Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– AuteursrechtvrijPieter de la Court, Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren. Joan. Cyprianus vander Gracht, Amsterdam 1662
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1159 E 15
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren van Pieter de la Court uit 1662, gepubliceerd onder het pseudoniem V.D.H.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. *1v) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina *1r]
INTEREST van HOLLAND, ofte GRONDEN van Hollands-Welvaren.
Aangewezen door V.D.H.
t' AMSTERDAM,
By Joan. Cyprianus vander Gracht, in 't jaar 1662.
[pagina 268]
Cap. | Pag. |
I. HOlland is geen een land, en heeft niet allesins een interest. | 1 |
II. Van Hollands naturelike lasten. | 2 |
III. Van Hollands naturelike vruchten en voordeelen. | 6 |
IV. Dat de Inwoonders van Holland uit den bodem niet konnen werden gevoede. | 7 |
V. Dat Holland zeer wel legt om zijn voedsel uit der zee te rapen. | 8 |
VI. In Europa is geen land tot de negotie bequamer als Holland. | 11 |
VII. Dat Holland door de Vissery de Negotie, en door die twee de Manufacturen verkregen heeft. | 14 |
VIII. Dat alle Ingezetenen van Holland, in vryheid zijnde, door een gemeen welen qualik-varen wonderlik aan een zijn geschakeld. | 15 |
IX. Werd gevraagd, waarom de zware oorlogs-lasten niet hebben de Visserye, Negotie, en Manufacturen, buiten Holland gekeert? | 23 |
X. Alvoren te antwoorden, werd verhaald den ouden stand der negotie in Europa. | 24 |
XI. Werd voor antwoord in het particulier aangewezen, dat noodzakelik de Vissery en Negotie in het geheel, en de Manufacturen voor het grootste deel, zich moesten in Holland neder zetten. | 30 |
[pagina 269]
XII. Dat Amsterdam met meer middelen van subsistentie voorzien, grooter koopstad, en Holland een kooprijker Land is, als ooit in de wereld was. | 33 |
XIII. Onder de middelen, om deze kostelike Gods zegen te behouden, is het eerste vryheid voor alle Religien. | 35 |
XIV. Het tweede middel is, volkome vryheid om zich te erneeren, voor allen die hier begeeren te woonen. | 38 |
XV. Dat beslote Compagnien en Gildens voor Holland zeer schadelik zijn. | 41 |
XVI. Dat deze volkome vryheid niet genoeg is, 't en zy de lasten vermindert werden. | 42 |
XVII. Dat men in Holland, tegen alle reden, de vryheid van Religie bekommert. | 42 |
XVIII. Dat men in Holland ook eenigsins ten onrecht, de vryheid van Vissery en Negotie besnoeit. | 44 |
XIX. Dat men de handwerken niet min onvoorzichtiglik benauwt. | 45 |
XX. Dat de zware imposten, en inzonderheid de zware convoy-gelden, 's Lands welvaren eindelik zullen verjagen. | 47 |
XXI. Waar op men in 't stellen der Convoy-gelden meest acht moet nemen. | 49 |
XXII. Dat men tegen deze fondamenten in velen heeft gedwaalt. | 52 |
XXIII. Dat na de vryheid, de beveiling der zee, in vrede, zeer noodig is. | 56 |
[pagina 270]
XXIV. Boven alle is oorlog, en voornemelik ter zee, voor Holland zeer schadelik. | 63 |
XXV. Dat men deze maximen, van beveilinge der zee en vrede, van ouds in Holland heeft gehad. | 65 |
XXVI. Te vervallen tot een Monarchale, ofte een-hoofdige regeringe, is voor Holland een onwederopstandelike dood. | 70 |
XXVII. Wetten en train van justitie naar de koopmanschap geformeerd. | 75 |
XXVIII. Waarom de Ingezetenen van Holland door de regeeringe der Princen van Oranjen niet meer zijn geruineerd geworden. | 88 |
XXIX. Waarom de Vryheid in Holland niet meer goeds heeft veroorzaakt sedert de doods des Princen van Oranjen. | 92 |
XXX. Wat goede vruchten de beginselen van een vrye Regeringe albereits gebaart hebben. | 116 |
XXXI. Dat de wezende gebreken der regeringe konnen werden gebeeterd, zoo lang men geen Kapitain Generaal heeft. | 142 |
XXXII. Besluit over het Interest van Holland, absolutelik geconsidereerd. | 145 |
XXXIII. Werd naargevorscht of en hoe 't welvaren van eenig Land door Alliantien kan werden betracht. | 146 |
XXXIV. Consideratien in 't particulier |
[pagina 271]
over Hollands Alliantien met minder Opermachten. | 156 |
XXXV. Consideratien over Hollands Alliantien aan te gaan met machtiger Potentaten: en eerst met Vrankrijk. | 160 |
XXXVI. Consideratien over Hollands Alliantien aan te gaan met Spanjen. | 164 |
XXXVII. Consideratien over Hollands Alliantien aan te gaan met Engeland. | 168 |
XXXVIII. Eenige zoo generale als particuliere conclusien, gefondeerd op deze voorgande consideratien. | 180 |
XXXIX. Dat Holland voor dezen door Graven en Stadhouders geregeert zijnde geweest, gedurig vol oproer was, en gantsch geen In- maar wel Uitheems geweld heeft konnen afkeeren: en dat het nu, met een vrye Regeering, zich zelven veel beter behoorde, en kan conserveeren en beschermen, tegen alle In- en Uitheems geweld. | 188 |
XL. Dat Holland, gedurende zijn' vrye Regeringe, door geen Inheems gewelt zal konnen werden geruineert. | 206 |
XLI. Dat Holland, gedurende zijn vrye Regeering, zeer wel alle Uitheems geweld kan afkeeren. | 213 |
XLII. Dat Holland gantsch ongefortificeerde Steden blijvende behouden, en alleenlik met Uitrecht vereenigd zijnde, |
[pagina 272]
zich seer wel tegen alle Potentaten des weerelds zoude konnen beschermen. | 226 |
XLIII. Dat ydere groote Hollandse Stad, wel gefortificeert wezende, zich zeer wel tegen alle geweld van buiten zoude konnen beschermen. | 230 |
XLIV. Hollands Interest geconsidereerd ten respecte van alle zijne Nabuuren in het generaal. | 244 |
XLV. Twee objectien tegen deze conclusien werden beantwoord. | 251 |
XLVI. De genoome conclusien werden met fabulen en spreek-woorden verklaard. | 256 |
XLVII. Werd ten tweeden male geconcludeerd, dat vryheid, beveiling der zee, en vrede, zorgvuldig in Holland moet werden gezocht, en dat alle oorlog, buiten noodweer, daar zeer schadelik is. | 265 |