Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– AuteursrechtvrijCap. XIII
| |
[pagina 36]
| |
Ga naar margenoot+zy buiten, ofte zonder publiken Godsdienst, vervallen tot een rouw leven; en willen zy niet blijven, veel min gaan woonen daar hun dat niet toegelaten is. Ten anderen zijn alle die de Gereformeerde Religie belijden, in zoo kleinen getale, dat zy het hondertste gedeelte der menschen op verre na niet zouden konnen maken, ja misschien is de twintigste Europer niet Gereformeerd; en dat meer is, nauweliks zijn de Hollandse ingesetenen voor de helft Gereformeerd. sulks met die contrarie maxime alle die andere menschen buiten gesloten, en de helft der Ingesetenen verjaagd werden zouden. En gelijk aan de eene zijde de Roomsche Religie heeft hare Geestelike hoofden, en de Koning van Spanjen voor desen Hollands Graaf, tot een nabuur, om by tijden van inlandse twist, de Roomsgesinden te helpen; zoo is aan de andere zijde ook waarachtig, dat men met die te vervolgen, de meeste vreemden zoude buiten 't land sluiten, en de meeste dissentierende oude Landsaten, Boeren, Rentiers, en Edelluiden zoude verdrijven, welke wreedheid niet alleen zeer schadelik, maar ook gansch onredelik zoude wesen voor Regeerders en Gereformeerden, die altijds plegen te roemen dat zy voor de vryheid vochten; dat | |
[pagina 37]
| |
verscheide publike Religien in een Land vreedsamig konden werden geoeffend; dat alle waarachtige Religien voordeels genoeg hadden, als zy mochten spreken. Errantis poena sit doceri, en datter geen grooter kenteken van een valsche Religie, immers dat men zich op de waarheid van dien niet derfde verlaten, konde zijn, dan de dissentierende te vervolgen: En dat de menschen door harde middelen van de onderwijsinge afkeerig, en in hare eige Religie halsterrig wierden gemaakt. Persecutio est semen Ecclesiae: de vervolging is altijds het zaad der kerke die vervolgd werd; maar gemeenelik veranderd daar na de soete toon der menschen, om de Religie vervolgd werdende, in kracht en geweld, zoo haast zy meester werden: Bonum est mihi Domine quod humiliasti me, ut discam vias tuas. Het is goed, Heer, dat gy my vernederd hebt, op dat ik uwe wegen leere, is niet waarachtiger in tegen als in voorspoed, Nulla eos premit molestia: Malorum quibus alii homines afficiuntur immunes sunt. Hinc fit ut superbia eos totos possideat, & ceu veste involvantur violenta, &c. Nietwes drukt haar, en zy zijn vry van de ongemakken die andere menschen plagen; sulks zy van hovaardy beseten en van geweld, gelijk als met een kleed omwonden werden. Psal. 73. |
|