Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
Cap. XI
| |
[pagina 31]
| |
te rust en goede situatie, wel meest genegen zouden zijn geweest, zich in Engeland te transporteren, zoo moesten zy blijven buiten een Land daar noch stads excijsen, noch lands imposten zijn, maar wel schattingen en gemelde groote beswaringen der in- en uitgaande waaren. In alle welke lasten der vreemdelingen kinderen en kinds kinderen, volgens lands wetten, omtrent twee maal meer als naturele Engelanders moeten dragen; ja in dit subsidien ofte omslagen des Parlaments, duuren die dubbelde lasten in der eeuwigheid. En daarenboven werden de vremden gesloten buiten alle Gildens en Hallen der Manufacturen, sulks niemand aldaar de vryheid heeft voor gesel ofte baas te werken, dan in ietwes dat aldaar den Engelsen onbekend is. En meest alle dese beletselen waren ook in de Oostersesteden. Ia in Engeland zoo wel als in de Oosterse steden is verboden, waaren ter sleet te verkoopen. Hier by quam noch in de selfde tijden, dat de Koning van Spanjen de beveiling der zee in 't geheel abandonnerende, de Vissery en noch overige koopmanschap der Vlaamse steden, die zy over zee plegen te doen, in 't geheel ook moest ophouden. Sulks de Vissery in 't | |
[pagina 32]
| |
geheel verviel tot Holland: maar de Manufacturen wierden aldus verdeeld, na Engeland een derdedeel by der gis, der Saay, Damast, Koussen, &c. handelers en wevers; vermits die neering daar onbekend was. Een ander groot gedeelte der zelve quam te Leiden; en de lindewaat-handelers meest te Haarlem Ga naar margenoot+woonen. Maar noch een groot gedeelte der handelers in manufacturen bleef in Vlaanderen en Braband: want vermits die koopmanschap t'allen tijden naar Vrankrijk en Duitsland met karren ten deele plegen gevoerd te werden; zoo was het onmogelik, haar dat zelve te beletten. Ten anderen, vermits men in Vlaanderen en Braband, voornementlik op de dorpen daar de meeste manufacturen wierden gemaakt, zeer weinige, en in Holland zeer vele imposten gaf, zoo zouden zy hebben konnen de onkosten dragen, van die goederen te lande te vervoeren na eenige Franse zee-haven: waar van daan de zelve door de geheele wereld konden werden vervoerd; en dienvolgende zoo is men hier te Lande wel beraden geweest, de vyandelike manufacturen hier toe te laten, mits de zelve wegens licenten een weinig min beswarende, als met dien omweg. En dus | |
[pagina 33]
| |
hebben die Manufacturen der vremde landen door die vryheid van imposten en hallen, op de dorpen zeer gebloeit, konnende nevens ofte met meer profijts als de onsen gemaakt en verkoft werden, tot omtrent den jare 1634, als wanneer door de Franse en Duitse oorlogen en winterquartieren, alle de welvarénste dorpen van Vlaanderen, Braband en landen van Overmase zijn geplonderd, en de kooprijkste Steden in 't versenden der. goederen zijn belet geworden; sulks de Hollandse steden des te meer met inwoonders vervuld, en hare Manufacturen verkoft zijn geworden. |
|