Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– AuteursrechtvrijEerste fabul.Ga naar margenoot+DE Leeuw, koning der dieren, vele zijner onderdanen klachten over den jager hebbende gehoord, en vreezende met langer deze groote ongerechtigheden te verdragen, zijn koninglike reputatie by zijn' onderdanen te zullen verliezen, ging zelfs om te bevechtenGa naar margenoot+ den jager, die eerst door zijn schichten, daar na door zijn zwijnspriet, en eindelik door zijn zwaard den aankomenden leeuw zulks quetstede, dat hy zich genoodsaakt vond te ontvluch- | |
[pagina 257]
| |
ten; en de leeuw door deze quetsuren vele krachten, en door deze vlucht noch meer reputatie verlooren hebbende, berstede uit in deze klachten: Tot mijn leetwezen bevind ik de waarheid van dit spreek-woord: Die alle het quaad met quaad wil wreken, Samsons kracht zal hem ontbreken. Maar die kan lijden en verdragen, vind zijn' vyanden aan zijn' voeten verslagen. Wat behoefde ik juist dit krom hout te willen rechten? Voorwaar beter zoude het geweest zijn voor my, indien ik deze ongerechtigheid aan den tijd had overgegeven, onderentusschen zoude misschien een tyger, een wolf, ofte een beer met gelijke onvoorzichtigheid gezocht hebben den zelven jager, en in den strijd sterk en gelukkig genoeg geweest zijn om den zelven te dooden. | |
De tweede fabul.ZEker sterk wijs man ontmoetendeGa naar margenoot+ een sterken gek, die voorgenomen had alle hem voorkomende menschen een stuiver af te dwingen, gaf dat geld zonder slag ofte stoot; zulks vele zijn bekende, jonge luiden, hem daar over bestrafteden, met deze woorden: Immers heeft God u alzoo vele krachten | |
[pagina 258]
| |
en meer wijsheids gegeven als aan dezen booswicht, zulks gy waarschijnelik den strijd gewonnen, en de eere ingelegt zoud hebben den aardbodem van dezen dwingland te zuiveren, daar ter contrarie bonis nocet quisquis pepercerit malis, & malum qoud quis impedire potuit, nee impediit, fecisse videtur; Veterem ferendo injuriam invitas novam; De honden u noch bepissen zullen indien gy dien weg ingaat. Maar de wijze man antwoordede: kinderen, die de vrede koopt doet best. En ik weet daarenboven, dat het tegen een sterk gek quaad vechten is; maar gy kend de waardye van uw eigen rust, welvaren en leven niet; en noch veel min den loop des werelds. Want, al ware ik geen oud koopman, maar een voorzichtig soldaat, zoo zoude ik u zeggen, dat die niet een stuiver wil besteden om de vrede te behouden, heeft warelik het zwaard altijds uit der scheede, en die gedurig vechten wil, al is het met tien voordeelen tegen een perikel, moet gewisselik meer als tien stuivers aan inkoop van wapenen te koste hangen. En vermits daar men hout altijds aan wederzijden spaanderen vallen, zoo moet hy na gelede smart, noch zeer groot loon aan zijn eigen Chirurgijns en Doctoren betalen, als alles ten besten is ge- | |
[pagina 259]
| |
lukt. Want de kruik gaat zoo lange te water tot dat zy eenmaal breekt; Die met het zwaard slaat, door het zwaard vergaat; en de sterkste vechters vinden ook eindelik haren meester: want der beste fechter wird geschmissen / die flgste fchss sich fangen liessen: De stoutste Herculessen werden allereerst verslagen. Ten anderen, dat ik alle het kromhout, dat my in deze wereld zonder einde ontmoeten zoude, niet behoore te rechten, zullen de jaren u ook leeren; want ik verzekere u, dat het dezen sterken gek zal gaan, als wel eer den dommen vorsch, die eenGa naar margenoot+ wijzen kreeft in het water vindende zwemmen, hem dreigde te dooden indien hy hem daar na in het water vond; de goedaardige kreeft, in zich zelven gedacht hebbende foenum habet in cornu, de menschen ontwijken wel een dollen stier, die zy met een roer zouden konnen dooden, ik zal dezen ook wijken, gaf den vorsche goede woorden, en zwom, volgens zijn gewoonte, dadelik achterwaarts hem plaats makende. Maar gelijk dom maakt driest en laatdunkende, zoo vermoedede de vorsch daar uit sterker als den kreeft te zijn, en sprong den zelven op het lijf, die zich toen kloekelik verweerde, en den vorsch geswind dood neep. Of wel, vermits de wereld | |
[pagina 260]
| |
vol gekken is, zoo voorzeg ik u liever, dat deze door eenige goede successen al te baldadigen gek, zeer haast een anderen gek zal vinden, die hem ter nederleggen en de wereld van hem verlossen zal. Immers is het veel beter, dat niet een wijs man, maar een nar, zijn leven tegen dezen gek in de waagschale stelle. Welke voorzegging kort daar aan van de ervarentheid bevestigt wierd. Want de zelve gek, daar na noch eenige andere menschen aangeranst hebbende, vond eindelik zoo onverstandig, korzel en machtig hooft, dat liever willende vechten als den stuiver geven, hem ter neder velde en het leven benam. Zulks deze wijze man, ter gedachtenisse, eenige loffelike spreek-woorden op zijn graf dede uithouwen; waar onder deze waren: Stultorum est infinitus numerus: & per guarrir un pazzo ce ne vuol' uno e mezzo. Der narren getal heeft geen einde; en om een te genezen is anderhalf noodig; want zonder slagen kan 't niet geschieden. Et hoc scio pro certo quod si cum stercore certo, vinco seu vincor semper ego maculor. Die tegen een zot vechtenderhand verliest ofte wind, behaald gewisselik schade en schande. Als mede ter contrarie deze navolgende, Superanda omnis fortuna ferendo est. Victrix patientia rerum. Bisogna | |
