Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– AuteursrechtvrijCap. XXX.
| |
[pagina 117]
| |
tegen gehouden en gestuit is, dien ruineusenGa naar margenoot+ cours van door continuele negotiatien van excessive capitaalen op interesse, de Provintie van Holland tot haaren totalen ondergang toe te drukken, en eindlik als een heerlik gebouw cierlik van buiten, door 't ondergraven van zijne fondamenten, subitelik te doen ter neder storten; maar dat ook zelfs al in den jaare 1655, door den yver van de goede Regeerders, uitgevonden is een middel, om de voorsz. Provincie van de voorgeroerde opgelichte honderd en veertigh millioenen metter tijd wederom geheelik te ontlasten, te weten, reducerende de jaarlikseGa naar margenoot+ interessen der voorsz. opgenoomen catitalen van den penning twintigh, tot den penning vijf-en-twintigh, ofte van vijf tot vier ten hondert, en gebruikende het jaarlikse avance tot aflossinge van capitalen ter concurrenter somme; welke avance van jaar tot jaar vermeerderende, de boven-genoemde vervaarlike somme van hondert en veertigh millioenen, daar door in den tijd van een-en-veertigh jaren, waar van nu al ontrent een zeste-part voorby is, onder Godes genadigen zeegen, geheel en al zal wezen afgelost: maar gelijk het ten hoogsten is te roemen, dat alhoewel meest alle de Regenten van de voorsz. Pro- | |
[pagina 118]
| |
vincìe, een merkelik gedeelte van haare middelen op de Comptoiren van Holland en West-Vriesland beleid hebben, echter de consideratie van hun eigen voordeel, haar niet heeft belet, hun zelven een geheel vijfdepart van 't inkomen der voorzeide hare middelen af te snijden, om daar mede het gemeen, en onder anderen mede zo veel duizend koopluiden, arbeits-gezellen en andere ingezetenen, die geen capitaal op 't Landt hebben loopende, zo considerablen en zo noodzaakeliken dienst te doen; zo is het ook ten hoogsten te beklagen, datter noch zelfs Ingezetenen van Holland bevonden werden, die de nuttigheid en noodwendigheid van dien, niet konnen ofte niet willen vatten; zy behoorden voorwaar te considereren, dat het Land een wees-kind is, en dat de Regeerders zijnde de voogden van dat wees-kind, het haar dienvolgende in goede conscientie niet geoorloft is, penningen tot laste van 't zelve te laaten loopen tegens een zwaaren interest, van vijf ten honderd, als het credit van 't wees-kind zo groot is, dat het geld genoeg tegens vier ten honderd kan bekoomen, en dat het boven al voor die voogden niet excusabel zoude wezen, haar eigen capitaal tot lasten van 't wees-kind te houden, en daar van interest tegen vijf ten honderd te | |
[pagina 119]
| |
genìeten, als anderen, ja zelfs de meerder jarige broederen en zusteren van 't wees-kind, bereid zijn, haare capitaalen aan 't zelve tegens vier ten honderd te laaten volgen; maar voor al behoorden zy te begrijpen, dat het inkoomen van Holland by zich zelven, als voorzeid is, gantsch nietig zijnde voor zo veel het zelve jegenwoordig zeer important is, puurlik en alleenlik hangt aan den zeegen van de commercie en traffijcq, en dat by eenige notable diversie ofte verminderinge van dien, uit het zelve inkoomen op verre na niet zoude konnen werden vervallen de zeven millioenen, die voor date van de voorsz. reductie, jaarliks tot betalinge der voorsz. honderd en veertigh millioenen waren vereischt, en die by continuatie van zoodanige huyshoudinge als ten tijde van de Stadthouders en Kapiteins Generaals in zwang ging, metter tijdt dier wijze zoude hebben vermeerdert, dat de zelve eindelik al het inkoomen, zelfs by continuatie en ook by vermeerderinge van den voorsz. zeegen, zouden hebben te boven gegaan, en dat mits dien het zuiver innekomen van Holland min als niet wezende, en daar mede ook alle credit noodzakeliken moetende steuiten, de zelve Provintie als met | |
[pagina 120]
| |
