Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– Auteursrechtvrij
[pagina 230]
| |
Cap. XLIII.
| |
[pagina 231]
| |
ciers alle inkomen 's Lands consumeeren: en zeer zelden vind men zoo dwaze Republiken, ('t en zy met een dwingend Hoofd voorzien) die zoo schadelike conquesten willen doen: want een ongeloovelike groote krijgsmacht van nooden is, om zoodanige groote Stad te besluiten; en terwijle men de zelve aan d'eene zijde met groote macht bevecht, kan zy aan de ander zijde zoo vreeslike uitvallen doen, dat geen wachten in de aproches ofte redouten daar tegen konnen houden: zulks geheele legers daar door konnen werden vernietigt. En eindelik als alles zoude ten besten gaan, is waarachtig, dat met geweld over wallen te klimmen, veroorzaakt zeer groote disordre onder de overwinners: zulks zy in groote Steden met die groote krijgsmacht, die men ten dien einde in de plaatsen d'armes, ofte omtrent de bressen als troepen de reserve houd, zeer lichtelik konnen werden te rugge gedreven. Zulks het daar gemeenlik op uithongeren aan komt; en vermits de beleggers zwarelik groote Steden omgraven, en noch min die wijde circumvallatien tegen een groote volkrijke Stad beschermen, en haar leger voeden konnen, zoo langen tijd als tot uithongeren van nooden is; zoo ziet men meest alle die hardnekkige | |
[pagina 232]
| |
beleggers smelten, en die moedige Heiren vernietigen: ja dat meer is, de naburen werden gemeenelik zeer jaloers, Hodie tibi, oras mihi, over zoo considerabelen gevreesden aanwas des Conquereurs: zulks by verloop van tijde, zeer lichtelik eenige hulp komt van daar men die minst had gewacht, volgens het spreekwoord: Interea fiet aliquid, chi ha tempo ha vita, Tijd gewonnen veel gewonnen. En voorwaar Vitae alterius Dominus quisquis contemtor suae, C. Tac. het leven aller menschen steund op deze Politike maxime, dat niemand zich zelven zal willen verderven om een ander te ruineren: zulks het contrarie van dien in de groote Hollandse Steden niet behoorde te werden geloofd en gepractiseerd, om zich gedurig wereloos te maken en te houden. Ga naar margenoot+Welke Politike Regul, dat alle groote Steden die een belegeringe van een geheel saizoen konnen uithouden, moeten werden geconsidereert op haar zelven in der eeuwigheid te konnen bestaan, allesins door de ervarenheid werd bevestigd: nademaal noch heeden oneindelik veele Republiken uit niet meer als eene Stad bestaande, eenige honderd jaren tegen alle hare vyanden hebben konnen subsisteeren, hoewel onder de zelve zeer veele maar tellement | |
[pagina 233]
| |
quellement sus en zo gefortificeerd, en andere sterkere van zeer geringe grootheid zijn. Ia dat meer is, onder de zelve zijn verscheide noch groote, noch gefortificeerde Steden, die nochtans door hare eige Regering, en andere omstandigheeden ofte menschelike toevallen, zeer lange bestaan hebben. Voorwaar dus sterk werd men, als men zijn eige meester derfd wezen; en de Inwoonders beginnen te kennen de krachten eens volks, dat voor zijn vryheid vechten wil, als mede de zwak- en veranderlikheden der Monarchale oorlogen, waar door de Republiken de groote Monarchale Heirleegers te schande maken, of wel de groote revolutien, die de Monarchen door hare veldslagen onder malkanderen geduriglik veroorzaken, al stille zittende aanzien. DusGa naar margenoot+ hebben noch onlangs, gedurende die groote verwoestingen van Landen en Steden der zeer machtige Cheur- en Rijks- Vorsten, genoegzaam alle de vrye Rijks-steden, als Francfort, Straasburg, Ulm, Norenberg, Breslauw, Lubek, Hamburg, Breemen, Colen, &c. zich zeer wel geconserveerd tegen den Keizer, Hispanien, Vrankrijk, Zweeden, &c. behalven dat onnozele Straalzond, 't welk warelik onwinbaar zijnde, terrore Panico, uit vreze der victorieuze Keizerlike wape- | |
[pagina 234]
| |