[pagina 261]
| |
ch'il savie porti il matto in ispalla. Alle uitdrukkende het getal der dwazen in deze wereld zoo groot te zijn, dat een wijs man de zelve liever op zijn' schouderen draagen, als tegen de zelve vechten, en haar onderling tegen malkanderen laten worstelen moet, indien hy in deze onverstandige en booze wereld, zijn ziele eenigsins in ruste bezitten wil. | |
Derde fabul.EEn Vos, meenende niet te konnenGa naar margenoot+ bestaan, indien de wolven en beeren onderling in vrede leefden, hitste de zelve tegen malkanderen op: en daar na noch meer vreezende dat de wolf, die hem meest afgonstig was, den strijd komende te winnen, zich alsdan zonder vyand vindende, hem zoude dooden; vond goed den beer met voedsel, voor zijn eigen gespart, heimelik te sterken, en by den strijd te gaan, onder den dekmantel van middelaar te zijn, warelik om zich ook met het bloed der gequetsten in den strijd, te voeden; en in het oplekken desselven wierd hy door de smaak zoo vervoerd, dat hy liever, als zich van het bloed te onthouden, zoo veel van zijn ander naturelik voedsel aan den beer liet genieten, dat hy niet bemerkte zelfs machtelozer geworden | |
[pagina 262]
| |
te zijn; maar deze twee oorlogende dieren, dit quaad voornemen des middelaars, en zijn machteloosheid gemerkt hebbende, vertraden, d'een met voordacht, d'ander door oorlogs-gevallen, dezen loozen bloedgierigen vos; die daarenboven van alle de wereld wierd bespot. Want genomen de wolf en beer warelik door zijn konsten zoo machteloos waren geworden, dat zy hem niet zouden hebben konnen beschadigen; zoo was klaar dat noch vele andere verslindende dieren, als leeuwen, tygers, &c. en gryp-vogels, zoo machtig waren, dat een ieder der zelve hem evenwel gewisselik zoude hebben konnen verslinden; nademaal hy zijne sterkte verlooren hebbende, zich niet meer als voor heen in eenige voorvallende nood, metter vlucht in zijn hol zoude hebben konnen begeven, en zich daar uit defenderen. Dus straft God en de nature alle die hare sterkte misbruiken, en vangt de snooden in hare eige loosheid. Voorwaar il n'y a plus grande finesse que d'estre homme de bien; gelijk de verkeerde eige liefde van alle quade, zoo is de voorzichtige en wel-gegronde eige liefde, de eenige oorzaak van alle goede en deugdelike actien; dien-volgende, doet wel en ziet niet om, is voor Holland de grootste politike | |
[pagina 263]
| |
wijsheid. En de kostelikste zegen die God de Heer aan eenig Land doen kan, is, het Interest des zelven zo evidentelik te koppelen aan de vrede en het welvaren des ganschen menscheliken geslagts, volgens die goude regul, Qui sibi vere amicus est, hunc omnibus scito amicum, Die zijn eigen te recht bemind, is vriend van al de wereld. | |
Vierde Fabul.ZEeker laatdunkende Vos schimpenderGa naar margenoot+ wijze de eenvoudige Kat gevraagd hebbende, hoe hy door de gevallen van deze boze wereld zich wist te redden. En de Kat antwoordende volgens het goude spreek-woord, Houd handen rein, acht u zelfs klein, zijt niet te gemein, maar garen by God en u allein; ja op dat ik niet en strijde, laster, haat en nijd ik lijde: (want ik stoot my daar niet aan als men spottende van my zegt, daar is geen dier zo schouw als een gedreigde kat.) en als my dit uit nood niet bracht, een kloek man eerst de vlucht bedacht. Want die quaad met quaad wil rechten, moet gedurig daar om vechten: met een woord gezegt, ik doe een yder, ook die my quaad doen, de meeste vriendschap, om zo doende alle vyandschap te mijden; want mijn eenige konst aller konsten | |
[pagina 264]
| |
is het quaad te ontwijken; zo schertstede de Vos daar mede, zeggende, Lepidum caput, sed cerebrum non habes. Dit is warelik een schone konst die den weerelozen en rond-hoofden betaamt. Wat my spitsvindige aangaat, zeg ik u dat ik voor alle nood onbekommerd leef; want op der daad weer ik een zak met konsten uit te schudden, om my uit het gevaar te redden. Maar gedurende deze zijne woorden en zorgeloosheidt was een jager met zijne honden zo na gekomen, dat hy niet koonende ontvluchten, met alle zijn' konsten van de honden gevangen en gedood wierd, terwijl de Kat door zijn eenige konst, en altijds dienstige fortificatie, zich met der vlucht op eenen hoogen boom bergende, dien listigen zag het vel afstroopen. |
|