Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] Freudvoll und Leidvoll. Vedels en fluiten, trommel en horen Nooden naar buiten jeugdige koren Minnender paren ten luchtigen dans; Ziet hoe zij jokken, huppen en springen, Hier zich verlokken, ginds zich verdringen, Om er te vlechten den keurigsten krans. Herder en meier willen u manen, Dat gij met beier, wimpelen, vanen, Lustig behooret en blijde te zijn. Kranen en kroegen loopen al open, Kermisgenoegen borrelt bij stoopen Ruischend en bruischend as schuimende wijn. [pagina 131] [p. 131] Dicht bij der lustig woelige menigt' Richt men zich rustig, droevig vereenigd, Met den gesmijde des dorpes ter kerk: Nooit meer behaget doedel of snare De edele maget, die van der bare Ginder nu daalt in de gapende zerk. Gij, die bevleugeld dwarlt in het ronde, Staakt en beteugelt de ijlende stonde, Ziet eens het Roosjen, het bloeide zoo rood, Slingerde zwierig, licht als de veder, Minde zoo vierig, koosde zoo teeder, - Roosjen verwellekte, Roosjen is dood! Vorige Volgende