Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] In den kerseboom. Ik zat eens in den kerseboom, Geplant aan 's beekjens bloemenzoom, Daar kwam een meisken langs den weg, Dat riep mij door de hazelheg: O schenk mij, vriend, te liefde en lust, Een trosjen, dat den dorst mij bluscht. Ik wierp haar uit den hoogen boom, Geplant aan 's beekjens bloemenzoom, Een kersentakjen vurig rood, Dat viel haar in den maagdenschoot. Zij dankte vriendlik en verdween, Terwijl ik spoedde naar beneen. Nu sta ik bij den kerseboom, Mij dorst het bij des beekjens zoom, Nu kijk ik door de hazelheg Mij stekeblind naar gindschen weg - Mijn dorst blijft eeuwig ongebluscht, Mij is verzwonden lief en lust! Vorige Volgende