Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– AuteursrechtvrijCap. XXIII.
| |
[pagina 57]
| |
Oostenrijk, nochte ook daar na. Want deGa naar margenoot+ Keiser Karel in het jaar 1531, zijn' suster Koninginne Maria van Hongaryen de regeering deser Landen met een bygevoegde Raad van Staten aanbevelende, wierd uitdrukkelik in de instructie gesteld: Sullen de Steden laten by hun gebruik om in tijde van nood, en als de saken geen uitstel mogen lijden, hun te water te wapenen, en schepen van oorloge uit te rusten, tot laste van den Lande, om uit de voorschreve middelen betaalt te werden, en tegens alle piraten en andere diergelijke vyanden van't gemeene beste, de selve te resisteren en in handen te krijgen; behoudentlik dat de straffe sal staan ter decisie van de Admiraliteit. En ten tijde des Graven van Leycester is de selve ook gevolgd; en hoewel de instructie voor de Admiraliteit in 't jaar 1597 gemaakt, verbied, dat niemand in zee ter oorloge sal gaan sonder commissie des Admiraal Generaals, en dat tegen dese heilsame fondamenten; soo schijnt nochtans met de vernieuwing der instructie voor den Rade van Staten in 't jaar 1651, dat noodsakelik recht aan den Steden weder gekomen te zijn: nademaal het 23 artikul alle het voorgemelde met volle woorden uitdrukt. Maar echter! indien de selve dat recht quamen te gebruiken, en de onkosten der equipaadje op hare | |
[pagina 58]
| |
consenten te korten, hoe qualik soude dat werden genomen? Daarenboven heeft Holland zoo veel van zijn recht overgegeven, dat de goederen te lande, ofte langs de stroomen inkomende ofte uitgaande, geen convoy-gelden betalen, daar zy in Holland komen ofte uitgaan: maar wel in de andere Provintien ofte uiterste frontieren, sulks de selve der Hollandsche penningen en negotie, voor soo veel, meesters zijn. Ia dat meer is, hoewel die andere Provintien aan de zee gansch niet en is gelegen, soo hebben sy evenwel in alle de Admiraliteiten hare Gecommitteerde Raden, die zeer wel vigileren om alle officien en beneficien daar van dependerende, aan hare gonstelingen te begeven. Alles dat de Hollanders van 't gunt haar in 't geheel toequam, hebben behouden, is, dat de convoy-gelden niet dan tot de beveyling der zee mogen werden gebruikt; en dat van vijf Admiraliteits-collegien, een resideerd in Vriesland te Harlingen; een in Zeeland te Middelburg: en drie in Holland, een te Rotterdam, een t' Amsterdam, en een by beurten te Hoorn ofte te Enkhuisen, in ieder der welken drie Holland ... Gecommitteerden heeft, en noch ... in de twee buitenlandsche Admiralitei- | |
[pagina 59]
| |
ten. Sulks Holland van .... Admiraliteits-Heeren de .... uytleverd: en werd in ieder Collegie met de meeste stemmen geconcludeert. Maar nochtans moeten alle de Admiraliteiten hare commissie en instructie, als mede d'ordre tot de beveiling der zeen, ontfangen van de Staten Generaal; sulks Holland daar over nu niet alleen meester is, het welk dese Provintie zeer nadeelig kan zijn; want niemand hinkt van een ander mans zeer: en als men zijn eigen zelfs, ook konnende, niet genesen mach, sonder vreemde hulp, is men by onwilligheid der selve daar zeer qualik aan. Immers is Holland daar door in veel arger stand als voor desen. Want men leest dat de Provintien van Holland en Zeeland groote schade hebbende geleden van de Oosterlingen in 't jaar 1438 op zee, daar door tegens haar in openbare oorlog quamen, blijvende Hertog Philips van Bourgondien, en de andere Provintien,met de selve Oosterlingen in vrede. De Oosterse steden in 't jaar 1510, in oorlog zijnde tegen den Koning van Denemarken, verboden den Hollanders, Zeelanders en Vriesen op zijn onderhoorige landen te handelen. Die van Holland zich daar na niet gedragende, | |
