Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– AuteursrechtvrijCap. XXXI.
| |
[pagina 143]
| |
nen de beurse eerst toekrimpen, en daar na voor alle buiten-landse onnoodige onkosten toesluiten, om de zee noch meer en meer te konnen veilen, en des te eerder de Imposten, die doch in der langte niet zullen konnen werden gedragen, af te schaffen: wy zien immers dageliks, hoe dat alle poorters-neringen uit inzicht van wat meer vryheids en minder imposten, zich meer en meer op die anderssins ongemakklike platte Landen en Dorpen neder zetten, waar tegen gansch geen raad is die deugd, als met haar in de Steden met meer vryheid en min imposten te trekken: want indien men die met geweld daar belet, zullen die werden getransporteerd in de naast-gelege Provintien ofte verdere Landen. Maar de contrarie weg van eigen defentie en weynige imposten inslaande, gelijk alle de Republiken van Italien, Switserland, Ragousa en Duitsland gedaan hebben; zo zullen wy door onze goede naturelike situatie aan zee en rivieren konnen bestaan al zo lang en met al zo weinig imposten als zy: daar wy ter contrarie gezien hebben, dat alle die voor dezen zo vermaarde Oosterse en Hansese Republiken genoegzaam alle hare negotie ter zee hebben verloren, door dien zy aan alle andere volkeren willende voorschrijven wat zy in het stuk der zee-vaart en tollen zouden | |
[pagina 144]
| |
hebben te doen, zich daar door inwikkelden in vele oorlogen, als mede door dien zy noch vryheid van Religie, Borgerschap ofte Gildens aan vreemdelingen willende toestaan, dat profijt alleen voor haar, met uitsluitinge aller vreemdelingen begeerden; zo heeft daar op moeten volgen aan de eene zijde een zeer groot belet in de zee-vaart, en in tijde van voorspoed een al te groote gemakkelikheid en traagheid, om met groot gevaar, naarstigheid en kleine winsten de zeevaart te willen continueren; zulks zy door de zuinige, naarstige en stoutzee-varende Hollanders, lichtelik geheel uit der zee zijn gevaren. Ga naar margenoot+En daar wy hier nevens gezien hebben, ofte ten minsten konnen zien in de Historien, Haut facile libertas & Domini miscentur. Item, Monet Claudium, auri vim atque opes Principibus infensas. Tac. Dat noit eenige Republik hare Regering, veel min hare koophandel en negotie ter zee, heeft konnen conserveren, wanneer zy heeft gevolgd de maximen van gedurig te lande gewapend te zijn met bezoldigde krijgs-knechten, en over de zelve te stellen een Kapitain Generaal ad vitam. Veel min is het mogelik, dat nevens malkanderen bestaan, een rijk, groot, successif Kapitain Generaal en een vrye Re- | |
[pagina 145]
| |
gering van een Land dat purelik op den koophandel en vissery ter zee bestaat. |
|