Verspreide en nagelaten gedichten(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] De hazelaar. Er groent geen boom in den wijden bosch, Die liefdesgeheimen trouwer bewaar', Die beter bescherme de zetels van mos, Dan de oud geprezene hazelaar. Hij vlamt in den nijpenden wintertijd Met zijnen bloemekens klein en teer, En gansch 'ne schare kattekens vlijt Op zijne naakte leden zich neer. [pagina 76] [p. 76] En als zijn eigen vuur is gebluscht, Dan steekt de struik zich diep in 't groen, En lokt met nootjens tot vreugd en lust, Tot minnegekoos of verlovingszoen. Ten haaz'laarbosch dan rap te been, Waar frissche legers zijn gespreid, Waar luwe luchtjens om ons heen Verrukking geuren en teederheid! Wel wenkt de hazelaar nu nog Van uit der verre geboortegouw, Wel wordt mijn gang allengskens log Bij 't rekken van des levens touw, Wel klim ik dikwijls in den geest Met buurmans Mietjen onbevreesd Ten struik op om den zoeten keest - Ach, 't notenkraken is een feest Geweest, geweest! Vorige Volgende