Verspreide en nagelaten gedichten
(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 104]
| |
[pagina 105]
| |
Als de kleine winterkoning
Ritslend door de dorre haag,
Liedjens zingt bij onzer woning
Van der lente bloei en vaag,
Dan, dan zij mijn laatste denken
Nog op 's levens lent' gericht,
En wanneer mij 't graf zal wenken,
Wijd ik haar mijn schoonst gedicht.
|
|