Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– Auteursrechtvrij
[pagina 244]
| |
Cap. XLIV.
| |
[pagina 245]
| |
honden malkanderen niet bijten, maar dat de goede tandeloze altijd van de quade honden gebeten werden. Ten tweeden, is kennelik, dat onzeGa naar margenoot+ wereloze vissers en koopvaarders gedurig tegen alle onze naburen ter zee moeten werden bewaard door een zeer groot getal oorlog-schepen; want indien dit wel waargenomen werd, zullen niet alleen de zee-rovers de zee moeten ruimen, maar zullen ook alle andere Staten en Rijken zich veel meer onthouden van eenige particuliere bezwarenissen den Hollandse koopluiden en schippers op te leggen: om de schade van haar eigen navigatie en commercie voor te komen, de welke haar, door onze oorlog-schepen aangedaan zoude konnen werden. Ten derden, en moeten wy nooit omGa naar margenoot+ eenige generale tollen eenigen oorlog aanneemen, want die remedien voor Holland altijds erger zullen zijn als het quaad. Maar schijnd het zelve veel bequameliker te konnen werden gebetert met die genen die in die tollen werden verlicht, alhier zoo veel te bezwaren als onze koopluiden en schippers aldaar buyten 's Lands bezwaard werden. In allen gevalle bevind men doorgaans dat die excessive tollen zich van zelfs redressee- | |
[pagina 246]
| |
ren, ofte dat de negotie in die bezwaarde waren even zo wel gaat als van te voren; want indien door die tollen de koopmanschap in die waren werd belet, zo voeld de geen die de tollen heeft verzwaard, terstond zo groote schade, dat hy van zelfs genoodzaakt werd die tollen te verlichten. Hier van heeft men oneindelik veele exempelen; want de historien zijn vervuld met oorlogen die men te vergeefs heeft gevoerd over verhoogde tollen, die de eige opstelders daar na van zelfs hebben moeten afstellen. Ga naar margenoot+Ten vierden, is noch een veel grooter dwaasheid dat de Hollandse koopluiden, of Staat op koopmanschap gefondeerd, uit vreze van een ongemakkeliker oorlog, hier na zich willen moejen met Ga naar margenoot+de Staten van Europen te balanceeren. Want indien wy, volgens het interest van onzen Staat, aan en tegen een yder zeggen, Da pacem Domine in diebus nostris, Heer geef ons vrede in onze dagen, Besser ist fried mit beswerligteit / denn trieg mit eitel gerechtigteit / zo zullen die in nood zijn, lichtelik van een anderen Staat geholpen werden; en ten quaadsten gaande, zouden wy met stilzitten onze finantien en sterkte te lande en ter zee zodanig versterken en verbeteren, dat niemand | |
[pagina 247]
| |
ons lichtvaardiglik, maar wel andere zwakkere, naburen zoude aantasten. Daar wy nu ter contrarie onze finantien gewisselik ruineeren, en ons allesins zwakker maken, niet wetende of wy die ongemakken, die wy ons moedwillig op den halze halen, altijds zullen te boven komen. En zwakker door onze eige baldadigheid geworden zijnde, zo konnen wy, na die bovengeworstelde ongemakken, des te lichteliker door onze zwakheid tot andere vervallen en overweldigd werden. Voorwaar alle goede Medicyns, una salus sanis nullam potare salutem, ontraden altijds, uit vreze van toekomende ziekten, ten tijden van gezondheid, medicynen te gebruiken; zeer dikwils haalt men daar door alleen ziekten en de dood op zijnen halze, die men anderssins met temporiseeren, chi ha tempo ha vita, zoude hebben ontgaan. En in allen gevalle verzwakken de medicynen het lichaam, en het gedurig gebruik der zelver verkort gewisselik des menschen leven. Want indien Holland wel op zijn defentie staat, zal het van geen potentaat ter wereld konnen overweldigd werden; maar met over alle te lopen blusschen een brand uit vreze dat hy tot ons over sla, teeren wy ons lighaam allengs gewisselik uit; en dat is de eenige weg, door de wel- | |