eenen slag zoude hebben moeten ten onder gaan; ik wete die menschen niet Ga naar margenoot+beter te vergelijken als by zekere krankzinnige zoon van een naarstig huisman, welke krankzinnige zoon op een tijd ziende dat zijn vader een goed gedeelte van het koren uit de schure genomen, en naar het land gevoert hebbende, 't zelve aldaar op der aarde was verspreydende, en dat de vader zulks noch meermaals poogde te doen, daar over naar zijn krankzinnig verstand zeer begonde te murmureren, zeggende datmen uit de volle schuur het koorn met een volle hand placht te nemen, om brood en koekken te bakken, daar hy en zijne broederen dageliks van moesten eten, dat het zoo doende bekrompen zoude omkomen, en dat zijn vader haar die ruimte behoorde te laten behouden; maar die krankzinnigen bloed en begreep niet, dat het koorn uit de schure genomen en over de aarde verspreid, geenzins verquist ofte wechgeworpen, maar in de aarde gezaid wierde, om tegens het naaste jaar daar van meerder, en in volgende jaren daar van by vermenichvuldiginge overvloediger en overvloediger vruchten te trekken; dat het ook maar 't overschot was, en dat de vader genoech gezorgt hadde dat zo veel in de schure was gebleven dat zy zonder gebrek dat jaar zouden konnen doorbrengen, ja dat als men van die volle | |
[pagina 121]
| |
schuur soo al naar sijne phantasie van tijd tot tijd brood en koeken gebakken hadde zonder ook te sayen, het alsdan wel voor een tijd lang een vrolik leven zoude hebben geweest; maar dat het op 't einde subitelik in een sware ellende en hongers-nood zoude hebben moeten uitloopen; even alsoo sien die krankzinnige menschen niet, dat 'et gene haar ofte hare nagebuuren, door de voorschreve reductie, schijnt onthouden te werden, geensins verspilt ofte verquist, maar tot haren besten, als een goed zaat, in de Comptoiren gelegt ofte gelaten werd, om goede, en van jaar tot jaar meer en meer vruchten voort te brengen; dat het ook door Godes zegen waarlik gesegt kan werden, maar ons overschot te wesen, en dat by soo verre sulks nagelaten, en naar de phantasyen van de voorschreve menschen, soo al voort van tijd tot tijd meer en meer genegotieert wierde, het alsdan noch wel voor een tijd goeden doen zoude wesen; maar dat het einde, als boven, tot onser aller verderf, de last zoude hebben te dragen. En om het verschil tusschen de jegenwoordige wel-gereguleerde, en de voorgaande quistige regeeringe in desen nader te ontdekken, soo dient men sich in de memorie te brengen, dat by onse tijden voor desen noch eene re- | |
[pagina 122]
| |
ductie van renten, en interessen van den penning sestien, tot den penning twintig, of van ses en een quart tot op vijf ten hondert, is gedaan; maar dat het profijt van dien, of 't gene daar door wierde geadvanceert, terstond door de Ga naar margenoot+vingeren gedroopen, ja tot aanneminge van meerder ruiters en knechten, meest in weerwil van de goede Regeerders in Holland, geëmployeert, en doorgaans tot nadeel van de selve Provintie, aan de ambitie van de Kapitain Generaal, als boven, opgeoffert is; sulks dat de voorschreve reductie met waarheid geseid kan werden, niet tot ontlastinge van 't Land, maar tot eene nieuwe sware schattinge voor de gemeente gestrekt te hebben; en indien wy nu dat geluk hadden, dat de goede Regeerders in die tijd machtig geweest hadden, d'avance van de voorschreve reductie (gelijk jegenwoordig geschied) tot aflossinge van Capitalen te gebruiken, en die aflossinge jaarliks met den interest van den interest (gelijk nu gedaan werd) te augmenteeren, sonder sich wederom in nieuwe negotiatien, tot nadeel van Holland, in te laten, soo zoude men jegenwoordig, in plaatse van de meer-geroerde vervaarlike belastinge, genoegsaam op een effen bodem wesen, en mitsdien voor seven millioenen | |
[pagina 123]
| |
