Verspreide en nagelaten gedichten
(1869)–Johan Michael Dautzenberg– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
[pagina 72]
| |
De krekel rilt en grilt van vreugd
En maakt zijn zwak der wereld kond,
Wat hem bevalt, wat hem verheugt,
Is dra in aller wereld mond.
Goudhaantjen wordt wel eens betrapt
In zijner minne heilgenot;
Gevangen tjilpt het bang en klapt,
Dat ons beweegt zijn droevig lot.
Goudhaantjen is van onder zwart,
De krekel is geheel niet wit,
En warelik de vraag verwart:
Wie hunner meerdre deugd bezit?
|
|