Hoofdstuk 6: Het leven
Een spookstem als een klok. Dat is Jacques Hamelink in het literaire wereldje van vandaag, waarbij meteen dient opgemerkt dat maar weinigen de klok horen luiden. Een spookstem: al liet hij in 2008, naar aanleiding van zijn nominatie voor de VSB-prijs, even wat meer toeschietelijkheid vermoeden, Hamelink heeft zich een paar decennia geleden teruggetrokken uit de spotlights van het literaire circus. Welk beeld mogen wij hebben van een man die lange tijd zelfs weigerde zich te laten fotograferen? Wat mogen wij weten over het leven van de mens achter de boeken? Alleen het hoogstnoodzakelijke, alleen wat belangrijk is in het werk.
Hamelink werd geboren op 12 januari 1939 in Zeeuws-Vlaanderen, het noordelijkste deel van Vlaanderen dat tot Nederland behoort. De spanning tussen Vlaanderen en Holland is weleens voelbaar in zijn oeuvre, maar belangrijker is het feit dat het Zeeuwse landschap er geregeld fungeert als decor. Dat is, bijvoorbeeld, zo in zijn vroege verhalen en in de dichtbundel Folklore Imaginaire de Flandre uit 1994. In een prozagedicht daaruit gaat het over ‘paardevijgen van gehuchten als Driewegen’ (1994:19). Dat onooglijke Driewegen, aanhangsel van de lokale lichtstad Terneuzen, is Hamelinks eigenlijke heimat.
Er zijn vruchtbaarder geboortegronden. Calvinisme en sociale controle: dat is Driewegen in een paar woorden. Het kan niet gemakkelijk geweest zijn daar als kunstzinnige jongeman op te groeien, in een relatief kansarm milieu bovendien. Het zal dan ook niemand verbazen dat Hamelink - de vreemde, de fantast - het gehucht in 1960 inruilde voor Terneuzen city en in 1963 naar Amsterdam verhuisde. In de loop der jaren woonde hij op verschillende plaatsen in Nederland en uiteindelijk vestigde hij zich in Ilpendam, maar een mens komt nooit helemaal los van zijn wortels. Die idee zit in het gedicht ‘Verzoendag’ uit Herinnering aan het verdwenen licht, een bundel die eigenlijk een grote Wiedergutmachung is, niet alleen met ‘dood kwarregat, ongetrooste weidierendrinkput, vlek / van herkomst Driewegen’, maar ook met de vader (1986b:21).
Jan Hamelink en Pieternella Oppeneer kregen hun enige kind, de zoon die ze Jacobus Marinus doopten, op latere leeftijd. Hamelinks moeder was katholiek, maar haar godsdienst beïnvloedde de auteur niet zo erg als het calvinisme van zijn vader. Ten huize Hamelink was de voorlezing uit de Schrift een ritueel, zoals het hoorde. Goede calvinisten stuurden hun kinderen ook naar de zondagschool, waarin de Statenbijbel - vaak moeilijk begrijpbaar door het poëtische en hermetische van de archaïsche taal - verhelderd werd. Vader Hamelink, die blijkbaar zelf oudtestamentisch streng kon zijn, ging nog een stapje verder. De kleine Jacobus