jaarliks aan imposten, en sulks alle de middelen van consumptie, die de gemeene man soo lastig vallen, en de vermeerderinge van onse neeringen en commercien merkeliken verhinderen, neffens een goed gedeelte van de verpondingen op de landen en huisen, als mede van de Convoyen en Licenten konnen afschaffen, en echter noch meerder aan suiver inkomen behouden, als men jegenwoordig heeft; behalven dat alsdan, onder beneficie van de voorschreve afschaffinge van de imposten, alle hand-werken, neeringen en commercien uit andere Landen, herwaarts zouden toevloeyen, en dat by gevolge desen Staat, menscheliker-wijse gesproken, ofte al-bereids soude zijn, ofte in korte jaren soude staan te worden, de considerabelste, machtigste, en redoutabelste van de geheele wereld: en gelijk wy dat geluk en dien voorspoed jegenwoordig gewisselik zouden gehad en gesmaakt hebben, in cas de Regeeringe voor desen de vryheid gehad hadde, om 't ware interest van Holland te konnen doen gelden, soo sullen wy het selve naar menschelike apparentie, noch in onse persoonen, ofte immers in die van onse kinderen, genieten en gevoelen; indien wy ons die gulde vryheid, die ons als uit den hoogen Hemel in handen gegeven is, niet schandelik laten ontrukken, en | |
[pagina 124]
| |
met de gewassene zeuge wederkeeren tot het vuile slijk; 't welk voorwaar geen genereuse Hollandsche ziele te rechte kan overdenken, sonder ontsteeken te werden met een brandenden yver, om lijf, goed, en bloed voor de conservatie van de jegenwoordige Regeeringe, en handhavinge van de rechte vryheid op te setten; en alsoo ten minsten aan onse kinderen over te laten dat geluk, en dien voorspoed, die wy, in cas onse ouders hadden konnen uitwerken 't gunt by onse tijd, als boven, soo loffelik in train gebracht is, jegenwoordig al metter daad en in volle Ga naar margenoot+mate zouden genieten; zonder dat iemand sich behoeft te imagineeren, dat het, mits den oorlog tegens den Koning van Spanje, ondoenlik zoude zijn geweest d'avance van de voorschreve voorgaande reductie, tot aflossinge van opgenome penningen, als boven, te employeren, en daar inne tot de volle quijtinge van 't Capitaal, doenmaals tot laste van den Lande geloopen hebbende, te continueren; aangesien het ter contrarie metter daad heeft gebleken, dat gedurende den voorschreven Oosterschen oorlog, in de welke, naar advenant van tijd, meer dan tweemaal soo veel extraordinairis petitien by de Provintie van Holland geconsenteert en voldaan zijn, als sedert | |
[pagina 125]
| |
de voorschreve eerste reductie ooit of ooit in den Spaanschen oorlog is geschied; echter de jongst-gedane reductie, van vijf tot vier ten honderd, door de vigilantie en goede voorsorge van de jegenwoordige Regeerders heeft gecontinueert, en het jaarliksche avance van de selve, sonder eenige intermissie ofte diversie tot aflossinge van Capitalen gebruikt is geworden. Ten anderen, soo dient by die gelegentheitGa naar margenoot+ mede, als een singulier effect van de jegenwoordige vrye Regeeringe aangemerkt, dat door de voorsorge en goede directie van de selve, onlangs te wege gebracht is, dat eèn goed gedeelte van de overtollige en onnutte Land-militie, en voornamentlik van de uitheemsche gehuurde knechten, afgedankt ofte gereduceert is, strekkende tot ontlasting van de Provintie van Holland in het particulier ter somme van by de vijfmaal honderd duizend Car. guldens 's jaars. Welken aangaande, sonderlinge opmerkinge waardig is, dat de voorschreve cassatie en reductie door 't goed beleid van Holland uitgewrocht is, met eenparig contentement en goedvinden van alle de andere Provintien: daar uit dan, by comparatie van 't gepasseerde in den jare 1650, af te nemen is, het geluk van de jegenwoordige tijd, boven die gene, | |
[pagina 126]
| |
