Verspreide en nagelaten gedichten
(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 118]
| |
[pagina 119]
| |
Drie zusters zijn het, dat raad-je;
De oudste, een ontluikende knop,
Het jongere paar, dat praat-je
Nog graag van bikkel en pop.
De oudste trenst, en heur kluwen
Verbreedt zich tot strik en net;
Hoe zou zij blozen en... gruwen,
Zoo zij zage, hoe 'k op haar let.
Mijn winter wordt tot zomer...
Doch sluit ik de oogen dicht!
Want ach, mij grijzen droomer
Verblindt zulk hemelsch gezicht.
|
|