nen, quansuis protegeerend Zweeds guarnizoen in nam, maar warelik van den rook in het vier sprong. Dus hebben zich zeer wel eenige honderd jaren naar een geconserveerd tegen Oostenrijk, Hispanien, Vrankrijk, Savojen en Ga naar margenoot+Bourgondien alle die geringe Zwitserse Republiken en Steden, namentlik Zurig, Bern, Bazel, Schaffhuizen, Friburg, Lucern, Solothurn, S. Gal, &c. ja ook dat anderssins zwakke Geneven. Ga naar margenoot+Dus subsisteerde zeer wel door zijn goede fortificatien tegen den Paus, Genua; tegen den Hertog van Toscanen, en den Koning van Hispanien als Hartog van Milanen, dat kleine Lucca, 't welk niet boven de 24000 menschen in heeft. Ga naar margenoot+Dus subsisteerde zeer wel, tegen den Grooten Turk, Oostenrijk en Venetien, dat kleine Ragousa, niet boven de 2000 treden in het ommegaan groot zijnde. En het en is niet vremt, dat men dusdanige ongelooflike vruchten eener vrye Regeringe ziet; want meester te mogen zijn van zijn eigen zelf, en in gevolge van dien te mogen voeden, kleden, wapenen en beschermen zijn eigen lighaam, dat men altijd ongeveinsdelik liefd, en na zijn uiterste vermogen, bezorgende beshermt, | |
[pagina 235]
| |
is waarlik een oneindelik voordeel boven de slavernye, al waar een Heer een andermans leven, gezondheid, securiteit, bezorgt ofte verwareloost na zijn eigen welgevallen. En indien dit waarachtig is, gelijkGa naar margenoot+ het klaarlik blijkt, zo dunkt my dat men niet alleen alle onze groote Hollandse Steden, die aan Zee-havens, ofte groote Rivieren gelegen zijn, voor gants onwinbaar behoorde te achten, indien zy zich eenmaal in postuur van defentie stellen, en hun Inwoonders doen geloven konnen, dat haar eigen krachten genoegzaam zijn, om alle uitheems geweld af te keeren. Maar my dunkt by gevolge ook zeer klaar te wezen, dat alle onze groote Land-Steden, als Haarlem, Delft, Leyden, Alkmaar, &c. zich tegen alle geweld van buiten zeer wel zouden konnen beschermen, met een vrye Regeringe, indien zy niet verzuimen zich zelven in een goed postuur van defensie te stellen. Namentlik, alle die Steden leggen inGa naar margenoot+ een climaat zo kout, dat het onmogelik is aldaar een winter-leeger te houden: ook leggen zy niet meer dan een mijl ofte ander-half van zee, in lage vlakke Landen, die men des winters meest alle kan laten onderloopen, zulks de zelve Steden zeer lichtelik zouden konnen | |
[pagina 236]
| |
werden gefortificeert; en menschen die de fortificatien zouden konnen beschermen, zijn hier in overvloed, namentlik zeer veele Ingezetenen en omleggende boeren. Dit zijn de Naturalia, naturelike vordeelen, die met geen zorge ofte geld te bekomen zijn; maar alle de rest hangt van de goede voorzorge der Regeerders, die mijns bedunkens ontrent de volgende zaken gedurende hare vrye Regeringe behoorden bezig te zijn, zonder eenigen tijd te verzuimen; want chi a tempo non aspetti tempo, die tijd heeft en tijd laat glyen, zal zijn leven niet bedyen. Indien haar hier na een Stadthouder ofte Kapitain Generaal wierd opgedrongen, zoo zouden zy misschien, indien dat zy wilden bezorgen, daar over zijn ongunst te vrezen hebben. Ga naar margenoot+Voor eerst is kennelik, dat Voor-Steden in vredens tijden alle voordeelen des Stads genietende, en geen lasten dragende, moeten werden vergeleeken by uitwassen die veel voedsel na zich trekken, den menschen zeer bezwarelik en nergens toe nut zijn, als mede ter contrarie dat de zelve in oorlogs-tijden nietwes tot defentie contribuerende, maar de Steeden daar door gemeenlik ingenomen werdende, moeten werden | |
[pagina 237]
| |
