Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] Duur bloemeken mijn. Mij loeg Al vroeg In den weligen Mei Een bloemken op groener wei; Van zijnen gelate wit en rood Mij honing in den boezem vloot. Duur bloemeken mijn, Duur bloemeken mijn, Steeds wilde ik bij di zijn! Hoe werd Mij 't hert Weemoedig en nauw, Wen peerlende liefdedauw Dij over de konen op het kleed In hellen tranen nedergleed! Duur bloemeken mijn, Duur bloemeken mijn, Seeds wilde ik bij di zijn! [pagina 133] [p. 133] Van mij Tot dij Is 't verre te ver, Ook blinket ons maan noch ster. Nu dooft de laatste vonk der hoop, Droef is ons beider levensloop. O bloemeken mijn, O bloemeken mijn, Ach, konde ik bij di zijn! Zoo 't oog Eens droog, Zoo 't licht is gebluscht, Zoo 'k onder der aarde rust, Dan, bloemken, verplant di op mijn graf, En dauw nog tranen naar mij af. Duur bloemeken mijn, Duur bloemeken mijn, Wil eeuwig bij mij zijn! Vorige Volgende