richt, hoe goed hij mikt,
en als boter een gat boort in de schepen der beulen.
Op het vilten hoedeken draagt hij de zilveren halvemaan met het opschrift: Liever den Turc als den Paus.
De matrozen die hem, vlug als eene kat, met een referein op de lippen, op hunne
boot zien springen, ondervroegen hem nieuwsgieriglijk:
- Hoe komt het, manneken, dat gij er nog zoo jeugdig uitziet, want men zegt dat
het reeds lang geleden is dat gij te Damme ter wereld kwaamt?
- Ik ben geen lichaam, maar een geest, zeide hij, en Nele, mijne vriendinne,
gelijkt op mij. Geest van Vlaanderen, Liefde van Vlaanderen, zullen wij beiden
nooit sterven.
- Maar, zeiden zij, als men U snijdt, bloedt gij toch?
- Schijn bedriegt, antwoordde Uilenspiegel, het is wijn, maar geen bloed.
En de geborduurde banieren uit de processiën der Roomschen wapperden aan de
masten der schepen. En gekleed in panne, in brocaat, in zijde, in goud- en
zilverlaken, met mijter en staf, den wijn der monniken drinkend, hielden de
Geuzen de wacht op hunne schepen.
En 't was een vreemdsoortig schouwspel, uit de mouwen der rijke kleederen, die
ruwe handen te zien steken, dewelke bogen of bussen, hellebaarden of pieken
droegen, en alle die mannen met stuursche tronie, met flikkerende pistolen en
kruismessen in den gordelriem, uit gouden kelken den wijn der abten te zien
drinken, dewelke nu de wijn der vrijheid geworden was.
En zij zongen en riepen: ‘Vive le Geus!’ en dobberden aldus op den Oceaan en de
Schelde.