Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– AuteursrechtvrijCap. XXXVI.
| |
[pagina 165]
| |
onse schepen te huuren, om te bevaren de Indien, daar zy voor desen zoo sorgvuldiglik alle vreemden plegen buiten te sluiten. Ten derden is klaar, dat dese West-IndischeGa naar margenoot+ mage aan het Spaansche hoofd moet werden gekoppeld door scheeps-macht, en dat het rijk van Napels met de Nederlanden, gelijk als twee armen, hare krachten niet besteden konnen omtrent, noch ontfangen van het hoofd, als door schepen. Alle het welke dien-volgende door onse scheeps-macht zeer bequamelik geschieden kan in vrede; en belet kan werden in oorlog. Ten vierden is ook waarachtig, datGa naar margenoot+ Holland door zijn scheeps-macht, dit gantsch verspreid lighaam, in tijde van oorloge, wonderlik bekommeren en grieven kan: en dien-volgende verplichten tot ongelovelik veel garnisoenen. Maar aan de andere zijde is ook klaar,Ga naar margenoot+ dar de Koning van Spanjen tegen dat machtige Vrankrijk, en groote jalourse Nederlandsche Steden, altijds een groote krijgs-macht onderhouden, ofte zijn' landen verliesen sal moeten. Ten tweeden is kennelik, dat gemeldeGa naar margenoot+ Koning, zijn pretensie op Holland, en alhier een zeer machtigen aanhang der Roomsch-Catholiken is hebbende. | |
[pagina 166]
| |
Ga naar margenoot+Ten derden is klaar, dat hy, door Braband, aan Holland grenst, en dat hy door de Vlaamsche zee-havens, onse visseryen en negotien, in dese kleine Noord-zee, uitnemend zeer incommoderen kan. Ga naar margenoot+Ten vierden is klaar, dat by dese constitutie van vrye Regeering, men hier niet goed vinden sal, zelfs in oorlog gekomen zijnde, meer Nederlandsche Steden door geweldig-kostelike belegeringen te incorporeren. Ga naar margenoot+Ten vijfden is ook klaar, dat alle de frontieren der geunieerde Nederlanden zoodanig gesterkt zijn, dat wy in oorlogen geene, dan door de menigte, staan te verliesen; soo nochtans, dat indien de selve maar eenigsins wel gedefendeerd werden, zy voor Spanjen zeer ruïneuse conquesten zullen strekken. En daarenboven zoude Spanjen altijds te verwachten hebben, dat wy alsdan Vrankrijk zouden opwekken, om, volgens het interest van dat Rijk, de Spaansche conquesten te beletten, door een oorlog op zijn Nederlandsche frontieren. Het welk voor Spanjen, altijds in soo een geval, zeer formidabel zoude wesen. Uit alle welk geposeerde blijkt, dat Spanjen van Holland zeer groote voordeelen | |
[pagina 167]
| |
kan trekken in vrede. En dat een oorlogGa naar margenoot+ aan wederzijden ruïneus is; soo nochtans, dat voor Spanjen veel meer apparentie zy, op ons te konnen conquesteren te lande, als voor ons op hem; 't en zy wy daar onder rekenen en tegen stellen het verliesen van zijn Gallioenen op zee. Waar uit wijders volgd, dat wy, uit vreese van een oorlog, nooit alliantien tegen het interest van desen Staat, absolutelik geconsidereert zijnde, met Spanjen behoorden aan te gaan; en dat wy ons noch veel min behoorden te laten vervoeren, om ter contemplatie van Spanjen, eenige de minste oorlog aan te nemen tegen eenige nabuuren, die by hem formidabel zijn; nademaal de meeste rust van desen Staat ten desen reguarde hier in bestaat, Dat Vrankrijk voor hem formidabel, en Engeland ons toegedaan zy. |
|