die 't swaard van onse eigene Kapitain Generaal in onsen boesem heeft zien drukken, om dat de oprechte Regeerders van Holland, volgens haar recht, en hunnen plicht, maar een gedeelte van de voorschreve als nu gecasseerde en gereduceerde militie, tot ontlastinge van 't Land, en tot een voorbereidinge van de noodige ontlastinge der arme Gemeinte, van haren halse geschoven hadden; zijnde ook jegenwoordig noch daarenboven, t'onsen goede, vast gesteld, dat het voorschreve profijt van de meer-geroerde gedane cassatie en reductie, als mede nevens d'avance van de gedane reductie der renten en interessen, tot aflossinge van de verschrikkelike last die de ambitie van onse Kapitain Generaal ons op de rugge gesteld heeft, geëmployeert sal werden: waar door dan het voorschreve opgelichte Capitaal veel eerder, en op de notabelste comptoiren omtrent geheele ses jaren vroeger, tot den laatsten penning toe, afgelost en gequeten sal zijn; sulks dat ten dien reguarde nu al omtrent een geheel vijfde part van de tijd, tot de voorschreve totale ontlastinge vereischt, omgekomen is; behalven dat ook een gedeelte van de boven-gementioneerde honderd en veertig millioenen al over | |
[pagina 127]
| |
vele jaren op Lijf-renten zijn genegotieert, die ook dien-volgende al dageliks verminderen, en ontwijffelik binnen korte jaren in 't geheel afgesturven zullen zijn; sulks dat wy het land van belofte al merkelik beginnen te naderen; en in gevalle wy door onse ondankbaarheid en murmureren tegen God de Heere, en over onsen Moses, ons niet wederom komen te werpen in de slavernye van Egipten, de overige reyse door de woestijne haast zullen volbracht hebben. Ten derden, is mede als een sonderlingGa naar margenoot+ effect van de jegenwoordige vrye Regeeringe aan te merken, dat alhoewel voor desen by sommige geoordeelt, immers by velen gesustineert is, dat het onmogelik zoude wesen, sonder Stadhouders ofte Gouverneurs van de Provintien, te beslissen en ter neder te leg gen de geschillen en questien, die by Provintien tegens Provintien, Quartieren tegens Quartieren, Steden tegens Steden, en Regenten in de Steden onderlinge tegens den anderen, onfeilbaarlik van tijd tot tijd staan gemoveert te worden, en dat mits dien den Staat, by defect van zoodanige Stadhouders en Gouverneurs, eer lange, in sware dissentien, en inlandsche oorlogen, ja metter tijd in de uiterste ruine, zoude moeten vervallen; echter nochtans de experientie geleerd heeft, dat, ter contrarie, alle | |
[pagina 128]
| |
questien en geschillen, die meest door aanhitsinge van de begeerige na de slavernye, sedert het af-sterven van den jongst-overleden Prince van Oranje, allenthalve in grooten geta'e zijn opgeborsten, met veel beter ordre en effect als voor henen geassopieert en ter nedergeleit zijn; ja, 't gene verwonderens-waardig is, dat meest alle de voorschreve questien en geschillen, door de authoriteit en 't goed beleid van de wettige Regeeringe zoodanig zijn geassopieert, dat t'elkens beide de verschillende partyen daar inne gevonden hebben haar contentement en satisfactie; daar men in tegendeel voor desen gesien heeft, dat den Stadhouder zoodanige geschillen dikmaals verwekt, immers gefoveert heeft, om zijn interest en zijn rekening daar door te vinden; en dat hy eindlik noch die gene van de verschillende deelen, die 't meeste gelijk hadden, door 't swaard heeft doen buigen en cederen, om dat hy doorgaans by die gene, die minst op de gerechtigheit pasten, en sulks ook weinig conscientie maakten, om t'zijnen gevalle 's Lands recht en welvaren te verkorten, en te vernadeelen, best wiste tot zijn wille te geraken; zijnde de maxime van alle Grooten, divide & impera, deild en maakt scheuringe, soo sult gy regeeren; want voor die Grooten is 't introubel | |
[pagina 129]
| |
