Verspreide en nagelaten gedichten
(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 128]
| |
[pagina 129]
| |
Twee armkens opwaarts rekken
Handekens breed en groen,
Om 't bloemken warm te dekken
Tegen der koude woên.
Eens zal de winter wijken
Voor warme lucht en lentezon,
Dan opent gauw
Het bloemken blauw
Der geuren rijke bron.
Een zedig meisjen bloeide
Frisch als viool en roos -
De dood, die vreeslik loeide,
Maakte het ouderloos.
Ik denk nu aan 't viooltjen
En dan aan 't droeve maagdelijn:
Ik slote 't graag
Voor wind en vlaag
In beiden armen mijn!
|
|