Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– Auteursrechtvrij
[pagina 168]
| |
Cap. XXXVII.
| |
[pagina 169]
| |
nochtans doorgaands de meest aan de negotie en drapperie-geinteresseerde Steden daar buiten. Zulks meest alle de oorlogen van dat weelige Land uitbersteden op Vrankrijk; en by gevolge op Schotland, als mede op Wallis en Yerland, en somtijdts op Spanjen. Maar na dat de dwingende keuren derGa naar margenoot+ Nederlandse Hallen, en de volgende oproeren, als mede onze binnen en buytenlandse oorlogen eerst de lakenwevery hadden gebracht in Engeland, zijn, door de Albanise wreedheden, alle de saay-neringen daar noch by gekomen; zulks de Engelsen, allengs hare Manufacturen door geheel Europen ventende, zeer considerabel ter zee, en van deze Nederlanden independent hebben beginnen te werden. Waar by daar na noch komende het ontdekken van die onuitsprekelik vis-rijke Terreneufse bank; zo hebben voornementlik die van Bristol die occasie waargenomen, hare schepen ballastende met Engels loot en tin, en andere waren, om, hare kabbeljauws-vangst op gemelde bank gedaan hebbende, daar mede te varen naar Spanjen, en door de gansche Middellandse zee, om hare Engelse waren, nevens de Bacalao, over al te venten, en andere retouren wederom naar En- | |
[pagina 170]
| |
geland te konnen doen. Eindelik is hier noch by gekomen de langdurige vervolginge der Puritainen in Engeland, welke zeer veel Engelse Colonien in West-Indien heeft veroorzaakt, die nu in Engeland zeer grote occasie geven tot een machtigen overzeesen handel met de Indiën en gemelde Colonien. Ga naar margenoot+Zulks dit machtig Eiland, nu in 't geheel nevens Ierland geraakt zijnde onder eenen Koning, gansch geen garnisoenen tot afkering van uitheemsch geweld van noden heeft. En leggende in het midden van Europen met een zuivere diepe kust, vol van goede havens en bajen aan een zo enge zee, dat alle vreemde schepen, het Westen ofte Oosten willende bezeilen, genoodzaakt werden, om de gevarelike Fransche kust te mijden, in geval van schoon weder te varen nevens Engeland heen; en by storm-weder, in zijn bajen scheeps- en 's lijfsberging te zoeken; ook met gevaar van alles te verliezen: zo kan ieder lichtelik merken dat gemelde Koning, een considerable scheeps-macht bekomen hebbende, en van alle naburen independent zijnde, ter contrarie zeer formidabel is by allen dien eenigsins aan het welvaren der gemelde zee gelegen is. Imperator maris, terrae Dominus. Een meester ter zee is | |
[pagina 171]
| |
een Heer te lande; alzo hy, en door gehele scheeps-vloten, en door particuliere zee-roveryen, de voorbyvarende schepen t'allen tijden kan aantasten, vermits de westelike winden aan deze zijde den Tropicus meest altijds wajende, haar goede gelegentheid geven om uit hare menigvuldige bajen in zee te varen. En deze commercie tusschen het Oosten en Westen belet zijnde, zoude daar uit Hollands ruine gewisselik volgen. Welke formidable macht van het Engelsche Rijk, de Koning Henrik de VIII zo groot voelde te wezen, dat hy tot zijn devijs derfde gebruiken: Cui adhaereo, praeest. Die ik help zal meester zijn. En in gevolge van de zelve, oorlogde hy warelik naar zijn welgevallen, nu tegen Vrankrijk, en dan tegen Spanjen, gesterkt met het Duitse Rijk en deze Nederlanden; makende altijds vrede als 't hem lustede, zelfs met François de Eerste en Carolus de Vijfde, die hy, door het verstoten zijner moeye, zo grovelik derfde affronteren. Zulks Engeland, nu door Schotland, veel Manufacturen, en grote scheepsvaart, zeer in krachten toegenomen wezende, en Vrankrijk zo wel als Spanjen door Favoriten geregeerd zijnde, in alle manieren voor geheel Europen for- | |
[pagina 172]
| |
midabel zal wezen zo haast als een zelf-regeerende Koning die considerable macht tegen de naburen zal willen gebruiken. Ga naar margenoot+Maar aan de andere zijde is ook waarachtig, dat Engeland in vredens tijden zeer groote voordelen door de havening der Hollandse schepen trekt. En dat nu in Holland veel meer Engelse waren, die wy meest alle lichtelik missen konnen, werden geconsumeerd, als Hollandse in Engeland; vermits de Hollandse en vreemde Manufacturen daar meest van ouds verboden zijn in te voeren, ja sedert het verbod van geen dan alleen ingeboren en uitgeleverde waren met vremde schepen in Engeland te mogen brengen, staat genoeg-zaam alle onze zee-vaart op Engeland stille. Ten tweeden is klaar, dat de Revieren in Engeland zeer klein en gansch verscheiden van malkanderen zijn; zulks alle onderlinge commercie aldaar moetende geschieden door de open zee, de Engelsche uit dien hoofde veel schade door zee-rovery konnen lijden. Ten derden is klaar, dat de Engelse negotie ter zee zo considerabel en wijt-loopig zijnde, door de Hollandse scheeps-macht, aldermeest kan wer- | |
