Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
Cap. XXII.
| |
[pagina 53]
| |
niet meer tegen alle reden, over het uitgaan. En wat belangd de weveryen, is zeer verwonderens-waardig, waarom men de inlandsen, 't zy inkoomende 't zy uitgaande over zee en rivieren doorgaande, al zo veel heeft belast als de vremden, ja dat schandelik is de ruwe Engelse lakenen zijn in het inkomen gansch niet bezwaard. Het interest onzer boeren is ook zeer verzuimt;Ga naar margenoot+ want wat goede reden zoude men konnen geven, dat de Hollandse boter uitgaande, de helfte meer is bezwaard als de Vriessche: als mede dat alle vreemd zuivel onbelast mach inkomen, maar dat alle vreemde kaas uitgaande, niet meer als Hollandse is belast. Ook is zeer te beklagen, dat die van Holland zich ooit hebben laten opleggen het last- en veil- als mede opleg-geld van granen. Want als men alle deze belastingen over de Hollandse koopmanschap en hand-werken considereerd, en zijne gedachten laat gaan dat Holland zonder de zelve in geenen deele kan subsisteren; zo en kan ik my over die dwaasheid niet genoeg verwonderen. Voorwaar, het is een altekittelachtige zake, te beleggen eenige banden om de kele, door de welke al het voedsel in het lichaam moet komen; alles moet ons suspect | |
[pagina 54]
| |
zijn, dat maar eenigen schijn heeft van ons het leven te benauwen; voornementlik als men maar een male mach missen, en Raders geen Gelders zijn, Ga naar margenoot+ten zy men zeggen wil, dat de nood alle actien rechtvaardigt, en dat de oorlogen ons deden vrezen, het land en de koopmanschap te gelijk te zullen verliezen. Voorwaar, die van water ofte brand werd benawd, springt wel door het vier, ofte grijpt wel een toegereikt zwaard, met zijne blote handen aan, om zijn leven te salveeren; maar het zijn dwazen, die buiten zodanige nood haar lichaam door yzer en vier laten beschadigen. Ga naar margenoot+Die voor deze zo machtige en vyandige nabuur is (Gode zy lof voor zijne genade) ons beoorlogende, zo verzwakt dat hy wel 18 jaren na een ons die wederzijds alzo heilzaame, als voor hem schandelike en voor ons glorieuze vrede, heeft moeten aanbieden, eer wy die hem hebben willen laaten genieten. En die voor deze zo weereloze Provincien, als Groeningen, Vriesland, OverYssel, Gelderland en Uitrecht, hebben zich altijds tegen uitheemsch geweld konnen beschermen, en hebben nauweliks door onderlinge twist, voor die machtige Keizer Karel de V gebogen: | |
[pagina 55]
| |
zulks daar nu geen schijn is van reden, om te geloven dat de zelve, door Hollands geld met bolwerken, geschut, wapenen en ammonitie-huizen voorzien, zich nu in vollen vrede niet en zouden konnen beschermen tegen een overval hunner veel onsterker naburen met haar eige macht en Ingezetenen. Ter contrarie is waarachtig, dat zy, haar eige macht voelende, zich over der Hollanderen ongemakken ter zee niet en bekommeren, noch daar toe eenen penning contribueren willen. Zulks het meer dan tijd is, dat Holland zijn eigen interest waarneme, met zich aller onkosten in die Provintien te ontlasten, en de zelve te besteden tot zijn eigen defentie zo te lande, als voornamentlik te water; want voorwaar, indien die maxime der andere Provintien, dat de zee zich zelven moet bedropen, waarachtig is; zo moet noodzakelik Holland te gronde gaan, aangezien door de constitutie der negotie ter zee, en der velerley omleggende landen, niet alleen in de Sond en het Canaal, maar ook door de fondamentale regeering van Tunis, Tripoly en Algiers, altijds op zee zal werden gerooft. (zie le voyage du Levant par le Sr. des Hayes.) Want dan zoude daar uit volgen, dat Holland | |
[pagina 56]
| |
altijd zijn eigen, en der andere Provintien ongemakken, alleen moet dragen; en dat zy ter contrarie in vrede zich met Hollands-geld in luyheidt en overdaad behoorden te mesten. |
|