Interest van Holland, ofte gronden van Hollands-Welvaren
(1662)–Pieter de la Court– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+alleen de negotie, en die twee de handwerken veroorzaken; maar dat de vissery hier veel meer bloeid om dat hier negotie en handtwerken zijn, door de welke de vis en olie kan werden vervoert en geconsumeerd ofte gesleeten. Als mede dat de negotie meer als voor de helft zoude weezen vernietigd, indien men daar af naame de negotie in vis en allerley andere waren omtrent de welke hier werd gearbeid; behalven dat by gevolge de binnenlandse consumtien van allerley uitheemse waren ook meer als voor de helft vermindert zouden wezen. En zoo is ook waarachtig, dat noodzakelik alderley handwerken, meer als voor de helft zouden verminderen, indien niet geheel vernietigt werden, zoo haast als men dit land zoude berooven van de visseryen en negotie in waaren die buiten deeze Provintien werden gesleeten. Eindelik is ook klaar dat de landluiden nu genoegzaam alle hare vruchten, suivel, vee, brand, &c. binnens lands slijtende, een groot voordeel hebben boven andere boeren, die alles buiten 's lands moeten vertieren: zulks dit groot getal menschen, onboeren, mijns bedunkens, de eenigste oorzaak is dat die in Holland zoo grouwelik belaste landluiden noch konnen subsisteren. En hoe merkelik dat alle Regenten, of | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||
die in eenigen dienst van haar dependeeren, door die groote meenigte menschen werden gebeneficieerd, is, om zijn klaarheid, onnoodig gezegt. Doen hier weinig menschen woonden, noch geen hondert jaaren geleeden, waren de uitstekenste bedieningen van Burgermeester en Scheepen, zelf in de principaalste Steeden, groote lasten, die men op groote boeten moest op zich laaden; nu is het een groot beneficie daar stee-bode, jaa veerschippersknecht te zijn, en daar van alleen met een huisgezin te moeten leeven. Wijders geneegen zijnde een overslagGa naar margenoot+ te maken van het getal der menschen in Holland, fixum domicilium, haar vaste woonplaats hebbende, ofte te huize hoorende; en zoo veel my doenlik is met eenen ook na te reekenen, met wat proportie voorzeide menschen, door onze gemelde middelen van subsistentie hier werden gevoed: zoo zal ik aan de eene zijde considereren, dat Sir Walter Raleig willende den Koning Jacob van Engeland beweegen tot voortzetting der visseryen, Manufacturen en negotiatie ter zee, waarschijnelik de voordeelen der zelve op het breedste zal hebben uitgemeeten, en het getal der menschen daar | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||
door leevende, wat booven de waarheid vergroot. En aan de andere zijde zal ik considereren dat in den jaare 1622, ingewilligd zijnde het hoofdgeld over alle Inwoonders geen uitgezonderd, als gevangenen, landloopers, en die aan de andere zijde van de linie waren gereist, als mede alle Forenses, de zelve nochtans in het geheel over Zuidholland, niet meer wierden bevonden als 481934. Hoewel de instructie, voor de Commissarissen ten zelven einde, zeer scherp ingesteld was, om alle fraude en bedrog voor te koomen. Doch op dat men moge gissen of in het aangeven van dit getal oprechtelik gegaan zy, zal ik het zelve in het particulier uitdrukken, gelijk het ter Reekenkamer is geregistreerd.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||
Maar vermits ik meen klarelik te konnen werden gezien, dat in dit aangeven uitneemend groot bedrog is omgegaan; en dat deeze landen sedert dien tijd merkelik in Inwoonders zijn toegenomen; zoo zal ik gissen dat hier in het geheel zonder iemand ter wereld uit te zonderen, te Huize hooren het getal van 2400000 menschen. En dat zy leeven als volgd, namentlik
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||
En hoewel deze gissing, 't zy wegens die menichte der Inwoonders, 't zy wegens de onderlinge proportie der levens-middelen, zeer row en onzeker is, zo meen ik nochtans zeer klaar te wezen, dat niet het achtste gedeelte der Inwoonderen van Holland, haren nooddruft zouden konnen vinden in haar eigen boezem, als het overschot der getrokke vruchten zoude moeten uitleveren alle andere behoeftigheden; zulks Homo homini Deus in statu Politico, d'een mensch den anderen onder een goede Regeringe, een God zijnde, het voor dit Land een onuitsprekelick grote zegen is, dat hier zo veel menschen door eerlike middelen werden gevoed, en voornementlik dat het welvaren aller Ingezetenen (ledich-gaande Edelluiden en zoldaten uitgezondert) van de minste tot de meeste, zo naw aan een is verbonden: en boven alle, dat niemand | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||
warelik aan's lands welvaren meer is gelegen, als den Regeerders dezer Aristokrative regeringe. Want vissers, boeren, koop- en handwerks-luiden hare goederen en konsten, lichtelik in andere landen zouden konnen overdragen, om daar wederom vissers, boeren, koop- en handwerks-luiden te werden. Maar den bezitters van onroerende goederen is dat by 's lands qualik-varen niet doenlik, en genomen dat, de on, tot roerende goederen gemaakt zijnde, zy zich in andere landen metter woon begaven, zo zouden zy daar geen levens-middelen vinden; en noch veel min zouden zy, in vremde landen tot de regering werden gebruikt, ofte eenig officie en beneficie daar van dependerende, verkrijgen. Ga naar margenoot+Nochtans zoude deze loffelike harmonie, en overeenstemming konnen werden gebroken, tot ruine van alle Ingezetenen, geen uitgezonderd, dan hovelingen en soldaten, met een eenige misslag; namentlik met te kiezen een Opperhoofd, want vermits de Heeren, hovelingen, edelluiden en soldaten noodwendig op de arbeidende Ingezetenen azen, zouden zy alle hare macht gebruiken tot eigen voordeel en tot nadeel van't gemeen; en op dat zy door de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||
groote machtige Steden daar in niet zouden werden gesteuit; zouden zy kennelik alle Steden klein, en de Ingezetenen arm maken, om zich zonder tegenspreken te konnen doen gehoorzamen. Zulks men hier te recht altijds God behoorde te bidden, à furore Monarcharum libera nos Domine, ô God bewaar doch Holland voor een Hoofd. |
|