[pagina 173]
| |
den beschadigd, zelfs in de Middellandse zee en de Indien. Ten vierden is klaar, dat de Engelse te lande gansch geen conquesten op Holland doen konnen, 't en zy aan de zelve, door binnenlandse twisten alhier, werde voet gegeven. Noch wy op haar; dan door de zelve rede. Behalven dat Koningen altijds willen conquesteren, en wijze Republiken, die op vrede bestaan, het zelve noit doen willen. Ten vijfden, is dienvolgende klaar,Ga naar margenoot+ dat de Engelsen ons niet konnen beoorlogen, als ter zee; en vermits die oorlogen moeten werden gevoerd met baren gelde, alzo die militie niet kan werden gevoed door plonderingen en inquartieringen van vyanden landen: en dat de Koning van Engeland daar toe zijne Domeinen niet zoude konnen gebruiken, als de zelve en meer tot zijne hof houdinge van node hebbende; zo volgd wijders dat hy tot gemelden oorlog ter zee zoude van node hebben eenig ander ordinaris inkomen ofte fonds, om te konnen oorlogen. Ten zesten is kennelik, dat gemelde Koning eenig ordinaris inkomen hebbende om die zelve oorlogen uit te voeren, nooit eenig Parlement zoude by een roepen om van het zelve eenig subsidie te bid- | |
[pagina 174]
| |
den; en dat dien volgende het Parlament in der eewigheid niet zal toelaten, dat enige eewigdurende imposten in dat Rijk werden opgesteldt; vermits alle Ingezetenen als dan ook metter daad zouden vervallen en zich ontbloten van zo een gewichtig privilegie, als is: op alle vergaderingen der Parlamenten te mogen klagen over alle misbruiken, concussien, corruptien, malversatien, en geweld der Grooten, en daer over redres ofte recht te verzoeken, eer zy Ingezetenen zich door een acte des Parlaments verplichten tot het opbrengen van die lastige subsidien. Ten zevenden is klaar, dat tegen deze landen zouden moeten werden gebruikt zo machtige zee-vloten, dat de zelve alleen door subsidien of schattingen niet zouden konnen werden geequipeerd en onderhouden; alzo het zelve zo onverwachte en rugge-inrijdende middelen zouden wezen, dat de zelve door gemelde Ingezetenen zo bezwarelik zouden konnen werden gedragen, dat de Koning tegen de zelven altijds eenig oproer zijner onderdanen zoude hebben te vrezen. Ga naar margenoot+Ten achtsten is zeer klaar, dat de Hovelingen en Favoriten, des Konings oor bezittende, uit den oorlog ter zee noch | |
[pagina 175]
| |
eere noch profijt zoude konnen rapen. En dat zy ter contrarie, in zee gaande om over de vloten te gebieden, zich kennelik van den Koning zouden moeten esloigneren en scheiden, en dien-volgende zeer groot perikel lopen, dat onderentusschen iemand anders, des Konings oor bezittende, de hekken der regeringe zodanig zoude verhangen, dat zy met volle gonst uitgegaan zijnde, lichtelik zeer haast in ongenade uit de zee na huis zouden geroepen werden. Welk geposeerde waarachtich zijnde, zo volgd van zelfs dat een oorlog aan wederzijden zeer schadelik is; zo nochtans dat Engeland veel beuiten op ons, wy weinig op de Engelsen konnen doen; en dat zy door ons wel zeer beschadigd, maar wy door haar genoegzaam geruineerd konnen werden. Zulks ons eenig behoud in dezen gefondeerd is op de toevallen die een Monarchale Regering onderworpen is; en dat een oorlog tegen ons den Engelsen onderdanen schadelik zoude wezen; als mede dat Londen door meer negotie en schipvaart den Koningen formidabelder zoude werden als eenige naburen. Zulks wy, om tot geen oorlog te vervallen,Ga naar margenoot+ in alle twisten tegen haar, moeten goede woorden geven, en tijd winnen, | |
[pagina 176]
| |