water goed vissen. Indien ooit eenig Gouverneur ofte Stadhouder met zijne adherenten, sich zoodanig geledeert gevonden hadde, als was de Provintie van Holland in den jare 1650, en indien de selve Stadhouder met de sijne, soo wel in hun vermogen gehad hadden, om haar daar over te wreken, als gehad hebben de Heeren Staten van Holland in 't selve jaar, naar 't overlijden van de voorschreve jongst-afgestorvene Prince van Oranje; wie zoude daar aan konnen twijffelen, of de wraak-lust zoude den gantschen Staat hebben doen beven, en veel Christen bloeds aan die passie opofferen; maar nademaal by de Regeerders van een vrye Republijk meerder beoogt en naargejaagt wort het gemeene beste, als de vóldoeninge van eenige menschelike kittelende passien, en dat het gemeene beste door de uitvoeringe van die wrake, of wel liever rechtvaardige straffe, notoirlik schipbreuke zoude hebben geleden; soo is de voorschreve openstaande actie zeer wijselik en voorsichtelik, door een generale amnestie, t'eenemaal gemortificeert, en sulks ook daar door die groote breuke, die geschapen was den gantschen Staat langen tijd in swaren allarm te houden, van stonden aan geheelt geworden. De notabelste dissentie en scheuringe, | |
[pagina 130]
| |
by menschen geheugenisse in dese Vereenigde Nederlanden voorgevallen, is geweest de droevige divisie van de Provintie van Overyssel, in twee considerable partyen, omtrent den beginne van den jare 1654 geschied, die zoodanig is geweest, dat beyde de verschillende deelen haar hebben gedragen als Staten, en sulks als de wettige Souveraine Overigheid van de selve Provintie; datse den anderen in die qualiteit hebben beoorlogt, in sulker voegen, dat de stad van Hasseld by de eene partye, naar eene formeele belegeringe, ingenomen is: in de voorschreve dissentie hadde sich, volgens de voorverhaalde maxime der Grooten, gemengt den Heere Stadhouder van Vriesland, was hy by het eene deel tot Stadhouder, Gouverneur, en Kapitain Generaal van Over-yssel aangenomen, waar door de voorschreve dissentie en scheuringe tot de voor-geroerde extremiteiten is uitgebersten, en den tijd van tusschen de drie en vier jaren lange geduurt heeft: maar eindlik die Heeren bemerkende, dat zy een twist-verwecker tot een scheidsman ingehaalt hadden, en dat hare questien daar door oneindelik waren vermenigvuldigt, ja dat het quaad als ongeneeslik geworden was, hebben sy haar, door tusschen-spreken van den Heere | |
[pagina 131]
| |
Raad-Pensionaires van Holland, laten bewegen, om alle hare differenten te verblijven aan de uitsprake en decisie van twee Heeren, by de Staten van de selve Provintie daar toe te committeren; welken volgende by haar Ed. Gr. Mog. daar toe geauthoriseert wesende den Heere van Polsbroek, Borgermeester der stad Amstelredam, en de voorschreve Heere Raad-Pensionaires, hebben die beyde Heeren de voorschreve verschillende deelen van de welgemelde Provintie van Over-yssel, op meest alle hare differentiale pointen, in der minne veraccordeert; en voorts by haar alle noodige reglementen, ordres, instructien, en eeden, op 't stuk van de Regeeringe der selver Provintie beraamt en op 't papier gebracht zijnde, is op den 20 Augusti des jaars 1657, over alle de voorschreve differenten, op den name van de Heeren Staten van Holland en West- Vriesland gepronuncieert, en onder 't groote Zegel van haar Ed. Gr. Mog. uitgegeven eene solemnele uitsprake en decisie op alles, met insertie van de voorschreve Reglementen, ordres, instructien, en eeden, tot voorkominge van diergelike inconvenienten voor het toekomende; en dat met die voorsichtigheid en rechtmatigheid, dat beide de voorschreve dissentierende deelen daar mede | |
[pagina 132]
| |
genomen hebben contentement en satisfactie; in der voegen, dat daar op aanstonds de voorschreve gescheurde Regeeringe geconsolideert, de vereischte ruste en vrede in de voorschreve Provintie wederom hersteld, en tot desen huidigen dage toe gecontinueert is. In de Provintie van Groeningen en Ommelanden is eerst in den beginne van het jaar 1655, en naderhand noch in 't einde van den jare 1656, mede een zeer notable dissentie ontstaan geweest, zoodanig dat het lichaam van de voorschreve Ommelanden, en sulks de halve Provintie in sich selven gescheurt zijnde, alle regeeringe en administratie van Iustitie aldaar heeft stille gestaan; in welke occasie notabelik heeft gebleken, of zoodanige dissentien best door Stadhouders en Gouverneurs, of wel door de authoriteit en het beleit van de Regeerders konnen geassopieert werden; zijnde sulks, dat haar Ho. Mog. van de voorschreve geschillen kennisse bekomen hebbende, soo d'eene als d'andere reise, aanstonds den Heere Stadhouder van de meer-gemelde Provintie versocht hebben, om sich in persoon ten spoedigsten derwaarts te vervoegen, en de voor-geroerde opgeresen oneenigheden, was 't doenlik, ter neder te leggen; doch d'experientie | |
