Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Schilderijtjens. [pagina 115] [p. 115] Moeder bij der wiege. ‘Ons zijvertrek is alree door de zonne verguld, Hier zijn we nog zacht in schemer en schaduw gehuld, Mijn zoontjen rust in zijner wiege zoo stil, Dat ik het lieveken liefst nog niet wekken wil. Vandaag is mijn droomerken jarig. Een keurig tooitjen Omgeve en siere mooi zijn schommelend kooitjen. Bij zijnen ontwaken zal met den geurenden rozen Om 't zeerst en best zijn rond gezichtjen blozen. [pagina 116] [p. 116] Rijst straks zijn blik verwonderd naar omhoog, Dan zoekt me schielik alom zijn vorschend oog; O kon ik met aaien en kussen hem doen verstaan, Dat heden zijn tweede jaar is aangegaan!’ De handige moeder hangt om den wiegenhemel Van kransen en kronen een krinkelbont gewemel, En wacht, dat het wichtjen van zelven stil ontwake, En blijde bij den glans der bloemen blake. En schooner schikt zij steeds den geurigen schat, Die vervenwisselend blinkt van blad tot blad: Daar opent het bloedjen ongewekt zijne oogen - En ziet! in 't moederhart is des hemels heil getogen! Vorige Volgende