vergeleken by kankers, die men niet dan met perikul zijns levens, groote moeiten en smerten, kan met den zwaarde afsnyen, ofte met den viere verbranden, tot welke extremiteiten men gemenelik niet wil komen dan als het te laat is: zulks men te recht zeggen mag, dat het een noit genoeg geprese maxime is, daar de Regeerders alle buitegebouwen, onder wat deksel het ook zy, beletten. En dienvolgende behoorde de tweedeGa naar margenoot+ zorge der Regeerders te wezen, hare Stad tijdelik en naar aanwas van Inwoonders ofte neeringe te vergroten, en geduerig veele ledige plaatsen ofte erven binnen hare wallen te hebben, tot alle publike gebruiken en onverwachte voorvallen, 't zy in vrede, 't zy in oorloge; als mede om in tijde van aanstaande belegeringe te konnen bergen de omleggen de Boeren, met haar vee, voeder, gewassen en brand, die, in gevalle van beleegeringe, tot het graven (regen, wind, koude en hitte gewoon zijnde) zeer considerabele diensten konnen doen; en alle het omleggende Land van alles ontbloten zouden voor den vyand, die anderssins ter contrarie door dit alles gesterkt zijnde, ons langer op den halze zoude blijven leggen, en misschien uithonge- | |
[pagina 238]
| |
ren konnen. En daarenboven zoude door die maxime de huis-huur altijds laag blijven, tot een onuitspreeklik voordeel der gemelde Steden in vrede, als wanneer alle neeringen zeer onkostelik zouden konnen werden gedaan, en alle Ingezetenen zeer gezonde, gemakkelike en vermakelike huizen zouden konnen bewonen. Ga naar margenoot+De derde zorge der Regeerders behoorde te wezen, hare Steden met goede wallen en flankeringen te omringen, die met groote poorten, bequame Corps des Gardes in de zelve, als mede omtrent ydere poort met een bequame place d'armes te verzien, en in het midden des Stads omtrent het Stadhuis, waar van alle vigueur en kracht over het gansche lichaam des Stads moet werden gespreit, een Generaal of groot Corps des Gardes en place d'armes, om aldaar eenige duizend mannen in ordre te houden, en te konnen doen marcheren, daar het dienstig zoude mogen wezen. Ga naar margenoot+De vierde zorge der Regeerders behoorde te wezen, om wapenhuizen te bouwen, en die met der tijd te voorzien, met alle zo defensive als offensive wapenen. Want misschien zijn in ydere groote Stad wel honderd en vijftig stuk- | |
[pagina 239]
| |
ken geschuts met wapenen voor tienduizend mannen dienstig. Schoppen, houweelen, wagens, sparren en delen zijn in zo een gevalle ook nodig: als mede publike gebouwen tot vivres, koren en turf. Dit alles eenmaal gemaakt zijnde, zoude met zeer kleine onkosten konnen werden onderhouden: maar vivres zijn verderflike waren, kooren werd met groote onkosten bewaard, van turf zoude men zich genoegzaam altijd uit het omleggend Land in het korte tegen een aanstaande nood konnen voorzien: zulks in tijde van vrede schijnt genoeg te wezen de schuuren te hebben, die men den Ingezetenen tot zeer geringe huure latende, veeltijds uit eige inzichten met koren zoude zien vervuld, nademaal de Hollandse koopmanschap en geringe interesten gevoegd by de vrye solder-huren, misschien zouden veroorzaken, dat veele Rentiers by lage markten van granen, hare penningen, met hope van winst by volgende opslag, daar aan zouden besteden. De vijfde zorge der Regeerders behoordeGa naar margenoot+ te wezen, hare rijke Ingezetenen wel in de wapenen te oeffenen; want die heeft men in tijde van nood altijds gereed: en zouden de rijke Inwoonders zonder soldie getrouwelik dienen, | |
[pagina 240]
| |
om een wettige Regeringe nevens hare dierbare vryheid, en alle andere particuliere goederen, stantvastelik tegen alle in- en uitheems geweld te beschermen: de arme Ingezetenen zoude men by oorlogs-tijden in geringe soldie nemen, en die dus de genegentheid als mede de kracht om oproer te maken benemen konnen, als men haar geen dan vertrouwde rijke Borgers tot Officieren gaf. Ga naar margenoot+De zeste en laatste zorge der Regeerders behoorde te wezen om eenige doch weinige penningen in voorraad te houden. En vermits gewisselik eenige indachtig zijnde des gemenen gevoelens, pecunia est nervus belli, by 't geld is de kracht des oorlogs, zeer verwonderd zullen wezen, dat ik deze zorge stelle voor de laatste, en dat ik daarenboven recommandeere, niet dan weinige penningen in voorraad te houden: zo vind ik my verplicht te zeggen, namentlik de maxime by 't geld is de kracht des oorlogs, is noit waarachtig, dan daar alreede alle defensive en offensive middelen zijn: want een ieder weet, dat het wapenlooze goud niet kan werden beschermt als met dat van zich afbijtend yzer: en dat groote weereloze Finantien, alle vyanden van buiten, en op- | |