[pagina 133]
| |
heeft geleert, dat sulks maar olie in het vuur is geweest, soo verre dat de voorschreve Stadhouder beide de reisen genoodsaakt is geworden, aan haar Ho. Mog. te rescriberen, dat hy die sake voor hem ondoenlik vond, met versoek, dat het haar Ho. Mog. gelieven mochte ten dien fine Gedeputeerden uit den haren derwaarts te zenden, 't welk soo d'eene als d'andere reise geschied zijnde, de voorschreve opgerezene onlusten, door intercessie van de gemelde Gedeputeerden, t'elkens, tot contentement van beide de dissentierende deelen, geassopieert, en de regeeringe der voorschreve Ommelanden met bondige reglementen, op den name en onder 't zegel van haar Ho. Mog. met believen van die van de voorschreve Ommelanden selve, bepaalt en vast gestelt is. Het zoude te lang en ook verdrietig vallen, alhier omstandeliken te verhalen, hoe voorsichtiglik en ook gelukkelik, door de goede directie van de Heeren Staten van Holland, ofte van hare geauthoriseerden, alle opgekomen commotien, in de Steden van de selve Provintie, mitsgaders ook alle geschillen, soo tusschen de selve Steden jegens den anderen, als tusschen de Regenten van een en de selve Stad onderlinge ontstaan, t'elkens geblust, en ter neder geleid zijn; ja dat selfs oude | |
[pagina 134]
| |
questien, sedert de voorledene troublen af, tusschen eenige leden met hevigheid gedreven, en die ten tijde van de Stadhouders nooit geassopieert hebben konnen werden, door minnelik accoord, ofte door uitsprake, op den name van haar Ed. Gr. Mog. tot genoege van de geinteresseerde partyen afgedaan, en uit de wege geleit zijn: welken aangaande de exempelen, ten aansien van de commotien voor desen, en nu onlangs respectivelik binnen Dordrecht, Enkhuisen, en Medenblik voorgevallen, mitsgaders de nederleggingen van de geschillen tusschen de Regeerders van Gornichem en Schoonhoven onderlinge, over 't bestellen van de Magistrature in den haren, en van die van Rotterdam en den Briele, tegens den anderen opgeresen, over het belootsen van de Mase en 't Goereesche Gat, als mede van oude questien over 't bekleden van de Generaliteits Collegien, tusschen de leden van West-vriesland en het Noorder-quartier, boven memorie van menschen getrotteert hebbende, seer notabele getuigenissen geven; ja zoude alhier ook konnen werden aangewesen, dat de beginselen van eenige der voorschreve commotien en dissentien, al by den jongst-overleden Stadhouder gelegt, en van de vordere by zijne overgeblevene creaturen verwekt, en gefoveert zijn: soo dat ook alle | |
[pagina 135]
| |
die gene, die ruste en vrede lief hebben, en alle opkomende discrepantien liever door wijs en sacht beleid geassopieert, immers naar de reden getermineert, als naar passie gevoed en vermeerdert, of met het swaard gedirimeert sien, haar wel sorgvuldiglik voor het verkiesen van een Stadhouder, ofte nieuwe twist-verwecker, hebben te wachten. Maar deGa naar margenoot+ principaalste en meest te estimeeren vrucht, van de jegenwoordige onbedwongen Regeeringe is, dat alsnu, naar het ware interest van Holland, al 't gene uit de inkomsten van den Lande ordinairis en extraordinairis, boven de betalinge van de renten en interessen, mitsgaders de resterende geaffecteerde Compagnien overig is, aangelegt en gebruikt werd, tot vermeerderinge en versterkinge van de macht ter zee, in plaatse dat het voor desen tot onnutte, ja dikmaals ook voor Holland schadelike belegeringen, en andere expeditien te velde, naar de ydele glorie van den Kapitain Generaal, verquist wierde; zijnde sonderlinge remarquabel, dat jegenwoordig de ordinairis navale macht van desen Staat, meer dan drie of viermaal soo redoutabel is, als de selve ooit of ooit, gedurende den oorlog met den Koning van Spanjen, is geweest; en dat, gelijk naar het sluiten van de vrede met den selven Koning, by 't leven van den Prince van | |
