Nele langde heur toen de spade, op dewelke Katelijne drij kruisteekenen maakte,
vervolgens teekende zij op de bevrozen sneeuw de beeltenis van eene doodkist,
alsmede drij kruisen, één naar het Oosten, één naar het Westen en één naar het
Noorden, en zij sprak: Drij, dat is Mars omtrent Saturnus en drij is ontdekking
onder Venus, de heldere sterre. En vervolgens trok zij rondom de doodkist een
grooten cirkel, zeggende:
- Ga heen, booze duivel die de lijken bewaart.
Vervolgens nederknielend en biddend:
- Duivel Hilbert, mijn vriend, zeide zij, Hans, mijn heer en meester, beveelt mij
hier uwe hand te komen afsnijden: ik ben hem gehoorzaamheid verschuldigd: doe
mij niet treffen door het aardsche vuur, omdat ik uwe edele grafstee kom storen:
en vergeef het mij in name van God en zijne heiligen.
Toen kapte zij in het ijs, naarvolgens het figuur van de doodkist; zij maakte de
natte graszode bloot, vervolgens het zand, en de heer baljuw, zijne officieren,
Nele en Katelijne zagen het lijk van een jongen man dat wit was als kalk, ter
wille van het zand. Hij was gekleed met een grijs lakensch wambuis, en een
eender opperste kleed; zijn zweerd lag naast zijne zijde. Aan zijnen gordel had
hij eene maliënbeurs en een breede dolk stak nog in zijn lichaam onder zijn
hart; en er was bloed op het laken van het wambuis; en dat bloed was geloopen
onder den rug. En de man was nog jong.
Katelijne sneed zijne hand af en stak ze in heure gordeltasch. En de baljuw liet
heur begaan, beval heur vervolgens het lijk te ontdoen van alle kleederen en
kenteekenen. Katelijne vroeg of Hans zulks had geheeten en de baljuw antwoordde
dat hij slechts handelde op zijne bevelen; toen dede Katelijne alles wat hij
wilde.
Als het lijk uitgekleed was, zag men dat het niet rot was, maar droog gelijk
hout: en de baljuw en de officieren van de gemeente deden het bedekken met zand,
en de serjanten droegen de kleederen en de wapenen mede.