Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– AuteursrechtvrijCap. XLII.
| |
[pagina 227]
| |
nen met dat eminent Hooft, om het zelve te maken Heer der gemelde Republiken, en dat desselfs blinde ambitie alzoo groot zal wezen, als die van Lodowyk Sforza: zulks hy met eenige conquesteerende Sweedsche krijgs-macht, ofte eenige andere zich voegende, zoude trachten Holland schielik in zijnen boezem te brengen een machtig vyandig Heer, om dus Holland te dwingen, en onder zich te verdeelen: en des niet te min zoude ik trachten te bewijzen, dat Holland eenige voor zorge doende, zeer wel tegen alle dat geweld zoude konnen bestaan. Maar ik zal, om kortheids wille, alleenelikGa naar margenoot+ zeggen, dat de twee Provintien, namentlik Holland en Uitrecht, in weinig tijds, en met weinige kosten, in zoodanigen sterkte en posture van defentie tegen alle geweld zouden konnen werden gebracht, dat het, menscheliker wyze gesproken, onmogelik zoude zijn, die door eenige macht van buiten te overweldigen; en zoude die positie konnen werden gesterkt met het gevoelen van den Heer Prins Willem de oude, die ik voor dezen of gelezen, of verstaan hebbe, altijd van dat oordeel geweest te zijn, en ook daar op met de ervarenste Ingenieurs van die eeuwe eenige projecten gemaakt | |
[pagina 228]
| |
te hebben: hoewel ik anderssins het zelven zeer particulierelik zoude konnen aanwijzen, als mede dat het zelve wel driemalen minder zoude kosten, als eene belegeringe van 's Hertogenbossche, en dat het zeer weinig om te onderhouden ofte te bewaken zoude vereischen. Ga naar margenoot+Eindelik zal misschien iemand zeggen, dat hier werd gepresupponeert, dat het Sticht, ofte ten minsten de Stadt Uitrecht, zich altijd met Holland zoude voegen, en dat nochtans zoude konnen gebeuren, dat die Stad met onze vyanden zoude aanspannen om Holland te ruïneeren. Waar op ik beken, Si caelum rueret multae caperentur alaudae, dat alle die dingen wel mogelik zijn; maar dat het een groot mirakul zoude wezen, indien alle de zelve quamen te gebeuren; immers is niet waarschijnlik, dat de stad Uitrecht, een vrye Regeeringe genietende, ooit Holland beoorlogen zal: want de interesten dezer twee Provintien oneindelik door onderlinge gemeene schade en baat aan een zijn gekoppeld; en daarenboven heeft die machtige stad zich van ouds zoo qualik met een-hoofdige regeeringe bevonden, dat zy altijds goed Hoeks is geweest, en meer als eenige andere, na een vrye regeeringe heeft getracht, niet konnende ofte niet wil- | |
[pagina 229]
| |
lende haren nek buigen onder het juk der Bisschoppen, Heeren, ofte Stadhouders; gelijk kennelik is, dat de inwoonders daar door alleen de naam van Meuitemakers hebben verkregen: want die met Geestelike of Wereldlike groote Heeren gemeene kerssen eet, moet lijden dat zy de grootste kiezen, en hem met de steenen schieten; of indien hy zich daar tegen steld, werd hy als een ketter geexcommuniceert, en als een meuitemaker gestraft: en eindelik is het Sticht in zichGa naar margenoot+ zelven zoo weereloos, dat voor het zelve, na alle menschelike schijn, geen gewenster zaak, als zoodanige fortificatie, zoude konnen voor-vallen. En vermits in geen Staat dezes werelds zodanige zekerheid is, dat niet eenige onzekerheid zoude overblijven, zoo dunkt my, dat ik alrede met zoo vele redenen heb bewezen, dat Holland op zich zelven, tegen alle zijn' naburen, zoude konnen bestaan, dat men het zelve nauweliks van eenigen Staat ter wereld met meerder zekerheid zoude konnen bewijzen. En indien hier noch eenige twijffeling mochte overig wezen, zoo zal ik trachten de zelve in het volgende Capittel wech te nemen. |
|