[pagina 136]
| |
Oranje, het eerste beleit, als voren gesegt is, daar henen heeft gegaan, om de considerabelste Oorlog-schepen van het Land te verkoopen, alsoo, naar 't overlijden van de selve, eene van de eerste sorgen van de Heeren Staten is geweest, de Collegien ter Admiraliteit in postuur te brengen, om ter zee effort te komen doen. Hebbende de selve Heeren Staten, 't gene ongelooflik schijnt, onder den swaren last van den voor-geroerden oorlog tegens Engeland, binnen den tijd van twee jaren aangebouwt tsestig nieuwe Capitale Oorlog-schepen, van zoodanige groote en geweld, als nooit voor henen in dienst van desen Staat waren gebruikt geweest; gelijk dan ook nu in die goede voorsorge, soo met het aanbouwen van meer andere schepen, 't inkoopen van kanon, 't bouwen van uitmuntende magasijnen, tot berginge en bewaringe van alderhande scheeps-behoeften, 't maken van publijke lijnbanen, en diergelike, als met het versorgen van al 't gene tot equipaadje en uitrustinge van schepen, en generalik tot versterkinge van de navale macht van 't Land noodig is, van tijd tot tijd naarstelik is gecontinueert; en dat is notoirlik het eenige middel, waar door, onder den zegen van God almachtig, desen Staat van tijd tot tijd in visserye, | |
[pagina 137]
| |
commercie en navigatie, met een ongelofelike toeloop van menschen uit alle Landen oneindelik zal toenemen; gelijk dan ook de heerlike effecten van dien voor dezen zijn gebleken, en noch dageliks met vreuchden bespeurt werden; want wie kan ignoreren, dat het ontzach van de voorsz. macht alleen, naest Godt, deremedie geweest is, om de voorgeroerde ondraeghlijke pijrateryen der Françoysen in de Middellandse Zee te doen ophouden; dat daar door de Regeringe in postuur gebracht is, om te konnen en te mogen resolveren, tot het aantasten en vermeesteren ofte vernielen van de Instrumenten, ja zelfs van 's Koninks oorlog-schepen, die tot de voorsz. pijrateryen gebruikt wierden, ofte ook voor date van dien daar toe geemployeert waren geweest; dat zo wanneer dien volgende in den jare 1657, twe van de voorsz. Koninks-schepen door den Vice-Admiraal de Ruiter op de voornoemde Middellandsche Zee genomen zijnde, zijne Majesteit alle Nederlandsche schepen en effecten door zijne onderhoorige Rijken hadde doen saiseren, den Staat daar door, onder Godes zegen, uit die ongelegentheid promptelik en reputatieuslik is gereddet geworden: dat zonder het aanzien en 't ontzach | |
[pagina 138]
| |
van de zelve navale macht, het na alle menschelike apparentie, onmogelik zoude zijn geweest, den Staat met eenige reputatie, en zonder noch veel meer ongemakken te gevoelen, uit de voorgementioneerde Oostersche oorlogen te redden; en eindlik dat daar door de commercien en navigatien dezer Landen, niet tegenstaande alle de voorgeroerde zware ongemakken, noch in redeliken stand zijn gehouden, en tegenwoordig weêr hand over hand beginnen toe te nemen; zulks dat voorwaar onverdraaglik is, de botticheid of malitie van die menschen, die haar over den tegenwoordigen toestand van zaken derven beklagen, en de voorgaande tijden gelukkiger estimeren als deze; indien die domme ofte boos-aardige luyden de boven-verhaalde heerlike effecten van de tegenwoordige vrye regeringe niet en konnen ofte willen begrijpen, immers behoorden zy tot hare overtuyginge te laten strekken, het zichtbare welvaren van de Steden in Holland, en van de Inwoonders der zelven; wat zouden zy konnen antwoorden als men haar quame af te vragen, of niet een blijkelik teken van welvaren is, dat de considerabelste en grootste Koopstad van de Provintie, te weten, Amstel- | |