[pagina 248]
| |
ke wy van zelfs geruineert werden konnen. Ga naar margenoot+In het korte, Holland is zo machtig, dat het van niemand als van Engeland, zich zelven willende verderven, kan werden geruineerd. Zulks men wel te recht mach zeggen, dat Holland, uit vreze van oorloge, een oorlog aanvangende, altijds uit vreze van den rook in 't vier zal springen; zonder dat deze dwaasheid eenigsins kan werden geexcuseerd, door de goede maxime die men hier in 't begin der troublen heeft gehadt, Pace dubia bellum potius, Het oorlog is beter als een onzeekere vrede. Want vermits wy doen oorlogden tegen onzen eigen Prince van den Lande, was 't zeker, dat alle vrede hoedanig die ook zoude zijn geweest, de Staten dezer Nederlandse Provintien zeekerlik zoude hebben ontwapend en machteloos gemaakt. Waar tegen de Koning van Hispanien, Prince dezer Landen blijvende, en ten minsten in alle zijne andere Landen mogende aanhouden eenige krijgs-macht, zich t'allen tijden boven alle beloften, eed en zegel zoude hebben konnen maken absolut Heer dezer Landen, en straffen naar zijn welbehagen, alle die hem te voren het hoofd boden; maar dewijl, Gode zy lof, de Sta- | |
[pagina 249]
| |
ten van Holland, ook in tijde van vrede, nu alleen alle de macht van 't Land behouden, en de zelve, beter als in oorlog, zonder bekroon van iemand, konnen stieren naar haar wel-gevallen; zoo is ter contrarie in alle manieren nu waarachtig voor Holland, Bellum pace dubia pejus & malorum omnium pessimum, Het oorlog is veel argerGa naar margenoot+ als een onzekere vrede; en onder alle schadelike dingen is voor Holland geen schadeliker als het oorlog: want oorlog het schadelikste zijnde, dat komen kan, is een onzekere vrede quaad, om dat 'er een oorlog uit gevreest werd. Maar iemand zoude misschien wijder vragen, dewijl de vrede voor Holland zoo noodzakelik is, of men uit een groote begeerte tot een zekere vrede niet behoorde een ander het oorlog aan te doen? Waar op ik antwoord, indien men considereert de gedurige veranderingen dezes werelds, voornementlik in Europen, en dat wy door de commercie gedurig met allen volkeren te handelen en te schiften hebbende, voor een zeer vaste en generale maxime behoorden te hebben, dat een verzekerdeGa naar margenoot+ vrede voor Holland is Ens rationis, chimaera, een droom, een versiersel, en dat die daar mede speelen, zijn Sirenen, Meerminnen, die met haren zoeten | |
[pagina 250]
| |
zang, van een lieflike vaste vrede, de onnosele Hollanders zullen doen schipbreuk lijden: zoo is 't en blijft waarachtig, dat naast de vryheid der Regeerders en Ingezetenen binnen 's Lants, noodzakeliker is buiten 's lands, als vrede met alle menchen; en dat wy in vredens tijden zeer wel behoorden te zorgen om goede fortificatien op de frontieren onzer Provintie, en op zee altijds een goed aantal oorlog-schepen te houden, en binnen onzen boezem onze finantien te verbeteren: als ook, zoo haast des doenlik, eenige de meest-drukkende imposten ofte convoy-gelden af te schaffen. Ons verzekerd houdende, dat buiten deze middelen, om zoo zekere vrede te bekomen, en 's Lands welvaren zoo gewisselik te behouden, als de gevallen en boosheid dezes werelds toelaten, alle andere middelen voor Holland ruïneus zullen werden bevonden; en dat wy ter contrarie op die steunende, altijds behoorden te wachten tot dat een ander ons den oorlog eigentlik directelik en dadelik aandeed, vermits de zelve alsdan door onze goede gedurige preparatie en defensie, zeer haast zoude leeren, dat van ons veel meer voordeels in vrede en goede commercie, als in oorlog en verstooringe der | |
[pagina 251]
| |
negotie te halen is; waar op dadelik zoude volgen Beati pacifici, zalig zijn de vredemakers. |
|