op hope dat in deze Monarchale regering de Favoriten zullen konnen werden omgekoft; en de Koningen hare delices volgen; ofte sterven: of wel dat zy onderentusschen tot andere buitenen binnelandse oorlogen vervallen zullen. Maar staat wel te letten, dat wy ons, uit vreze van een oorlog tegen Engeland, niet moeten laten emporteren tot alliantien, om gezamentlik te beoorlogen eenige machten die voor Engeland eenigsins formidabel konnen zijn; want wy zo doende, ons kennelik zwakkeer, en Engeland machtiger zouden maken, welk dien doorn uit zijne voeten hebbende, ons daar na met minder schroom vertreden en drukken zoude, als wy van dien toevlucht ons zouden Ga naar margenoot+hebben berooft. En voorwaar, vermits Engeland voor ons formidabelder is, als eenig Land ter weereld, zo ware het ook een onuitsprekelike dwaling, het zelve voor ons noch formidabelder te maken. En boven al staat wel te considereren, dat wy, om een oorlog met Engeland te schouwen, ons niet moeten laten vervoeren om de Staats-gewijze Regeringe te veranderen in een Monarchale; want Leo vinciri liber pernegat. De vrye Leew wil niet gebonden zijn, | |
[pagina 177]
| |
plagt Hollands devijs te weezen. En indien wy ons met een vrye Regering nu genoodzaakt zouden vinden den Koning daar in eenige treden te gemoet te komen; zo vraag ik, hoe wy den zelven dus met een Monarcha in fieri gestijft, door onze geboeide handen en voeten, eenige de minste resistentie zullen konnen doen; als hy daar na voor den zelven, de absolute Souverainiteit begerende, van ons de ellendigste natie zoude maken die oit van eenig Monarch zoude konnen werden geregeerd: alzo die Regering Holland gewisselik zoude ontblooten van zijn naturelike voordeelen, spruitende uit de situatie aan zee en rivieren; en belast laten met zijn' ondragelijke naturelike lasten. En dienvolgende blijkt dat wy de vrye Regering, ook door een oorlog tegen Engeland, beschermen moeten. Want voorwaar, veel geraadzamer en loffeliker is het te strijden om niet te sterven; schoon genomen daar zeer grote apparentie is in den strijd te zullen sneuvelen; als sich zelven, uit vreze van eenige pijnelijke quetsuren in den strijd te zullen ontfangen, gelijk een anderen Iudas verhangende, met een dubbelde dood aan ziele en lighaam onwederopstandelik te moorden: dewijl wy ten quaadsten | |
[pagina 178]
| |
gaande, door een Engelsch oorlog verzwakt zijnde, met een vrye Regeringe na andere gevallen dezes werelds zouden konnen wachten, en na beter luk aspireren: daar wy ter contrarie, door een absolute Monarchale Regeringe in der eewigheid zouden zijn en blijven geruineerd, voor ons en onze kinderen; die als dan zo flaw-hertige Ouders zouden vervloeken. Ga naar margenoot+In allen gevalle is klaar, dat Engeland geen Potentaat in Europen vrezende, geen alliantie gefondeerd op een gemene vreze met ons maken kan; en dat dienvolgende alle alliantien met dat Land ons schadelik zullen wezen. Ten tweden is klaar, dat wy uit lust van te conquesteren, met Engeland geen alliantie moeten aangaan: want wy, ten besten gaande, in deze jagt alle onze krachten besteedt hebbende, over het delen der conquesten met den Engelsen Leew gewisselik zouden moeten twisten; die alle den beuit na zich nemende, den ellendigen Ezel zoude verslinden; ofte ten besten gaande, zouden wy Iakhalzen gelijk een Fret het wild in het Engelsch net jagen. Voorwaar veel beter is het dat Holland met zijn actien, niet deze twee domme ongelukkige dieren, maar de beschroomde doch voorzichtige Kat, | |
[pagina 179]
| |
die voor niemand als zich zelven muist, naarbootst. Zulks waarachtig zijnde, dat wy, noch tot gemene defentie, noch tot gemene conquesten met Engeland, eenige voordelige alliantien konnen maken, met recht moeten besluiten, dat alle alliantien met dat Rijk ondienstig zijn voor Holland, zelfs die men zoude mogen aangaan uit vreze van in oorlog tegen Engeland te vervallen. Want het klaar is, dat de Koning eenige voordelige conditien bedongen hebbende, wy die dadelik tot onze eige bezwaringe zullen moeten presteeren, en dan noch verwachten, dat hy ons evenwel met een oorlog dreige, ten zy wy op een nieuw eenige voor ons bezwareliker dingen presteeren. En voorwaar, die zijnen zijner Onderdanen Vryheid en Leven, ook door geen moejelike en gevaarlike oorlogen, beschermen wil, is der Regeringe, Vryheid en Levens zodanig onwaardig, dat hy in alle manieren, inter homines damnatae memoriae, voor het uitvaagsel des werelds behoorde gerekend; en zijner by de posteriteit niet, dan met vervloekinge en verfoejinge, gedacht te werden. |
|