[pagina 241]
| |
roermakers van binnen tot plonderinge aanlokken. Immers heeft die maxime zelden eenige plaats, dan om heirlegers te velde in belegeringen, ofte in voordeelige posten hare vyanden te konnen uitharden, en daar als die wijken te slaan. Maar in Steden heeft die maxime gansch geen plaats, ten zy men zich alrede voorzien heeft van 't gunt waarom men geld verzamelde. En vermits in Regeringen van zoo weinig menschen, I denari sono mosche; Facile haerent manibus tractantium, het geld zo dikwils gemeten en gestreken werd, en zoo veel aan de maat en strijkstok hangd, als 't den Regeerders geliefd; zo moeten de goede Regenten boven al, zorge dragen dat de penningen dadelik werden besteed aan 't gene men nodig heeft tot een eeuwig welvaren, gemak en cieraat des Stads; eer zy door de vingeren druipende in de blauwe zak geraken: En als men dit alles verkregen heeft, dan is eerst de tijd geboren om schatten te vergaderen: want in tegenloopende tijden en onverwachte voorvallen, is geld, alle 't gunt men vergeten heeft, ofte in gerustige tijden ondienstig heeft geacht te wezen. Maar op groote schatten behoorden deze Steden noit te denken, alzo dat altijds | |
[pagina 242]
| |
zoude veroorzaken, die zware imposten en schattingen, die de Regeerders van een Koop-stad, bestaande in een klein getal, zo hatelik zouden maaken, dat zy door zodanige lasten wanneer die buiten nood werden opgelegt, perikul zouden loopen uit de regeeringe geschopt te werden: want als zy op haar eige defentie steunden, zouden zy met zo kleine imposten konnen bestaan, als alle andere Republiken; en zeer wel dienden zy te weten dat vele Republiken tegen zeer machtige naburen, zonder eenige imposten; eenige met zeer weinige; doch geen ter wereld oit met zo groote, als nu in de Hollandse Steden geheven werden, hebben bestaan. Zulks het een mirakel uit den hemel zal wezen, indien dat lange kan duuren, in Steden die niet van haren vasten bodem ofte situatie konnen, maar van die losse koopmanschap, en 't onzeker vertier der Manufacturen, moeten leven en subsisteeren. Ga naar margenoot+Eindelik zoude men by alle het voorgaande konnen voegen, dat de Regeerders behoorden te zorgen, om goede Alliantien te maken met eenige naburige Steden, dien meest aan haar behoud gelegen is; maar als de zaken dus leggen, pleeg men ook zonder voor- | |
[pagina 243]
| |
gaande Alliantien geholpen te worden; en als het anders gelegen is, zoo verkrijgd men voor alle zijn' zorge en onkosten, niet dan woorden, schrift en zegel, dat allesins krachteloos is, en gebogen werd, naar dat het de machtigste, of die buiten nood is geliefd te drajen. Immers hebben alle groote HollandseGa naar margenoot+ Land-steden door hare nabyheid eenige gemeenschap met de Noord-zee, en dienvolgende zouden zy in den uitersten nood ook eenige hulp uit dien hoek verwachten konnen, en als zy 't eenigsins wel mesnageerden, zoude altijds de eene ofte de andere Hollandse Stad aan een Zee-haven gelegen, haar toegedaan zijn, om het verzenden der waren, die zy uitleveren, tot zich te trekken. Maar in allen gevalle, is den Regeerders geraden, zich zo wel te voorzien als of zy van niemand ter wereld zouden werden geholpen, het welk uit het voorgaande blijkt, wel doenlikGa naar margenoot+ te wezen. En dienvolgende dunkt my door het boven gededuceerde overvloediglik te hebben bewezen, dat iedere groote Hollandse Stad niet min als alle andere Republiken uit eene Stad bestaande, zich zeer wel tegen alle Potentaten dezes werelds zoude konnen beschermen. |
|