kunstbeproefde hand. Hij hing het dierbare aangedenken Aan zijner hutte naakten muur, Opdat dit zicht hem troost zou schenken In zijnes levens scherp en zuur. Met vrienden trad dan eens na jaren De moorder in die needre woon, En plotsling beefden alle snaren Der harp tot eenen klagetoon. [pagina 175] [p. 175] Die toon verhief zich naar en naarder, Dat angst den moordenaar beving, Die toon verhief zich klaar en klaarder Als heldre moordbeschuldiging. En hij, die 't maagdlijn uit den noorden Zoo snood deed vallen order 't staal, Bezweek nu bij der harp akkoorden, Als troffe hem des hemels straal. De gruweldaad moest hij belijden, Zij drukte zwaarder hem dan lood; Hij kon de straffe niet vermijden Der smaad- en schandevolle dood. Vorige Volgende