Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– AuteursrechtvrijCap. XXXV.
| |
[pagina 161]
| |
geconsidereert, dat het voor desen t'eenemaalGa naar margenoot+ op den landbouw pleeg te bestaan, en dien-volgende door oorlogen ter zee weinig konde werden beschadigd. Maar sedert de regeering van Henrik de IV, en de volgende excessive belastingen over alle vremde inkomende manufacturen, zijn de zijde, wol, en lijnwaat-weveryen, als mede vele andere handwerken, aldaar zoo dapper toegenomen, dat zy nu meer gemaakte stoffen en handwerken uitleveren, als vremden na zich trekken; sulks oorlogen tegen ons, haar schadeliker, en ons zoo schadelik niet zijn als voor desen. Ten tweeden is klaar, dat de FrançoisenGa naar margenoot+ extraordinaris weinig eigen schepen en boots-volk hebben, sulks genoegsaam alle hare negotie werd gedreven (eenige Engelsche schepen en negotie uitgesondert) door Hollandsche schepen op Holland, ofte ten minsten aldaar ontladende. Ten derden is klaar, dat de HollandersGa naar margenoot+ meest alle de Franse uitgaande wijnen en 't zout consumeeren ofte verhandelen, en dat het zout ook zoude konnen werden gehaald uit andere Landen, namentlik uit Portugal, Spanjen en Punta del Rey. Gelijk ook waarachtig is, dat wy de wijnen in Holland veel lichter | |
[pagina 162]
| |
konnen ontbeeren, als in Vrankrijk den Adel en de Geesteliken (wien meest alle wijnen toekomen) ons geld ontbeeren konnen. En daarenboven zoude nu, door de vrede in Duitsland, in gevalle van oorlog met Vrankrijk, die handel voor het grootste gedeelte met Rijnse wijnen konnen gecontinueert, en misschien voor altijds gediverteert werden; hoewel het selve den lande van Holland niet zoo voordeelig, als de zee-handel in Franse wijnen, zoude wesen. Ga naar margenoot+Ten vierden is klaar, dat in Vrankrijk zeer veel Hollandse lakenen, sajen, lijnwaat, haring, abberdaan, en andere waaren, die onse schepen daar voeren, gesleten worden. Ga naar margenoot+Ten vijfden is klaar, dat Holland, door Vrankrijk niet kan werden te lande beoorlogd, nochte ook ter zee, door gebrek van scheeps-macht, en door hare onsuivere periculeuse kust. sulks zy onse goederen, schulden, en schepen aangeslagen hebbende, ons geen verder quaad zouden konnen doen, dan met kleine zee-roveryen, die wy, convoyschepen houdende omtrent de Hoofden en Heiffant, zeer lichtelik beletten zouden: als maar eenige andere weinige kruissers de zee-roevers omtrent de Ga- | |
[pagina 163]
| |
ronne en Loire wilden soeken, en de Noord-zee van de selve zuiveren. Waar uit evidentelik blijkt, dat een Koning van Vrankrijk ons den oorlog niet moet aandoen, uit vrese van hier na door ons, ofte iemand anders, beschadigd te zullen werden; noch door hope van winste en conquesten op ons te zullen doen; noch door een ydele glorie: maar dat, ter contrarie, alle oorlog tegen ons, dadelik alle negotie en commercien in Vrankrijk doet cesseeren, met perikel van de selve daar na in het geheel te verliesen. En indien men daarenboven considereert,Ga naar margenoot+ dat Spanjen eenigsins; en Engeland noch meer voor Vrankrijk formidabel is: so blijkt wijders, dat wy nooit door eenige Franse dreigementen, van ons het oorlog aan te doen, ons moeten laten verrukken, om met Vrankrijk aan te gaan een alliantie, die ons, absolutelik geconsidereert zijnde, schadelik zoude wesen. En noch veel min behoorden wy, ter contemplatie van Vrankrijk, ons te laten emporteren tot eenig oorlog, waar door Spanjen ofte Engeland by den Françoisen minder formidabel zoude werden. Want dat iutgewrocht hebbende zouden wy noch veel baldadiger insolentien en swaar- | |
[pagina 164]
| |
der oorlogen van dat Rijk verwachten moeten. |
|