[pagina 139]
| |
redam, noch met geheele twee darde-parten vergroot en uitgezet werd, en dat men niet eens kan bemerken dat binnen de zelve Stad de huizen ofte erven daar door in prijs komen te verminderen; ja dat het aan timmeren van huizen aldaar zodanig toeneemt, dat den impost op de grove waren over die stadt alleen, in de jongste verpachtinge ontrent de dartigh duyzend Karolus guldens meerder heeft gerendeert als in de voorgaande, niet tegenstaande den zelven impost ook doenmaals en in de vorige verlopene jaren al hand over hand geklommen hadde: dat men van Leyden bynaar het zelve kan affirmeren, ook van Dordrecht en andere Steden naar advenand: dat den rijkdom en de weelde by veele binnen de muuren niet en kan gehouden werden, maar dat de zelve, boven en behalven de kostelike, en cierlike gebouwen, aan karossen, paarden en andere teekenen van overvloed, aan alle kanten is uitstrekkende: datter zeer weinige in de Steden van de voorsz. Provintie gevonden werden, die niet jaarliks opleggen en haar kapitaal vermeerderen; ja dat de voorsz. klagers en murmurerende menschen ieder hun eigen boek opslaan, ik verzekere my dat zy meest alle, indien zy maar geen losse lichtmissen, en onacht- | |
[pagina 140]
| |
zame debaucheanten zijn, bevinden zullen dat haar kapitaal van jaar tot jaar, 't eene door 't andere gereekent, geaccresceert is: dewijle dan albereits zoo heerlike vruchten van de tegenwoordige vrye Regeeringe genoten werden, niet tegenstaande de voorgeroerde zware toevallen, en dat wy noch maar zijn in de winter-tijd van deze gelukkige veranderinge, in de welke een gedeelte van het zaad noch onder de aarde verborgen leid, en het ander gedeelte noch eerst geprepareert word, om tegens den voortijd mede in de aarde gesmeten te worden, wie kan niet lichtelik begrijpen, hoe heerlik, en gelukkig zal zijn de aankomende lente en zomer, maar voor al den Oest die noch te verwachten staat, en daar van hier boven breder is gesproken, te weten die tijd, dat de meer-geroerde afgrijselike belastinge van honderd en veertigh millioenen, t'eenemaal afgedaan, en zulks ook de belastingen op de consumptien, commercien en vaste goederen, met zeven millioenen verminderd zullen werden, zonder dat de Casse van 't Land daar door eene stuyver zal komen te missen: en indien wy noch tegenwoordig onder zo ondraaglike belastingen, met zo veel zware toevallen, onze Steden en Ingezetenen in voegen als bo- | |
[pagina 141]
| |
ven onder een vrye Regeringe zien vermeerderen, wie zal niet lichtelik begrijpen, dat wy, by continuatie van de zelve Regeringe in de voorsz. volgende tijden, onder Godes genade, het gelukkigste en machtigste Land zullen wezen dat op den aardbodem kan gevonden werden; enGa naar margenoot+ dat wy derhalven verobligeert zijn, niet alleen Godt Almachtig vieriglik te bidden, dat hy ons in dien stant gelieve te conserveren, maar ook des noods zijnde, ons goed, bloed en leven gaarne en met vreuchde daar by op te zetten; op dat ten minsten onze kinderen mogen genieten dat volkomen geluk en dien completen zeegen naar deze weereld, die haar, buiten Godes extraordinaire plagen, notoirlik niet kan missen, indien wy door 't verval tot een Stadhouder, Gouverneur, ofte Kapitein Generaal niet weder om verre smijten, de voorsz. heerlike fondamenten die by de tegenwoordige vrye Regeringe albereids zo voorzichtelik zijn geleid, en die buiten zodanig verval, veel lichter by continuatie staande gehouden, ja ook van tijd tot tijd verbetert zullen konnen werden, daar toe Godt Almachtig zijnen genadigen zeegen gelieve te verleenen, gelijk hy die ook gewisselik daar toe verleenen zal, indien wy ons door ondankbaarheid, mur- | |
[pagina 142]
| |
mureren en lasteren, de zelve niet onweerdig en maken. |
|