[pagina 60]
| |
zoo namen de Oosterlingen acht van hare Schepen; en daar over quam Holland alleen in openbaren oorelog tegen de Oosterlingen: het welk zoo verre ging, dat de Oosterlingen 50 Hollandse schepen hebbende genomen gedurende het oorelog, met eenige der zelve quamen in Zeeland en in Vlaanderen. Wel is waar dat zy aldaar by de Hollanders, eigenaars, vervolgd zijnde, door de Admiraliteit wierden als quade prijsen den Hollanders wedergegeven; maar is te gelooven het zelve meer door gunst als door recht geschiede. Sie van dit en het volgende I.F. le Petit Chronique des Païsbas. In 't jaar 1532 gebeurde desen-aangaande ook ietwes aanmerkens-waardig. Die van Lubek met hare bondgenoten t'onvreden zijnde, dat die van Holland, hoewel door ordre des Keisers Karel de V, aan den Koning Christiernus van Denemarken eenige schepen hadden geleverd, om daar mede wederom in zijn land, daar hy uitgedreven was, te komen, en wilden niet een Hollands schip door de Sond laten passeeren, het welk een groote armoede t' Amsterdam en in het Noorder-quartier veroorsaakte, sonder dat van wegen den Keiser ofte de andere Provintien daar | |
[pagina 61]
| |
tegen ietwes gedaan wierd: tot dat in het volgende jaar de Lubekkers een Edams schip op de kusten van Zeeland genomen hebbende, d' Amsterdammers die de laading toequam, te Hoof klachtig vielen; en daar op quam ordre van Brussel, alle de goederen der Lubekkers en Hamborgers, door alle dese Nederlanden aan te slaan: het welk een vrede veroorzaakte, op conditie onder anderen, dat de Hollanders niet en zouden vermogen Koning Christiernus te helpen, nochte te handelen op zijn' havens van Noorwegen, gedurende het oorlog. Maar eer ik een einde make van deGa naar margenoot+ beveilinge der zeen in vrede, moet ik noch seggen dat men, soo als de saken des werelds, nu leggen, in desen met een zeer groot onderscheid moet gaan; want vermits wy het Canaal, Noord- en Beld-zee, met een oneindelik getal weereloose schepen en vissers bevaren, is in alle manieren noodsakelik, dat die zeen in 't geheel van roovers door ons werden gesuiverd, maar vermits de Spaanse en Middellandse zee door weinige en kostelike, als mede weerbare Hollandse schepen werd bevaren, is het eenigsins doenelik de selve door oorlog-schepen te convoyeren, en die negotien, door dat middel, privativelik aan Holland te koppelen. | |
[pagina 62]
| |
Daar wy ter contrarie de Zee-roovers uit der zee drijvende, daar door niet meer voordeels zouden genieten, als de Oosterlingen, Engelsen, Fransen, Spanjaarden en Italianen, die nu door gebrek van Convoy-schepen, dappere en soo groote schade komen te lijden, dat zy met alle hare voordeelen, daar zy anderssins ons in zouden overtreffen, nu nevens ons niet wel negotieren konnen; om dat den meesten Oostersen handel van de consumtie der Oosterse waaren in het Westen dependeerd. Sulks zy genoegsaam in alle hare negotie werden geincommodeert, als men haar den doorn der Turkse zeeroovers in den voet laat. Eindelik is aanmerkens-waardig het gunt de Raad van Staten in hare petitien voor den jare 1642 seggen en aanwijsen, dat aan de beveiling der zeen den gantschen Staat der Geunieerde Provintien hangt; sulks alle de selve sonder die, souden wesen een geraamte, een lighaam sonder ziel, een land sonder inwoonders, &c. |
|