Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Oud eeuwig jong. In den bossche bij den vliet Blies ik op een tenger riet Mijn eenvoudig kinderlied; Streelend klonk het zeker niet, Wierd het soms ook al bespied Door de jente Margeriet. De ongekunstelde schalmei, De allerbontste bloemensprei Zaalgen onzen levensmei; Grietjen hield van dans noch rei, Plukte 't bloemenpuik der wei, Dat ze in kransen voor me lei. [pagina 140] [p. 140] Menige geduchte vlaag Toog van toen af tot vandaag Over weide en over haag: Henen is der kransen vaag, En ik neurie hoog en laag Van dier minne lust en plaag. Daarvan komt het, dat mijn lied Nooit des bossches kleinen vliet Met den rand van lisch en riet Om een stadstooneel verliet, En ik, oud en onbespied, Nog gewaag van Margeriet. Vorige Volgende