Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] Weduwe en kind. De volle maan verlicht een needrig daksaletjen, Bestraalt een kwijnend wicht en zijn onvroolik bedjen. En schaduwen met grauw gemengd, met bruin en geluw, Omgeven eene vrouw, die bidt bij 's kindes peluw: ‘Gij hebt, o goede God, mij mijnen man genomen, Ach, laat geen wreeder lot mij moeder overkomen! Van mijner schoone jeugd is mij één troost gebleven, Dit wichtjen, mijne vreugd, mijn bloed, mijn hart en leven! Moet weer een offer zijn, dan zij 't de dorre stengel, En niet mijn kindekijn, die blanke leeljen- engel!’ - De moeder bidt en schreit, de maan blijft weiflend gloren, Doch maan noch sterre zeit of God ze zal verhooren. Vorige Volgende